Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel subsidieverstrekking instandhouding monumentale kerkgebouwen 2009-2014 |
Citeertitel | Beleidsregel subsidieverstrekking instandhouding monumentale kerkgebouwen 2009-2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidie |
Geen.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2009 Gemeenteblad van Utrecht 2008, nr. 95 | Besluit college van B&W van 16 december 2008 |
Beleidsregel subsidieverstrekking instandhouding monumentale kerkgebouwen 2009-2014(besluit van b. en w. 16 december 2008)
Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;
BELEIDSREGEL subsidieverstrekking instandhouding monumentale kerkgebouwen 2009
Het doel is om eigenaren van een monumentaal kerkgebouw, zoals bedoeld in deze beleidsregel, door het verlenen van subsidie tegemoet te komen in de kosten die gemoeid zijn met:
1.Op een subsidie ten behoeve van instandhouding van monumentale kerkgebouwen kan een beroep gedaan worden door:
rechtspersonen, die al dan niet het oogmerk hebben tot het maken van winst, die eigenaar zijn van een monumentaal kerkgebouw;
2.In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste en derde lid, van de Algemene Subsidieverordening 2008 kan subsidie, op grondslag van door het college vastgestelde subsidiabele kosten, worden verstrekt aan rechtspersonen met het oogmerk tot het maken van winst op grondslag van kosten.
Artikel 3 Subsidietermijn en -grondslag
Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de instandhouding van kerkgebouwen -en bijgebouwen- die zijn gericht op de planmatige uitvoering van instandhoudingwerkzaamheden gedurende een periode van zes jaar alsmede voor voorzieningen voor verbetering van de exploitatie van het kerkgebouw en voor onderzoek naar neven- of hergebruik van het kerkgebouw.
Hoofdstuk 2 Instandhouding Monumentale Kerkgebouwen
Artikel 5 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
i voorzieningen voor verbetering exploitatie fysieke aanpassingen aan het kerkgebouw, ten behoeve van verbetering activiteiten die middelen genereren die bijdragen aan de instandhouding ervan.
In onderdeel b (kerkgebouwen) gaat het om gebouwen die in oorsprong uitsluitend of voor een groot deel ten behoeve van de eredienst (of het belijden van de geloofsovertuiging) zijn opgericht. Het huidig gebruik van die kerkgebouwen is niet van belang.
Onder bijgebouw in onderdeel c wordt verstaan een object dat als onderdeel van een complex in één opzet met het kerkgebouw is gebouwd en daarmee een architectonische eenheid vormt. Voorbeelden van een bijgebouw zijn de pastorie en de kosterij. In al deze gevallen geldt dat de instandhoudingkosten van zelfstandig beschermde onderdelen in de aanvraag om een subsidie separaat moeten worden opgenomen.
Onder de instandhoudingwerkzaamheden als bedoeld in onderdeel e vallen die werkzaamheden die bijdragen aan een goede bouwkundige staat van het kerkgebouw dan wel bijgebouw. Hierbij is het uitgangspunt dat de monumentale waarden van het kerk- en bijgebouw niet worden aangetast.
Met het in onderdeel f bedoelde bouwkundig inspectierapport wordt beoogd een inzicht te krijgen in de bouwkundige staat van het monument op het moment van de opname. De aandacht dient zich hierbij vooral te richten op die onderdelen, waarvoor in principe een subsidie kan worden verkregen.
Het in onderdeel g genoemde instandhoudingplan dient voor een periode van zes jaar aan te geven welke werkzaamheden -met opgave van in loon en materiaal gespecificeerde kosten- in elk van die jaren zijn voorzien. Dit plan dient door een ter zake deskundige te worden opgesteld. Jaarlijks dienen voorafgaand aan uit te voeren werkzaamheden een werkomschrijving te worden overgelegd en hierop gebaseerde meerdere offertes met een in mensuren en materialen uitgesplitste begroting ter goedkeuring.
Voor de opstelling van een instandhoudingplan kan gebruik worden gemaakt van een door de gemeente uit te geven (digitaal) model.
De eigenaar heeft de mogelijkheid om een ingediend en goedgekeurd onderhoudsplan tussentijds te herzien naar aanleiding van bijvoorbeeld een bouwkundig inspectierapport van de Monumentenwacht of een interne heroverweging. Ook dit herziene instandhoudingplan behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 2.
De in onderdeel h genoemde uitvoeringsvoorschriften betreffen de technische eisen waaraan de werkzaamheden moeten voldoen. De voorschriften zijn vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Om voor de subsidie in aanmerking te komen is het noodzakelijk dat aan de uitvoeringsvoorschriften wordt voldaan
Artikel 6 Grondslag en werkingssfeer
Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een kerk- en/of bijgebouw voor een periode van drie jaar een subsidie verstrekken in de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden. Na herziening in het derde jaar van het instandhoudingplan kan voor de aansluitende periode van drie jaar eveneens subsidie worden verstrekt.
Indien het in totaal beschikbare budget niet toereikend is om volledig aan alle aanvragen om een subsidie te kunnen voldoen, bepalen burgemeester en wethouders voor welke onderdelen van kerk(en)- en bijgebouw(en) een subsidie in de kosten wordt verleend. In beginsel wordt het beschikbare budget naar rato van het bedrag van de subsidieaanvragen verdeeld. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking hiervan ook prioriteit geven aan aanvragen op basis van de bouwkundige staat.
Het subsidie wordt slechts verleend indien de financiële dekking van het gedeelte van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden dat niet door een subsidie gedekt kan worden, naar genoegen van burgemeester en wethouders zeker gesteld is. Indien in verband met ontoereikendheid van het budget slechts een subsidie wordt verleend in de kosten van bepaalde onderdelen van een kerk- en bijgebouw, geldt deze verplichting slechts met betrekking tot de kosten van deze onderdelen.
Op basis van het eerste lid is het mogelijk een subsidie te verkrijgen voor de uitvoering van werkzaamheden, mits hiervoor voldoende middelen beschikbaar zijn (begrotingsvoorbehoud op grond van de verordening artikel 2.5). Het subsidieplafond van de regeling wordt jaarlijks gepubliceerd.
Het subsidie heeft tot doel (periodieke) instandhouding zodanig te stimuleren dat daardoor voorkomen wordt dat binnen afzienbare tijd een restauratie moet worden uitgevoerd. Het gaat hierbij in de zin van deze regeling om werkzaamheden aan de buitenkant van het monument ten behoeve van het wind- en waterdicht houden. Voor zover die aan de buitenzijde verrichte werkzaamheden noodzakelijkerwijs en tegelijkertijd werkzaamheden aan de binnenzijde moeten worden verricht, is er sprake van een zodanige samenhang dat deze regeling ook van toepassing is op de binnenzijde.
Indien het monument in een zodanig slechte staat verkeert dat het doel van deze regeling (instandhouding van monumentale waarden) niet zonder meer te realiseren is, zal eerst een restauratie noodzakelijk zijn. Om de bouwkundige staat goed te kunnen beoordelen is bepaald dat een bouwkundig inspectierapport moet worden opgesteld.
Voor de restauratie kan een beroep worden gedaan op een voordelige lening uit het gemeentelijke Utrechtse Restauratiefonds (URF). Na restauratie komt het kerkgebouw dan in aanmerking voor de instandhoudingregeling volgens deze beleidsregel.
Het subsidie is bedoeld als een aanvullende bijdrage. Dat wil zeggen dat pas tot subsidieverlening wordt overgegaan als de dekking voor de eigen bijdrage uit de aanvraag blijkt en "hard" is. Ingeval het totaal gevraagde bedrag het beschikbare subsidiebudget overtreft bepalen burgemeester en wethouders voor welke onderdelen van het kerk- en bijgebouw een subsidie wordt verleend. De benodigde dekking van de eigenaren geldt dan natuurlijk ook slechts voor die onderdelen.
Hieraan ligt ten grondslag dat geen subsidie behoort te worden verleend in kosten die ook op een andere wijze niet ten laste van de eigenaar behoeven te komen. Kosten die door een verzekering kunnen worden gedekt alsmede kosten die op de verschuldigde BTW in aftrek kunnen worden gebracht.
In het kader van de vennootschapsbelasting belastingplichtige eigenaren kunnen de kosten van herstel en verbetering van hun gebouw afschrijven op de balans en fiscaal verrekenen in de winst- en verliesrekening. Om die reden geldt ten opzichte van kerkelijke- en andere particuliere eigenaren een lager subsidiepercentage.
Door het college wordt de redelijkheid van de in het instandhoudingplan opgevoerde kosten beoordeeld. Ook het tussentijds herziene instandhoudingplan behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders.
Als werkzaamheden in het kader van het instandhoudingplan worden in ieder geval aangemerkt:
aan daken: het herdekken of vernieuwen van pannen, herstellen van leiwerk, het repareren en vernieuwen van zink, het aanbrengen, c.q. goed plaatsen van lood etc., het onderhoud van bliksembeveiliging (jaarlijkse controle en herstel) en het onderhoud van brandveiligheidsvoorzieningen voor zover deze gericht zijn op het behoud van het gebouw (o.a. jaarlijkse controle en kleine reparaties van brandmeldsystemen en blusinstallaties);
Ook de kosten verbonden aan het opstellen van een bouwkundig inspectierapport en een instandhoudingplan vallen onder het begrip instandhoudingwerkzaamheden. Het laten uitvoeren van kleuronderzoek en/of het laten uitbrengen van een kleurenadvies door een ter zake deskundige is eveneens subsidiabel. Tevens komen de kosten, verbonden aan het lidmaatschap (abonnement en inspectie-uren) van de Monumentenwacht voor een subsidie in aanmerking. Tenslotte vallen ook de kosten van het maken van de noodzakelijke voorzieningen in verband met bereikbaarheid en veiligheid (toegangsluiken en veiligheidsvoorzieningen) onder het begrip instandhoudingwerkzaamheden.
NB: Voor het uitvoeren van een van de bovengenoemde werkzaamheden kan een monumentenvergunning vereist zijn (aanvraag in te dienen bij de gemeente Utrecht).
Subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de uitvoering plaatsvindt volgens de uitvoeringsvereisten. Dit is bedoeld om de kwaliteit en de duurzaamheid van de uitvoering te garanderen. Afwijken van de voorschriften is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming.
Artikel 7 Aanvraag en beschikking
Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt tezamen met het instandhoudingplan voor de periode van zes jaar door de eigenaar bij burgemeester en wethouders ingediend vóór 1 april 2009. Tussentijds kunnen de instandhoudingplannen ook worden ingediend, voor de resterende jaren tot en met 2014.
Door het college van burgemeester en wethouders wordt een beslissing genomen over de werkzaamheden die voor subsidie in aanmerking komen, de zogenaamde subsidiabele kosten. Indien de beslissing het verlenen van een subsidie inhoudt, geldt dit voor de eerste drie jaar en wordt het bedrag in de beschikking vermeld en -voor zover van toepassing- die onderdelen die door burgemeester en wethouders niet zijn goedgekeurd.
Het in het eerste lid genoemde instandhoudingplan is te beschouwen als de "uitvoeringsovereenkomst" conform artikel 2.9 van de verordening. De looptijd van het instandhoudingplan is -in afwijking van artikel 3.1 van de verordening- zes jaar.
In afwijking van artikel 5.2 van de verordening is de datum van indiening genoemd in plaats van een indieningtermijn van zeventien weken. Overigens blijft in alle gevallen de behandeltermijn zoals aangegeven in artikel 5.6 van de verordening gehandhaafd.
De bepalingen in artikel 5.3, tweede lid van de verordening zijn voor de aanvraag om een subsidie voor instandhouding van monumentale kerkgebouwen niet relevant. Uitgangspunt is instandhouding van het kerkgebouw (en bijgebouw) door middel van de uitvoering van het door burgemeester en wethouders goedgekeurde instandhoudingplan. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen rechtspersonen en natuurlijke personen.
Waar in dit artikel wordt gesproken van "subsidie verlenen" is het gehele proces over een periode van twee keer drie jaar bedoeld. Indien een aanvraag om een subsidie wordt ingediend vindt -behoudens in geval van een negatieve beschikking- allereerst een verlening plaats onder vermelding van het subsidie.
Vervolgens wordt op basis van in te dienen rekeningen subsidie uitbetaald, voor zover het jaarlijks beschikbare subsidiebudget dat toelaat. .
De subsidiabele kosten worden bepaald voor de duur van zes, op basis van het ingediende instandhoudingplan. Ook de subsidiabele kosten kunnen in het derde jaar worden herzien.
Artikel 8 Voorschotten en verrekeningen
Op basis van uitgevoerde werkzaamheden worden originele rekeningen met de door het Nationaal Restauratiefonds verstrekte declaratieformulieren aan burgemeester en wethouders aangeboden. Burgemeester en wethouders geven aan welk deel van de gedeclareerde kosten subsidiabel is en sturen deze rekeningen met een geaccordeerd formulier door naar het Nationaal Restauratiefonds. Het NRF zorgt voor betaling van 50% respectievelijk 20% (in geval van een in het kader van de vennootschapsbelasting belastingplichtige eigenaar) van de subsidiabele kosten aan de eigenaar. Hiertoe kan het NRF de eigenaar een rekening-courantfaciliteit aanbieden.
De niet-bestede bedragen worden toegevoegd aan het beschikbare subsidie voor het volgende jaar. Na de twee perioden van drie jaar vindt de "geldelijke verantwoording" plaats en wordt het definitieve subsidie vastgesteld op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.
Op grond van artikel 5.8 van de verordening dient in geval van een meerjarig subsidie jaarlijks een aantal stukken te worden overlegd met de nodige gegevens met betrekking tot de in het afgelopen jaar verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten.
In afwijking van artikel 5.7 van de verordening is de indieningtermijn van de jaarrapporten gesteld op 1 april van het opvolgende jaar.
Op grond van artikel 4.38 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen burgemeester en wethouders bij verlening van een subsidie doelgerichte verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van het subsidie. In dit geval gericht op de uitvoering van het instandhoudingplan.
Met het rapport dat direct na de inspectie moet worden ingediend, bereiken burgemeester en wethouders enerzijds éénduidigheid in het opvragen en verkrijgen van gegevens, anderzijds is het van belang dat de voortgang van het instandhoudingplan kan worden gevolgd en, zonodig, in overleg kan worden getreden met de eigenaar om deze voortgang alsnog te bevorderen.
Artikel 10 Vaststelling subsidie
Conform artikel 5.10 van de verordening stellen burgemeester en wethouders het definitief subsidie vast binnen zes maanden na de ontvangst van het laatste (zesde) van de in artikel 5 genoemde overzichten.
Na ontvangst van het zesde overzicht wordt het subsidie vastgesteld. Hierbij kan sprake zijn van een gewijzigde beschikking, bijvoorbeeld indien blijkt dat de financiële dekking van het niet voor een subsidie in aanmerking komend gedeelte van de kosten van werkzaamheden niet meer gegarandeerd is. Een ander voorbeeld is het geval waarin de eigenaar in gebreke blijft het jaarlijks overzicht als bedoeld in artikel 9 in de dienen.
Artikel 11 Subsidie voor onderzoek naar neven- en hergebruik en voor voorzieningen ten behoeve van de exploitatie
Voor de kerkgebouwen, waarvoor een beroep wordt gedaan op de instandhoudingregeling is tevens een subsidie beschikbaar voor onderzoek naar neven- en hergebruik van het gebouw. Het subsidie bedraagt 75% van de kosten met een maximum van EUR 10.000,00 aan kosten en kan maximaal eenmaal per zes jaar worden verleend.
Voor de kerkgebouwen, waarvoor een beroep wordt gedaan op de instandhoudingregeling is tevens een subsidie beschikbaar voor voorzieningen die worden aangebracht, ten behoeve van de verbetering van het gebruik en de exploitatie van het gebouw. Het subsidie bedraagt 50% van de kosten met een maximum van EUR 25.000,00 aan kosten en kan maximaal eenmaal per zes jaar worden verleend.
Als een kerkgebouw zijn oorspronkelijke functie dreigt te verliezen, is het stimuleren van neven- en eventueel hergebruik wenselijk om leegstand en verval te voorkomen. In eerste instantie zal daarom in de meeste gevallen een haalbaarheidsonderzoek naar de vormen van neven- of hergebruik moeten worden uitgevoerd.
Het gebruik en de exploitatie van het kerkgebouw kan worden verbeterd door voorzieningen aan te brengen, die bijdragen aan het mogelijk maken van een beter en efficiënter gebruik, met een positief effect op de exploitatiemogelijkheden. Te denken valt aan het verbeteren van de keuken en het sanitair, technische installaties voor ten behoeve van klimaatbeheersing e.d. Vanzelfsprekend wordt bij het onderzoek en bij het aanbrengen van de (vergunningplichtige) voorzieningen zoveel mogelijk rekening gehouden met de monumentale waarden van het kerkgebouw.
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een andere volgorde van uitvoering van de instandhoudingwerkzaamheden of het inplannen van andere werkzaamheden dan beschreven in het instandhoudingplan. Het informeren van burgemeester en wethouders kan teleurstelling bij de vaststelling van het subsidie voorkomen.
Op grond van artikel 5.3 van de verordening kunnen burgemeester en wethouders modellen voor in te dienen stukken voorschrijven.
Burgemeester en wethouders kunnen, indien dat aan een of meer kerkgebouwen ten goede komt, afwijken van de in de regeling genoemde percentages, bedragen en andere bepalingen.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 16 december 2008.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. J. Schuilenburg Mr. A. Wolfsen