Beleidsregels Declaratieregeling 2017 GR Ferm Werk

Artikel 1 De aanvraag

• 1.

  Aan personen met een bijstandsuitkering wordt het recht op gebruik van de Declaratieregeling ambtshalve toegekend.

• 2.

  Overige belanghebbenden kunnen een aanvraag voor de Declaratieregeling indienen tot 31 december van het betreffende kalenderjaar.

• 3.

  Bij deze aanvragen worden inkomen en vermogen op dezelfde wijze vastgesteld als bij aanvragen bijzondere bijstand. Dit betekent dat:

  • o

    personen die in een minnelijke of wettelijke schuldregeling zitten beschikken over een inkomen dat niet hoger is dan de bijstandsnorm; en

  • o

    het vermogen dat is gebonden in de zelfbewoonde eigen woning niet als vermogen in aanmerking wordt genomen.

Artikel 2 Declaratie van kosten

• 1.

  De kosten kunnen tot 1 april van het volgende kalenderjaar worden gedeclareerd.

• 2.

  De gedeclareerde kosten worden steekproefsgewijs gecontroleerd met uitzondering van de ouderbijdragen voor kinderen in het basisonderwijs. Deze worden alleen vergoed als de hoogte van de kosten is aangetoond.

Artikel 3 Welzijnsactiviteiten

• 1.

  Onder welzijnsactiviteiten worden activiteiten op het gebied van cultuur, sport, recreatie, vorming en educatie verstaan. Het doel is meedoen; de klant bepaalt waaraan en is vrij in zijn keuze van activiteiten.

• 2.

  Voorbeelden van kosten zijn lidmaatschappen en contributies, kosten van deelname aan activiteiten, cursussen, bezoek aan zwembaden, musea, bioscopen, theaters, speeltuinen of evenementen. Deze lijst is niet limitatief.

• 3.

  Kosten die het karakter hebben van een donatie of sponsoring worden niet vergoed.

• 4.

  Contributies van een belangenvereniging zoals vakbond, ouderenbond, huurdersvereniging enz. wordt niet beschouwd als welzijnsactiviteiten, tenzij het lidmaatschap wordt aangegaan in verband met aantoonbare deelname aan welzijnsactiviteiten.

• 5.

  Indirecte kosten zoals reiskosten en sportuitrusting komen ook voor vergoeding in aanmerking. Hierbij geldt dat de kosten van een fiets voor een volwassene niet vaker dan één keer per drie jaar worden vergoed en van een fiets voor een kind niet vaker dan één keer per twee jaar.

• 6.

  Geen bijdrage wordt verstrekt voor welzijnsactiviteiten voor zover deze op basis van een andere regeling of voorziening al (deels) zijn vergoed.