Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht (Utr)

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht (Utr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB 2014
CiteertitelBeleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpBibob

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-05-201420-12-2016Onbekend

20-12-2013

Gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB 2014

 

 

Gemeente Utrecht: Beleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB 2014

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op

  • de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de artikelen 3, 27, derde lid, 30a, vijfde lid onder b. en 31, derde lid onder a van de van de Drank- en Horecawet;

  • artikel 2 van de Horecaverordening Utrecht 2013;

  • de artikelen 30 en 33 van de Huisvestingswet;

  • de artikelen 3:4, 3:10, derde lid onder a. en 3:15, vierde lid onder f. van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010;

  • de artikelen 30b en 30h van de Wet op de Kansspelen;

  • artikel 2 van de Verordening op de speelautomatenhallen;

  • de nota Aanbestedingsbeleid;

  • de nota Grondbeleid 2012-2015;

  • artikel 2.1, eerste lid onder a. en e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet alsmede 2.1, eerste lid onder i. van die wet en het Besluit omgevingsrecht, voor zover bestuursorganen van de gemeente Utrecht bevoegd zijn tot toepassing van de daarin opgenomen voorschriften;

  • de Algemene subsidieverordening 2014;

besluiten vast te stellen de volgende

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB 2014

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking, de inschrijving waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsproces dan wel de aanbieding tot het sluiten van een overeenkomst betreffende een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie;

  • b.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen of het beslissen over het aangaan van overeenkomsten betreffende overheidsopdrachten en vastgoedtransacties;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, respectievelijk de aanbieder die deelneemt aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer; de wederpartij van de gemeente bij een vastgoedtransactie;

  • f.

    het bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • g.

    het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob aanwezig is;

  • h.

    overheidsopdracht: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder i. van de wet;

  • i.

    vastgoedtransactie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder o. van de wet;

  • j.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2 Toepassing de wet BIBOB door bestuursorganen van de gemeente Utrecht

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen bij het zich voordoen van een of meer van de op de bijlage vermelde indicatoren met betrekking besluiten respectievelijk rechtshandelingen met betrekking tot:

    • a.

      de artikelen 3, 27, derde lid, 30a, vijfde lid onder b. en 31, derde lid onder a van de van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      artikel 2 van de Horecaverordening Utrecht 2013;

    • c.

      de artikelen 30 en 33 van de Huisvestingswet;

    • d.

      de artikelen 3:4, 3:10, derde lid onder a. en 3:15, vierde lid onder f. van de Algemene plaatselijke verordening;

    • e.

      de artikelen 30b en 30h van de Wet op de Kansspelen;

    • f.

      artikel 2 van de Verordening op de speelautomatenhallen;

    • g.

      artikel 2.1, eerste lid onder a. en e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet alsmede 2.1, eerste lid onder i. van die wet en het Besluit omgevingsrecht, voor zover bestuursorganen van de gemeente Utrecht bevoegd zijn tot toepassing van de daarin opgenomen voorschriften;

    • h.

      de Algemene subsidieverordening 2014;

    • i.

      overheidsopdrachten en vastgoedtransacties.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, zonodig in afwijking van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot de intrekking van de niet in het eerste lid genoemde vergunningen en subsidies respectievelijk ontbinding van de in het eerste lid genoemde overeenkomsten.

  • 3.

    Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden opgeschort c.q. ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

  • 4.

    Ten aanzien van bepaalde in het eerste lid genoemde besluiten en rechtshandelingen kunnen specifieke beleidsregels worden vastgesteld, waarin zonodig kan worden afgeweken van deze beleidsregel. Ten aanzien van onderwerpen waarin deze specifieke beleidsregels afwijken van deze beleidsregel blijft deze buiten toepassing.

Artikel 3. Aanvragen waarop de wet in beginsel wordt toegepast

  • 1.

    Ten aanzien van aanvragen tot de volgende in artikel 2 genoemde besluiten zal het bestuursorgaan een onderzoek als bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregel instellen en /indien daar aanleiding toe bestaat/ een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet inwinnen:

  • 1.

    indien een vergunning wordt aangevraagd, daaronder begrepen een aanvraag van een vergunning ter vervanging van een geëxpireerde vergunning, voor een prostitutiebedrijf of een escortbedrijf als bedoeld in artikel 3:1, onder d. respectievelijk onder g. van de Algemene plaatselijke verordening;

  • 1.

    indien een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Horecaverordening Utrecht 2013 wordt aangevraagd en de aanvrager de intentie heeft geuit om in de horeca-inrichting middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet te verstrekken;

  • 1.

    in niet in deze beleidsregel begrepen gevallen waarbij gerede aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 1.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het bureau aan te vragen.

  • 1.

    Een onderzoek ten aanzien van een aanvraag voor een horeca/inrichting als bedoeld in het eerste lid onder b. (coffeeshop) zal niet worden ingesteld indien minder dan twee jaar voorafgaand aan de indiening van een aanvraag ten aanzien van betrokkene een besluit is genomen waarin is geconcludeerd dat geen gevaar aanwezig was in de zin van artikel 3, eerste of zevende lid van de wet en sedertdien geen wijziging is opgetreden in de eigendom/ en zeggenschap over de onderneming waarvoor een aanvraag is ingediend.

Artikel 4. Informatieverstrekking

  • 1.

    In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren een formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de wet invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in dat formulier zijn vermeld en/of die bij de uitreiking daarvan door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2.

    Ten aanzien van de gevallen waarin in beginsel om invulling en indiening van het vragenformulier zal worden verzocht, wordt verwezen naar de bij deze beleidsregel behorende en daarvan deel uitmakende indicatorenlijst.

  • 3.

    In gevallen waarin de gegevens die in de aanvraag en het krachtens artikel 30, vijfde lid van de wet vastgestelde formulier tijdens het onderzoek onvoldoende duidelijk en consistent blijken te zijn, kunnen daartoe door of namens het bestuursorgaan aangewezen medewerkers de betrokkene, zonodig in een persoonlijk onderhoud, om een toelichting verzoeken en vragen stellen.

Artikel 5 Indieningstermijn vragenformulier

  • 1.

    Een betrokkene aan wie een vragenformulier is uitgereikt, wordt gedurende een termijn van tien (10) werkdagen in de gelegenheid gesteld dit bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 2.

    Indien een vragenformulier, volgens de daarin of daarbij gegeven aanwijzingen, onvolledig is ingevuld, niet alle verzochte bijlagen daaraan zijn toegevoegd of gegevens bevat waarvan aanstonds blijkt dat deze onjuist zijn wordt de indiener krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende tien (10) werkdagen de gelegenheid geboden tot herstel. Gedurende deze termijn is de beslistermijn krachtens artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort.

  • 3.

    Indien gedurende de hersteltermijn geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken op te heffen en de ontbrekende en of onjuiste gegevens materieel van belang zijn voor de beoordeling van het vragenformulier wordt een aanvraag buiten behandeling gesteld c.q. een gegeven beschikking ingetrokken.

Artikel 6 Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan beoogt op de hoogte te geraken van gegevens betreffende een betrokkene of een derde die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt ten behoeve van het onderzoek een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het bureau.

Artikel 7 Uitgangspunten voor de invulling van discretionaire ruimte bij besluitvorming

  • 1.

    Indien een door de gemeente ingesteld onderzoek en of een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet de strekking "ernstig gevaar" luidt zal het bestuursorgaan in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid tot weigering of intrekking van een beschikking of subsidie;

  • 2.

    Indien een door de gemeente ingesteld onderzoek en of een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet de strekking "enige mate van gevaar" luidt zal het bestuursorgaan in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften ex artikel 3, lid 7 van de wet aan een beschikking of subsidie;

  • 3.

    Indien een door de gemeente ingesteld onderzoek en of een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet de strekking "geen gevaar" luidt zal het bestuursorgaan in beginsel de gevraagde beschikking geven dan wel een reeds gegeven beschikking in stand laten, een betrokkene niet op aan de wet ontleende gronden van de gunning van een aanbesteding uitsluiten c.q. de vastgoedtransactie niet op aan de wet ontleende gronden )verder opschorten c.q. ontbinden.

Artikel 8 Termijn toerekening feiten (voormalig' bestuurders, (voormalig) vermogensverschaffers en (voormalig) samenwerkingspartners

  • 1.

    Indien zich de situatie voordoet dat een derde, zijnde een (voormalig) bestuurder, een (voormalig) vermogensverschaffer of een persoon waarmee een andersoortige zakelijke samenwerkingsrelatie bestaat of heeft bestaan strafbare feiten heeft gepleegd, waardoor een betrokkene in relatie komt te staan tot strafbare feiten in de zin van artikel 3, vierde lid sub b onderscheidenlijk artikel 3, vierde lid sub c. van de wet, wordt hiermee gedurende een termijn van drie jaar rekening gehouden bij de vaststelling van de mate van gevaar in de zin van artikel 3, tweede lid van de wet.

  • 2.

    Voor het moment waarop zeggenschap c.q. vermogensverschaffing c.q. de zakelijke samenwerking is geëindigd wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die daarover naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft.

  • 3.

    Indien een derde naar ernstig vermoeden strafbare feiten heeft gepleegd en deze derde zowel zeggenschap heeft uitgeoefend als vermogen heeft verschaft, bedraagt de in het eerste lid bedoelde termijn vijf jaren, gerekend vanaf het tijdstip waarop de zeggenschap of de vermogensverschaffing is geëindigd.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag die volgt op de dag waarin het gemeenteblad verschijnt waarin zij wordt gepubliceerd.

  • 2.

    De beleidsregel toepassing Wet BIBOB (gemeenteblad 2005, nr. 57) wordt ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Vastgesteld op 20 december 2013

Burgemeester en wethouders van Utrecht,

de secretaris,

de burgemeester,

Vastgesteld op 20 december 2013,

Bijlage: indicatorenlijst bij beleidsregel toepassing Wet BIBOB

Behoort bij de beleidsregel voor de toepassing van de Wet BIBOB (Stb. 2002, 347), vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht en door de burgemeester van Utrecht op 20 december 2013.

Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 6 van de beleidsregel c.q. tot het inwinnen van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zijn vermeld in de onderstaande lijst.

Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige, a-typische en/of gecompliceerde organisatiestructuur in relatie tot de aard en omvang van de onderneming

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

•onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

•melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

•a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

•heropening van het pand na langere periode van sluiting, eventueel als gevolg van een bestuursrechtelijke herstelsanctie

•functiewijziging van pand of inrichting

•ongebruikelijke plaats om exploitatie van het in de aanvraag vermelde bedrijfstype te starten

•onduidelijk ondernemingsplan

Persoon aanvrager/exploitant

•leidinggevende / beheerder is mogelijk niet de of niet alleen de in de aanvraag vermelde leidinggevende (katvanger of stroman)

•aanvrager is geen officiële leidinggevende / beheerder

•wijziging in exploitant kort na eerdere vergunningverlening

•In een vergunning vermelde exploitant is zelf vaak niet aanwezig

De financiering

Inrichting

•onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

•huurder huurt van een persoon waarvan de integriteit niet buiten twijfel staat

•zeer hoge waarborgsom vereist of geen waarborgsom terwijl dit in de markt gelet op kredietrisico of de hoogte van de verplichtingen gebruikelijk is

•extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke betalingswijze huurpenningen (bijvoorbeeld contant of in natura), ongebruikelijke betaalperiode

•aanvrager heeft veel panden in bezit, veel panden in korte tijd in bezit verworven

•onduidelijke of ongebruikelijke financiering van de panden

Persoon aanvrager/exploitant

•uitkering Sociale Dienst

•verdachte financiering

•ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

•ongebruikelijke financier

•Verliesgevende exploitatie vorige of andere onderneming

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

•binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

•problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

•exploitant / beheerder zelden aanwezig in de inrichting

•minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

•minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

•aanvrager heeft tot recent in het buitenland verbleven

•aanvrager heeft geen vakkennis

•antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

•aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur / jurist

•aanvrager is bekend uit criminele circuit, eventueel politie-informatie

•aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

Overig

•formulieren onvolledig ingevuld

•‘verdacht’ of tot recent onbekend woonadres, alleen postbus als correspondentieadres, veel mensen op één adres

•aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

•kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

•aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

•aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen, deze zijn opgenomen ter concretisering van bepalingen waarin deze belangen worden gehanteerd en uit een oogpunt van systematiek

Artikelen 2 en 3

In artikel 2 is de keuze neergelegd die het gemeentebestuur heeft gemaakt ten aanzien van de inzet van het (facultatieve) BIBOB-instrumentarium. Er is voor gekozen om de wet in alle situaties toe te kunnen passen waar de wetgever daarvoor de mogelijkheid heeft geopend op basis van onderzoek naar de gevoeligheid van sectoren voor het zich voordoen van criminaliteit. In artikel 3 zijn vanwege een hoger risico de bedrijfssectoren genoemd ten aanzien van gevallen en doelgroepen waarop het instrumentarium zal worden toegepast. In deze bepaling is ook tot uitdrukking gebracht dat een beleidsregel een inherente afwijkingsbevoegdheid kent.

Artikel 4

Dit artikel regelt de informatieverstrekking door een betrokkene door middel van vragenformulieren. De bevoegdheid een vragenformulier vast te stellen is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (art. 4.4). De weigering om een vragenformulier (geheel) in te vullen heeft volgens jurisprudentie consequenties. Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling stellen ingeval wordt geweigerd een vragenformulier (geheel) in te vullen en alle vereiste bijlagen mee te zenden. In artikel 4 van de Wet BIBOB heeft de wetgever consequenties verbonden aan het niet (volledig) invullen van een vragenformulier in geval van een verleende vergunning. Een dergelijke weigering wordt gelijk gesteld met ernstig gevaar"en creëert de bevoegdheid een verleende vergunning in te trekken. Van de bevoegdheid een aanvraag buiten behandeling te stellen c.q. op grond van artikel 4 van de Wet BIBOB in te trekken is in Utrecht verschillende keren gebruik gemaakt.

Artikel 5

In de wet is niet geregeld binnen welke termijn een vragenformulier dient te worden ingediend of, in geval van onvolledigheid, dient te worden gecompleteerd. Hierin voorziet artikel 6 van de beleidsregel. In het derde lid is geregeld in welke gevallen een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld of een verleende beschikking wordt ingetrokken: indien triviale gegevens ontbreken wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt. Als een ontbrekend gegeven dat van materieel belang is geldt bijvoorbeeld het niet verstrekken van een exploitatieprognose of een financieringsovereenkomst. Ook als –na een verzoek- geen authentiek document wordt getoond, een niet definitief of niet ondertekend document wordt ingediend is dit een tekortkoming die als materieel wordt aangemerkt.

Artikel 6

In dit artikel is neergelegd wat de strekking van het gemeentelijke onderzoek is en dat de mogelijkheid bestaat dat advies wordt ingewonnen bij het Landelijk Bureau BIBOB.

Artikel 7

Het Bibob-instrumentarium heeft een facultatief karakter. Dat houdt in dat het bestuursorgaan de wet kàn toepassen maar daartoe niet verplicht is. Het facultatieve karakter van de wet geldt zowel ten aanzien van het instellen van een onderzoek maar ook voor de strekking van besluiten die na een onderzoek kunnen worden genomen. Voor het ontstaan van de bevoegdheid een aanvraag te weigeren of een vergunning in te trekken dient overigens wel op basis van de criteria waarin de wet voorziet een ernstige mate van gevaar te kunnen worden vastgesteld.

Artikel 8

De wet geeft de mogelijkheid om strafbare feiten die zijn begaan door voormalig bestuurders van een onderneming en voormalig vermogensverschaffers aan een betrokkene toe te rekenen. Aangezien er (rechts-) onzekerheid kan ontstaan is het gewenst om aan te geven gedurende welke termijn hiermee rekening kan worden gehouden. In deze bepaling is voor de duur van deze termijnen een zekere gradatie aangebracht. Indien de (voormalige) betrokkenheid meervoudig is wordt hiermee gedurende een langere periode rekening gehouden.