Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kaag en Braassem

Erfgoedverordening 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKaag en Braassem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening 2016
CiteertitelErfgoedverordening 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Erfgoedverordening 2010 gemeente Kaag en Braassem wordt ingetrokken per 1 januari 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Erfgoedwet, art. 3.16
  3. Erfgoedwet, art. 9.1
  4. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.1
  5. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-201603-12-2020Nieuwe regeling

12-12-2016

gmb-2016-185736

16.124

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening 2016

De raad van de gemeente Kaag en Braassem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2016;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 3.16 en 9.1 Erfgoedwet de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit:

de Erfgoedverordening 2016 vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument:

    monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • b.

    gemeentelijk erfgoedregister:

    een register waarop zijn geregistreerd;overeenkomstig deze verordening zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a, c en h;

  • c.

    gemeentelijke dorpsgezichten:

    groepen van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, karakteristieke eigenschappen, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;

  • d.

    commissie:

    commissie ruimtelijke kwaliteit zoals bedoeld in het artikel 4:18 van de Erfgoedwet;

  • e.

    bouw- cultuurhistorisch onderzoek:

    in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en bouwtechnische kenmerken en kwaliteit van een monument geplaatst in cultuurhistorische context;

  • f.

    archeologisch onderzoek:

    het verwen van informatie, aan de hand van bestaande bronnen en/of aan de hand van veldonderzoek;

  • g.

    archeologisch rapport:

    een verslag van een volgens de gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

  • h.

    archeologisch monument:

    een terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • i.

    archeologische vondst:

    overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

  • j.

    minister:

    minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • k.

    normaal onderhoud:

    noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde;

  • l.

    rijksmonument:

    monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijkserfgoedregister;

  • m.

    rijksmonumentenregister:

    register als bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

  • n.

    omgevingsvergunning:

    een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 2. Gemeentelijk Erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeesters en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3 vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeesters en wethouders kunnen al dan niet op verzoek van een belanghebbende besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijke monument.

  • 2.

    Voor een verzoek dienen de zakelijke gerechtigde op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste van de Kadasterwet schriftelijk toestemming te geven.

  • 3.

    Ter onderbouwing van een verzoek levert de verzoeker/belanghebbende een bouw-cultuurhistorisch of archeologisch rapport aan.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing

Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekend gemaakt aan de verzoeker/belanghebbende en de zakelijke gerechtigde op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste van de Kadasterwet.

Artikel 5. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van hoofdstuk 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4 is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving in het gemeentelijk erfgoedregister, of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 6. Advies Commissie ruimtelijke kwaliteit.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 4 advies aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit.

  • 2.

    De Commissie ruimtelijke kwaliteit brengt binnen 10 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en gemotiveerd advies uit.

Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 14 weken na ontvangst van het advies van de Commissie ruimtelijk kwaliteit.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en de een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbende en inschrijving.

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekend gemaakt aan alle zakelijke gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 9. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouder kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is Hoofdstuk 2 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 3. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 11. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      inpandige verandering van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van werkzaamheden nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 11 en de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden worden in 4-voud ingediend.

Artikel 13. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 11, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

  • a.

    als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zouden hebben geleid;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor een de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten;

  • c.

    als blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 11, derde lid niet naleeft.

Artikel 14. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 4. Rijksmonument

Artikel 15. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit. De bepaling als bedoeld in artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Gemeentelijke dorpsgezichten

Artikel 16. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. De bepaling als bedoeld in artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 16 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk dorpsgezicht wordt opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

  • 7.

    Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld als gevolg van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

  • 8.

    Dit artikel is niet van toepassing op beschermde dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 17. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft, wordt aangewezen als:

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden, wordt dat bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1.

    1.Het is in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    2.De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    3.De artikelen 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    4.Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen als gevolg van een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

Hoofdstuk 6 Handhaving en toezicht

Artikel 19. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 10 of het bepaalde krachtens artikel 11, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 20. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast personen werkzaam voor de gemeente en als zodanig belast met toezicht en handhaving en de buitengewoon opsporingsambtenaren die hiertoe zijn aangewezen door Burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 7 Vangnet archeologie

Artikel 21. Vangnet archeologie

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening 2010 gemeente Kaag en Braassem wordt ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 22 ingetrokken Erfgoedverordening 2010 gemeente Kaag en Braassem aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 22 ingetrokken verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de openbare bekendmaking.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2016.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 12 december 2016

de griffier,

drs. K.A. van der Pas

de voorzitter,

mr. K.M. van der Velde-Menting