Organisatie | Amstelveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels re-integratie participatiewet gemeente Amstelveen. |
Citeertitel | Beleidsregels re-integratie participatiewet gemeente Amstelveen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen van 23 juni 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-2016 | 01-01-2016 | 01-10-2017 | Nieuwe regeling | 02-02-2016 | Z-2016/002588 |
hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
proefplaatsing: onderdeel van een re-integratietraject met het oog op het tot stand komen van een dienstverband, hieronder begrepen het bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten, als bedoeld in artikel 10d, derde lid van de wet, met het ook op een reële vaststelling van de loonwaarde;
Artikel 2. Re-integratietraject/Plan van aanpak.
Het college zal bij het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling zoveel mogelijk individueel maatwerk betrachten. In samenspraak met de belanghebbende wordt de inhoud van het re-integratietraject bepaald met als doel de kortste weg naar betaald werk te realiseren en uitstroom uit de uitkering te bewerkstellingen.
Hoofdstuk 2. Ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
Artikel 4. Werkstage/Werkervaringsplaats binnen een traject.
Het college kan bij een werkstage/werkervaringsplaats aanvullende dienstverlening toekennen gericht op ondersteuning van werkgever dan wel de uitkeringsgerechtigde, voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht voor een succesvol traject gericht op duurzame arbeidsinschakeling.
Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een proefplaatsing voor de duur van 2 maanden aanbieden als onderdeel van een re-integratietraject. Verlenging van de proefplaatsing met twee maal 2 maanden is mogelijk indien naar het oordeel van het college de verlenging de duurzame uitstroom naar werk bevordert.
Het college kan aan personen, die naar de verwachting van het college tot de doel- groep zoals omschreven in artikel 10 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Amstelveen 2015 behoren, een Praktijkervaringsplek bieden waarbij onder begeleiding onbetaald aangepast werk wordt verricht om arbeidsvaardigheden op te doen of te behouden.
Als het college op basis van de uitgevoerde werkzaamheden op de Praktijkervaringsplek inschat dat een persoon in aanmerking komt voor een betaald dienstverband in het kader van de voorziening Beschut Werk zoals bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet, kan het college deze persoon voordragen bij het Uitvoeringsinstituut Werk- nemersverzekeringen voor indicering voor de voorziening Beschut Werk. Na verkregen indicatie biedt het college de betrokken persoon een dienstverband aan.
Artikel 11. Vergoeding reiskosten en overige onkosten.
De vergoeding voor onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk van de uitkeringsgerechtigde kan worden geweigerd, als de belanghebbende geen mededeling heeft gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening daarvan, of als hij de aan het re- integratietraject of tegenprestatie en aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt.
Artikel 13. Scholing alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar.
Indien op grond van artikel 9a, vijfde lid en sub a van de wet de ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling van rechtswege wordt opgeschort, mag een door belanghebbende gestarte opleiding worden afgemaakt, mits deze binnen 12 maanden na opschorting kan worden afgerond. Hiervoor verleent het college op individuele basis een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling.
Artikel 13a. Aantonen vaardigheden Nederlandse taal met document als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdeel c van de wet.
Een belanghebbende kan de vaardigheden van de Nederlandse taal aantonen door een document te overleggen waaruit dit blijkt. Voorbeelden van zo’n document zijn:
Het eerste lid is niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam is ontheven van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de wet, inburgeraars of indien er sprake is van een gediagnostiseerd leerprobleem waardoor de belanghebbende niet in staat is om zich de vaardigheden van de Nederlandse taal eigen te maken.
Hoofdstuk 3. Ondersteuning werkgever bij arbeidsinschakeling.
Artikel 16. Verlening tijdelijke loonkostensubsidie.
De werkgever die met een of meer uitkeringsgerechtigden en/of gesubsidieerd werkenden, die voor arbeidsinschakeling zijn aangewezen op ondersteuning door de gemeente Amstelveen, een arbeidsovereenkomst sluit of beoogt te sluiten, kan in aanmerking komen voor een tijdelijke loonkostensubsidie volgens de regels in dit hoofdstuk.
Artikel 18. Eisen aan de kandidaat.
De (beoogde) werknemer heeft een uitkering van de gemeente ontvangen of gesubsidieerd werk verricht.
Artikel 20. Hoogte tijdelijke loonkostensubsidie.
De tijdelijke loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 5.000 per jaar voor een voltijd dienstverband. De loonkostensubsidie wordt voor 6 maanden verstrekt voor maximaal € 3.000 subsidie. Indien er vervolgens wederom een arbeidsovereenkomst van zes maanden wordt gesloten, kan subsidie voor het tweede half jaar worden toegekend voor maximaal € 2.000 .
Hoofdstuk 4. Specifieke doelgroepen.
Uitkeringsgerechtigden die mantelzorgtaken verrichten kunnen, op basis van advies van Mantelzorg & Meer, gedurende maximaal 12 maanden (gedeeltelijk) worden ont- heven van de actieve sollicitatieplicht, de re-integratieplicht en de passieve sollicitatieplicht voor het aantal uren per week die nodig zijn voor het verrichten van de noodzakelijke zorgtaken.
De mantelzorgtaken moeten worden verricht voor een familielid of een familielid van de echtgenoot/geregistreerde partner tot en met de 2e graad of voor het pleegkind. Er is maatwerk mogelijk in bijzondere omstandigheden, voor familie/bloedverwanten in de 3e en 4e graad (als zij geen naasten in de 1e of 2e graad hebben die voor hen kunnen zorgen).
Artikel 26. Hardheidsclausule.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.
Artikel 27. Onvoorziene situaties.
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 februari 2016.
De secretaris,
A.S. Meijer
De voorzitter,
Drs. M.M. van ‘t Veld
De VTA-methodiek is indertijd ontwikkeld bij Pantar Amsterdam en later doorontwikkeld door het Re-integratiebedrijf Amsterdam, onderdeel van de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam. Als externe adviseurs zijn de heer L.J. Kooyman, arbeidskundige en voorzitter van de beroepsvereniging Inovat, en mevrouw M. van Hooff, socioloog en arbeidskundige, nauw betrokken geweest. Met het oog op de invoering van de Participatiewet is verder nauw samengewerkt met het Arbeidskundig Kenniscentrum.
In dit document wordt de werking van de VTA-methodiek beschreven. Dit gebeurt aan de hand van de volgende onderwerpen:
1. Algemene werking van de VTA-methodiek
VTA staat voor Vaststelling van de Tegemoetkoming voor Arbeidsinspanningen. De methode houdt grotendeels de stappen aan van het stappenplan zoals opgenomen in de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet. De VTA-methodiek is ontwikkeld voor uitvoering door een jobcoach/consulent die reeds bekend is met de werknemer. Dit neemt niet weg dat de VTA-methodiek ook gebruikt kan worden door een uitvoerder die verder van de werknemer afstaat. De methode doorloopt de volgende stappen:
Stap 1: Het vaststellen van de taken die de werknemer verricht en het aandeel van de taken in het totale takenpakket. VTA beperkt het aantal taken tot maximaal vijf.
Stap 2: Vaststellen van de normfunctie van een werknemer zonder beperkingen en het functieloon daarbij.
Stap 3: Vaststellen van de normen voor de prestaties op de bestanddelen inspanning, vaardigheden, kwaliteit en inzetbaarheid (zie voor een toelichting op deze bestanddelen onderstaand kader over het theoretische model van VTA).
Stap 4: Vaststellen van de afzonderlijke prestaties (in percentages van de onder stap 3 vastgestelde normen) van de werknemer op de bestanddelen inspanning, vaardigheden, kwaliteit en inzetbaarheid.
VTA gaat uit van vier bestanddelen van loonwaarde: inspanning, vaardigheden, kwaliteit en inzetbaarheid. Inspanning en vaardigheid vormen samen het bestanddeel tempo van het stappenplan uit de Regeling Loonkostensubsidie Participatiewet. VTA kiest voor deze op- bouw van het bestanddeel tempo omdat dit aansluit bij de bedrijfskundige norm NEN3147. Die stelt dat Tempo=Inspanning x Vaardigheid. In onderstaande tabel wordt de opbouw van de bestandsdelen toegelicht.
Naast de loonwaarde benoemt de VTA-methodiek nog verschillende andere factoren die kunnen leiden tot compensatie van de werkgever. Welke factoren dit zijn en welke worden opgenomen in de rapportage is afhankelijk van het gemeentelijk beleid om de plaatsing van werknemers met verminderde capaciteiten te bevorderen.
Het proces van de loonwaardebepaling bestaat uit drie stappen:
Bij de VTA-methodiek is de uitvoerder van de methodiek de jobcoach/consulent van de werknemer. De uitvoerder stelt bij het tot stand komen van de plaatsing met de werkgever vast wat de normfunctie, functieloon en de hoofdtaken zijn. Bij de toetsing wordt vervolgens de werkelijke functie in hoofdtaken uitgeschreven.
Stap 3: Opstellen van de rapportage en berekenen van de loonwaarde en de loonkosten- subsidie.
VTA werkt niet met een vragenlijst maar met een gesprekspuntenlijst die het stappenplan van de Regeling Loonkostensubsidie Participatiewet volgt (behalve dat tempo wordt onderverdeeld in Inspanning en vaardigheden). De uitvoerder wordt geacht de wijze waarop hij de vragen formuleert aan te passen aan de behoeften van zijn gesprekspartner.
De berekening van de loonwaarde verloopt conform het stappenplan opgenomen in de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet.
De VTA-methodiek werkt met een rapportageformat. Het format bestaat uit de volgende onderdelen:
Prestatie van de werknemer op de vier bestanddelen inspanning, vaardigheid, kwaliteit en inzetbaarheid: per bestanddeel wordt de prestatie van de werknemer op de taken (maximaal vijf) weergegeven. Indien de werknemer niet de gewenste prestatie levert moet de uitvoeder dit toelichten (invullen van dat veld van het format is verplicht bij een score van minder dan 100%).
Uit de rapportage blijkt hoe de loonwaarde is opgebouwd. In de rapportage wordt per hoofdtaak het oordeel op tempo kwaliteit en inzetbaarheid onderbouwd.
De VTA-methodiek is ontwikkeld als methodiek die te gebruiken is door de jobcoach/consulent van de werknemer. Doordat de jobcoach/consulent al bekend is met de klant hoeft deze niet alle informatie uit te vragen. Hij weet immers al veel op grond van kennis van het dossier, gesprekken met werkgever en werknemer en observaties. Dit wil echter niet zeggen dat de methode niet toepasbaar is voor een uitvoerder die verder van de werknemer af staat. Uitvragen vergt in dat geval wel meer tijd.
De VTA-methodiek kan uitgevoerd worden door HBO-geschoolde consulenten, jobcoaches of arbeidsdeskundigen. Uitvoerders volgens een opleiding van drie dagen. Zodra men de training heeft gevolgd gaat men meelopen met een ervaren collega. Iedere VTA-bepaling wordt getoetst door een deskundige; wanneer er geen opmerkingen meer zijn over de uitvoering kan de medewerker het zelfstandig uitvoeren.
Hulpmiddelen voor de uitvoerder
De VTA-methodiek kent de volgende eigenschappen die goed toepassen van de methodiek gemakkelijker maken:
5.Inbedding in de ICT rond het re-integratieproces
De VTA-methodiek kan niet aan het cliëntvolgsysteem worden gekoppeld.