Organisatie | Noordwijkerhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2016 | 15-01-2019 | Onbekend | 15-12-2016 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Noordwijkerhout, gelezen het voorstel van de werkgroep dualisme van 12 maart 2002; gelet op artikel 16 van de Gemeentewet; gelet ook op de artikelen 147a, 147b en 155 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout.
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders, raadsleden en burgerraadsleden
Bij de benoeming van niet-raadsleden, oftewel burgerraadsleden, (die voldoen aan de criteria zoals vermeld in artikel 4, 3e lid, van de commissieverordening) tot lid van een raadscommissie, wordt overeenkomstig artikel 6, 1e lid van dit Reglement van Orde een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het 2e lid.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.
Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 32 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 33 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en ontwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouder. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het lid van de raad, dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp bij voorkeur drie dagen van te voren bij de griffier. De griffier kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de aansluitende raadsvergadering aan de orde wordt gesteld.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 47 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 51 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 53 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeld-registraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 54 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Op dat tijdstip vervalt het “Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad der gemeente Noordwijkerhout”, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 februari 1994 en de wijziging daarvan bij raadsbesluit van 14 april 1998. Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 maart 2002 ( hierin verwerkt de 1e wijziging d.d.28 april 2005 inzake art. 8, de 2e wijziging d.d.14 september 2006 inzake art. 5 en art. 6, de 3e wijziging d.d.16 april 2009 inzake art. 17 - vervallen, art. 42, vijfde tot en met achtste lid, en art. 43 - vervallen, de 4e wijziging d.d.16 december 2010 inzake artikel 6).
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De omschrijving van de termen amendement en initiatiefvoorstel in het reglement van orde luiden hetzelfde als respectievelijk in de artikelen 147b en 147a van de Gemeentewet *. Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.
* Wanneer achter ‘artikel’ respectievelijk ‘artikelen’ niet de naam van wetgeving staat vermeld, wordt dit Reglement van Orde bedoeld.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouder afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De raad is verplicht een griffier te benoemen. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand van de raad. Daarom dient hij in elke vergadering van de raad aanwezig te zijn. Met de komst van de griffier is de positie van de secretaris veranderd. De griffier heeft de taken overgenomen, die de secretaris voorheen ten dienste van de raad vervulde.
In een dualistisch stelsel houdt de secretaris zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit. Ook kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.
Artikel 5 De agendacommissie en het fractievoorzittersoverleg **
Op 6 juni 2006 zijn de fractievoorzitters overeengekomen de raad voor te stellen het presidium om te vormen tot agendacommissie. Deze commissie bestaat uit de drie voorzitters van de raadscommissies en de voorzitter van de raad met de griffier als ambtelijke ondersteuning. Daarnaast is afgesproken, dat de fractievoorzitters, tezamen met de voorzitter van de raad en de griffier bij gelegenheid bijeen komen om algemene zaken te bespreken als bevordering van kwalitatief verantwoorde interactieve beleidsontwikkeling en het gewenste ambitieniveau met betrekking tot het dualiseringsproces. Uitdrukkelijk zij vermeld, dat dit fractievoorzittersoverleg van gedachten wisselt over zaken, die louter de beleidsvoorbereiding in het algemeen betreffen. Eventuele besluitvorming hieromtrent wordt via de adviescommissies aan uw raad voorgelegd. De vergaderfrequentie en het vergaderschema van de raadscommissies en de raad worden door het fractievoorzitteroverleg ter fiattering voorgelegd aan de raad.
** Daar waar in de tekst van het Reglement van Orde wordt gesproken over het ‘presidium’ moet het ‘fractievoorzittersoverleg’ gelezen worden. (vastgesteld d.d.14 september 2006)
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders, raadsleden en burgerraadsleden
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht als de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van de stukken heeft betrekking op de processen-verbaal van de stembureaus. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. Dit heeft te maken met het feit dat er geen beroep open staat tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan het lid worden beëdigd als raadslid.
Bij de invoering van het dualisme in het jaar 2002 is het fenomeen niet-raadslid, ook wel burgerraadslid genoemd ook in Noordwijkerhout geïntroduceerd. Een en ander staat omschreven in artikel 4, 3e lid, van onze commissieverordening. Vooral vanwege de toegankelijkheid van vertrouwelijke zaken en geheimhouding zijn alle burgerraadsleden inmiddels beëdigd in de raadsvergadering. Daarmee is geanticipeerd op de nu aan de orde zijnde regelgeving. In het verlengde hiervan geldt de bepaling inzake de geloofsbrieven nu tevens voor burgerraadsleden. In het huidige gemeentelijke, bestuurlijke stelsel bestaat de mogelijkheid om wethouders ‘van buiten’ aan te trekken. Tegen deze achtergrond heeft de VNG geadviseerd de geloofsbrieven van te benoemen wethouders te laten onderzoeken. Dit naar analogie van de benoeming van raadsleden. Door middel van artikel 6, 6e lid is dit geformaliseerd.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, etc. (Denk aan onze Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning). In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het Reglement van orde opgenomen fractiebegrip. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de naam van de fractie mee. In de loop van de zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben.
Raadsleden kunnen bijvoorbeeld ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben of te weinig tijd hebben voor het raadswerk. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Het eerste lid heeft tot doel, dat duidelijk wordt dat het hier alleen om de vergaderingen van de raad gaat. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt in het presidium (lees: agendacommissie). Op deze wijze houdt het presidium (lees: agendacommissie) ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.
Artikel 8 van dit Reglement van Orde is een nadere uitwerking van artikel 17 Gemeentewet. In dit artikel is de vergaderfrequentie neergelegd. Op voordracht van het voormalige presidium heeft de raad bij de vaststelling van de vergadercyclus voor het 2e halfjaar van 2004 besloten in het vervolg een vergadercyclus van 6 weken aan te houden. Daardoor wordt de raad meer ruimte geboden om aandacht te besteden aan bijvoorbeeld zijn volksvertegenwoordigende taak. Ook geeft dat aan dat het college en haar ambtelijk apparaat meer gelegenheid om stukken ten behoeve van de commissies en de raad voor te bereiden.
Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste veertien dagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het derde lid regelt de openbare bekendmaking van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het vierde lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. In spoedeisende gevallen, wanneer een aanvullende agenda wordt vastgesteld, zal het echter niet mogelijk zijn dat de voorzitter veertien dagen van tevoren alle stukken rondstuurt. Het derde lid geeft hiervoor een regeling.
In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.
Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via de voorzitters van de raadscommissies onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Het laatste lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Artikel 11 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord ‘uitnodigen’ geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken wethouder. Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk meestal alle wethouders de raadsvergadering bijwonen. In feite is sprake van een invitation permanente. Als de wethouders in de vergadering aanwezig zijn, zullen ze vaak deelnemen aan de beraadslagingen. Het kan echter wenselijk zijn, dat een wethouder niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken. De raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.
Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en geluidsdragers verkrijgen de status van document in de zin van de WOB. Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede en dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Het eerste lid strekt ertoe, dat gemeenten in hun reglement van orde expliciet vastleggen in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de raad wordt geplaatst. Indien de gemeente echter vaak wisselende media benut, is het niet verstandig om de naam van een blad op te nemen, aangezien het reglement dan steeds opnieuw moet worden aangepast. In artikel 12 is de wijze en de plaats geregeld waar een ieder de agenda en de daarbij behorende documenten kan inzien.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. De ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
De aanstelling van een griffier heeft tot gevolg dat de secretaris niet meer aanwezig hoeft te zijn in de vergadering. Hij kan daar overigens wel toe worden uitgenodigd. De griffier is
overeenkomstig artikel 3 in elke vergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats.
In het tweede lid bepaald dat de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters de indeling kan herzien, indien daartoe aanleiding bestaat.
Op grond van artikel 11 kunnen wethouders worden uitgenodigd om in de vergadering
aanwezig te zijn. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.
Artikel 16 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.
Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering
indien het vereiste aantal leden niet komt opdagen.
Artikel 17 Spreekrecht burgers
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
De hoofdelijke stemming wordt – conform het huidige gebruik in de gemeenteraad – met de klok mee gehouden.
De ontwerpbesluitenlijst worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. Omdat wethouders,
de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de
vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van de besluitenlijst aan de raad doen. Een voorstel tot verandering van de besluitenlijst kan ingediend worden zolang de besluitenlijst niet zijn vastgesteld.
Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe het raadslid en de
wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. De secretaris vervult hierin geen rol van betekenis meer. Daarom is in dit artikel de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van besluitenlijst ontvangst te nemen, de besluitenlijst op te stellen en de besluitenlijst mede te ondertekenen. De secretaris is niet meer altijd aanwezig; daarom dient de naam van de griffier in de besluitenlijst te verschijnen. Als de secretaris aanwezig is, dient zijn naam, omdat het een belangrijke functionaris blijft, vermeld te worden in de besluitenlijst. Hetzelfde geldt voor wethouders.
Verder dienen de besluitenlijst niet alleen een zakelijke samenvatting van hetgeen de leden
hebben gezegd te bevatten. Ook hetgeen de overige aanwezigen, zoals bijvoorbeeld de aanwezige wethouders, de gemeentesecretaris en eventueel andere personen, zeggen moet zakelijk samengevat worden. Dit betekent dat die sprekers ook in de besluitenlijst genoemd
De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dat ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Het kan de voorkeur verdienen dat de leden van de katheder (spreekplaats) spreken. Dit komt de levendigheid van het debat ten goede en onderstreept ook de functie die de leden van de raad in het dualistische bestel hebben.
Het tweede lid vormt een uitzondering op de algemene regel dat een lid slechts het woord voert na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Deze volgorde kan echter gewijzigd worden indien een lid een voorstel van orde doet. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Bepaalde agendapunten kunnen door hun samenhang gelijktijdig behandeld worden, de vergadering kan geschorst worden voor een bepaalde tijd vanwege uiteenlopende omstandigheden of een lid van de raad vraagt of de bespreking van een onderwerp kan komen te vervallen, omdat de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is. Overigens gaat het in dit artikel niet om interrupties.
Artikel 23 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt geven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 25 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 52 van dit reglement.
In het eerste lid wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Deze wijziging brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen
De raad kan op grond van artikel 3, 4 respectievelijk 11 bepalen dat de griffier, de secretaris en de wethouder(s) deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste lid van de Gemeentewet. De strekking van artikel 27 blijft alleen onveranderd wanneer aan het eerste lid de griffier, de wethouder en de secretaris worden toegevoegd. Daarmee blijft het artikel uitdrukken dat de raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen. In het tweede lid is het begrip ‘beslissing’ in plaats van ‘besluit’ gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 31 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 35 en 36 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 32 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.
Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Artikel 33 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 34 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.
Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het opheffen van de voorwaarde van drempelsteun bij het indienen van moties staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen de raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen . Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 38 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 37 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 38).
Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 38 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, Gemeentewet dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid van artikel 38 geeft hiervoor – in aanvulling op de eerste drie leden – voorschriften.
Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie. Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 9, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het vierde lid van artikel 38 worden vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang ( bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het terugtrekken uit een publiek –private samenwerking die gericht is op het renoveren van achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is gemaakt).
Artikel 39 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereid voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is geformuleerd kan hij dat voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of een ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.
Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. In een dualistisch stelsel zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Dat regelt het derde lid.
Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Op grond van artikel 155, eerste lid, Gemeentewet kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. In het eerste lid wordt duidelijk gemaakt, dat het in dit artikel gaat om schriftelijke vragen. In een dualistisch stelsel zijn wethouders geen lid meer van de raad. Het is van belang dat zij bij dit instrument ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de vraag. Dat wordt bepaald in het tweede lid. Het college dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.
Het vragenhalfuur kan bijdragen aan een vergroting van de betrokkenheid van burgers bij het bestuur: één van de effecten van dualisering. Omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd. De drempel om vragen te stellen wordt verlaagd en de media-aandacht voor de lokale politiek kan worden vergroot. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over bij voorkeur vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen. Het karakter van het vragenuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. Het vragenhalfuur wordt direct voorafgaand aan de raadsvergadering gehouden.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 45 Procedure begroting / Artikel 46 Procedure rekening
Deze artikelen behoeven geen toelichting.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 47 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 41. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van besluitenlijst. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met artikel 19, vijfde lid, is de griffier verantwoordelijk voor de besluitenlijst van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor de besluitenlijst van een besloten vergadering. Deze besluitenlijst liggen ter inzage bij de griffier.
Na ‘beslist de raad’ wordt ingevoegd: overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet. Op deze wijze is duidelijk dat artikel 50 naar artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet verwijst.
Artikel 51 Opheffing geheimhouding
Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 52 Toehoorders en pers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 53 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 54 Verbod gebruik mobiele telefoons
Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 5 De agendacommissie en het fractievoorzittersoverleg*
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders, raadsleden en burgerraadsleden
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 16 Opening vergadering; quorum
Artikel 17 Spreekrecht burgers
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Artikel 23 Aantal spreektermijnen
Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
Artikel 31 Stemming over amendementen en moties
Artikel 32 Stemming over personen
Artikel 33 Herstemming over personen
Artikel 34 Beslissing door het lot
Artikel 37 Voorstellen van orde
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 45 Procedure begroting
Artikel 46 Procedure jaarrekening
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 47 Verslag; verantwoording
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Artikel 51 Opheffing geheimhouding
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 52 Toehoorders en pers
Artikel 53 Geluid- en beeldregistraties