Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 |
Citeertitel | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2015 artikelen 8,9 en 11
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 13-12-2016 Gemeenteblad | Onbekend |
gelet op de artikelen 8, 9, en 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2015;
Artikel 2. Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in natura
reiniging keuken en ramen zemen aan de binnenkant;
Artikel 9. Vaststelling en inning bijdrage
Vaststelling en inning van de bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Bijlage 1. Definitie schoon en leefbaar huis
Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes, gang en trap. Het gebruik kunnen maken van schone bedden- en linnengoed valt hier ook onder. Het huis dient zodanig schoon te worden gehouden dat het niet vervuilt en dat een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden wordt gerealiseerd.
Het begrip leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Het gaat over de vertrekken in huis die daadwerkelijk frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn. Het gaat om de binnenkant van het huis. Onderhoud van tuin, opruimen van een schuur, de stoep vegen, ramen zemen aan de buitenkant vallen hier dus niet onder.
Wat minimaal nodig is wordt gedaan. Dit kan heel praktisch betekenen dat de aanpak niet helemaal voldoet aan de persoonlijke standaard en verwachtingen van cliënten. De inzet moet in ieder geval in voldoende mate aansluiten bij de persoonlijke situatie van de cliënt.
Naast de taken die frequent worden uitgevoerd, zijn er ook zogenaamde incidentele taken te benoemen: taken die niet behoren tot de gangbare standaard taken en zich (ook) kenmerken door een bepaalde mate van uitstelbaarheid. Denk aan het wassen van de ramen (binnenkant), wassen van de vitrage, poetsen van deuren. Ook deze incidentele taken hebben een plek in het ondersteuningsplan.
Bij al deze taken gaat het om taken die als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd. Het strijken van onderkleding of beddengoed is bijvoorbeeld niet algemeen gebruikelijk.
Een schoon en leefbaar huis wil niet zeggen dat de in gebruik zijnde leefvertrekken standaard wekelijks schoon moeten worden gemaakt. De frequentie van schoon maken is mede afhankelijk van de persoonlijke situatie en leefwijze (gezinssamenstelling en gezondheid). Dat betekent dus maatwerk: geen situatie is hetzelfde.
Toelichting op de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016
Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 8, 9 en 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2015. De verordening is gebaseerd op de “Wet maatschappelijke ondersteuning 2015”, kortweg de Wmo 2015.
De in deze nadere regels vervatte artikelen hebben betrekking op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, voorwaarden die gesteld worden aan een pgb-verstrekking ten behoeve van het betrekken van diensten van een persoon die behoort tot het sociale netwerk en de wijze waarop de hoogte van het pgb en van de bijdrage in de kosten van voorzieningen wordt vastgesteld.
In lid 1 worden de voornaamste begrippen gedefinieerd die belangrijk zijn voor het begrip van deze nadere regels. In lid 2 wordt voor de overige begrippen verwezen naar de omschrijving in de Verordening, de wet en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in natura
In dit artikel wordt uitgelegd waar de huishoudelijke ondersteuning uit kan bestaan.
De daadwerkelijke inzet van de huishoudelijke ondersteuning zoals opgenomen onder lid 1a en lid 1b, kan tussen cliënten verschillen. In het gesprek tussen de aanbieder en de cliënt ligt de focus op de gewenste uitkomst van de ondersteuning. Op basis van de gewenste uitkomst en de persoonlijke situatie maakt de aanbieder met de cliënt afspraken over hoe de ondersteuning concreet vorm wordt gegeven. Deze afspraken worden opgenomen in de beschikking.
Artikel 3 Voorwaarden pgb ten behoeve van inzet sociaal netwerk
In artikel 9 lid 4 van de verordening is bepaald dat het college nadere regels stelt onder welke voorwaarden de cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, diensten, hulpmiddelen en andere maatregelen kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen waarmee een sociale relatie wordt onderhouden. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen etc. Daarbij is van belang dat de wet verwacht dat het college ten aanzien van de cliënt “de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang” eerst onderzoekt en een maatwerkvoorziening in natura of een pgb alleen aan de orde is als deze mogelijkheden uitgesloten of ontoereikend zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de persoon uit het sociale netwerk inkomensverlies zou leiden door de geboden zorg, maar het uitgangspunt is dus dat hulp aan elkaar geboden wordt zonder betaling.
De geboden hulp vanuit het sociale netwerk moet verder aanvullend zijn op de gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar (lid 1)wil er de mogelijkheid voor een pgb bestaan. Voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager maakt de professional die de aanvraag beoordeelt hierbij gebruik van de bepalingen die zijn vastgelegd in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ.
Van inwonende eerste- en tweede graad-familieleden kan meer onbetaalde inzet worden verwacht dan van uitwonende personen. Het type hulp, de frequentie van de benodigde hulp, de duur van de hulp (kortdurend of voor langere periode) en de mate van verplichting (kan degene die de hulp biedt een keer overslaan of is dat niet mogelijk?) zijn aspecten die meespelen in de totale overweging.
Lid 2regelt dat tussenpersonen en belangenbehartigers niet betaald mogen worden uit het pgb.
Lid 3benadrukt dat de hulp vanuit het sociale netwerk niet tot overbelasting mag leiden van de betreffende persoon. De professional die de aanvraag beoordeelt zal hier nadrukkelijk navraag naar doen in zijn/haar contacten met de aanvrager en de (beoogde) hulpbieder.
De wet stelt eisen aan de inzet van een voorziening door een professionele aanbieder. Wordt de hulp verleend door personen uit het sociale netwerk, dan gelden deze wettelijke kwaliteitseisen voor aanbieders niet. Gemeenten zijn echter vrij om aanvullende voorwaarden te stellen. In lid 4wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door een aantal kwaliteitseisen vast te leggen die gelden voor inzet vanuit het sociale netwerk.
Artikel 4. Berekening tarief pgb
Lid 1 stelt dat het tarief voor een pgb is gebaseerd op het ondersteuningsplan, waarin helder wordt aangegeven hoe het pgb wordt aangewend. De hoogte van het budget stelt de aanvrager daadwerkelijk in staat om de hulp die tot de individuele voorziening behoort ook daadwerkelijk in te kunnen kopen, maar bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Indien de aanvrager kiest voor een individuele voorziening waarvan de kosten wel uitstijgen boven genoemd maximum, wordt deze voorziening alleen toegekend als de aanvrager deze meerkosten zelf wil en kan betalen (art. 9, lid 5a van de verordening). Naar verwachting zijn de gemiddelde kosten van een pgb lager dan vergelijkbare zorg in natura omdat er minder overheadkosten worden gemaakt.
Bij het bepalen van de hoogte van een pgb worden diverse kostencomponenten in acht genomen, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen, reiskosten etc. (lid 2).
Artikel 5. Maximale pgb tarieven
Uitgangspunt is dat de hoogte van het budget nooit meer bedraagt dan de inkoopprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. Gezien de verschillende type maatwerkvoorzieningen en overeenkomsten die er bestaan binnen de Wmo is in dit artikel voor de duidelijkheid per voorziening uitgewerkt wat dit inhoudt. Voor de tarieven voor particuliere hulp of hulp uit het sociaal netwerk is aangesloten bij de tarieven die in 2014 gehanteerd worden in de Wmo (voor hulp bij het huishouden) en de AWBZ (voor begeleiding). Deze tarieven gelden als maximum. In voorkomende gevallen zal een lager tarief volstaan. Dit is onderwerp van gesprek tussen de cliënt en de professional die de aanvraag beoordeelt.
Artikel 6. Verantwoording eenmalige pgb’s
In de wet is vastgelegd dat de Sociale verzekeringsbank (de SVB) namens de gemeente de betalingen ten laste van verstrekte pgb’s en het daarmee verbonden budgetbeheer uitvoert. Voor eenmalige pgb’s, bijvoorbeeld voor woningaanpassingen of hulpmiddelen, kan de SVB deze taak nog niet uitvoeren. Om die reden zijn er in dit artikel regels opgenomen over de verantwoording van de besteding van de eenmalige pgb’s.
Artikel 7. Tarieven voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen
In artikel 11 van de verordening is bepaald dat de cliënt een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening verschuldigd is. De algemene regel is dat het tarief voor de bijdrage gelijk is aan de kostprijs die de gemeente voor de voorziening betaalt (lid 1). In lid 2is uitgelegd waarop deze kostprijs gebaseerd is. Aan het eigen bijdrage tarief voor begeleiding is een maximum gesteld, dat lager ligt dan de kostprijs. Er wordt geen bijdrage in de kosten gevraagd voor maatwerkvoorzieningen voor minderjarige inwoners, met uitzondering van een woningaanpassing, en voor rolstoelen (lid 3).
In lid 4 is opgenomen dat als een aanpassing aan de gemeenschappelijke ruimte ten goede komt aan meedere cliënten, de kostprijs van de aanpassing evenredig over hen verdeeld kan worden. Dit artikel voorkomt dat in situaties waarbij meedere cliënten profiteren van een aanpassing, de kosten van deze aanpassing niet bij één cliënt terecht komen.
Artikel 8. Maximale bijdrage en Artikel 8. Vaststelling en inning bijdrage
De onder artikel 6 genoemde tarieven bepalen wat de cliënt maximaal moet bijdragen in de kosten van een maatwerkvoorziening. De daadwerkelijke hoogte van de bijdrage die de cliënt per vier weken betaalt, wordt berekend door het CAK op basis van het bijdrageplichtig inkomen van de cliënt. In het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is vastgelegd welke bedragen per vier weken, inkomensbedragen en percentages gehanteerd mogen worden voor de berekening van de bijdrage. De gemeente kan hier ten gunste van de cliënt van afwijken. In artikel 7 is ten gunste van de cliënt afgeweken van de percentages en bedragen die opgenomen zijn in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 waardoor:
cliënten met een inkomen tot aan het in de gemeente geldende sociale minimum geen bijdrage betalen. In de gemeente Best is dit sociale minimum vastgesteld op 110% van het sociale minimum. Om vergelijkbare resultaten te bereiken is voor personen jonger dan 65 jaar aansluiting gezocht bij het bruto minimumloon, verhoogd met 10%. Voor personen ouder dan 65 jaar is aansluiting gezocht bij de bruto AOW-bedragen, verhoogd met 10%.
Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
De citeertitel geeft aan onder welke benaming deze regeling kan worden aangehaald. Het vermelde jaartal geeft het jaar van vaststelling aan, niet de geldigheidsduur. Deze is in beginsel onbeperkt vanaf de datum van inwerkingtreding. Met vaststelling van deze regeling komt de huidige regeling ‘Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016’ te vervallen.