Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) |
Citeertitel | Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke organisatie |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 184
Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | nieuwe regeling | 30-06-2015 Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 184 | Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 184 |
Artikel 4.1 Informele aanpak van het bezwaar
De bezwaarschriftencommissie onderzoekt of door middel van een informele aanpak een oplossing kan worden gevonden, alvorens een formele bezwaarschriftenprocedure wordt gestart. De commissie verricht daartoe de nodige handelingen.
Artikel 4.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden
De feiten of omstandigheden die hieruit worden verkregen en voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, worden aan de belanghebbenden en het primaire organisatieonderdeel toegezonden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:9 van de Awb worden zij in de gelegenheid gesteld hierover te worden gehoord.
Artikel 4.11 Contrair adviesprocedure
Voor zover het gaat om gedelegeerde bevoegdheden aan een bestuurscommissie, adviseert niet de directeur Juridische Zaken, maar de RVE-manager Juridisch Bureau, een en ander met inachtneming van punt 3 van de "algemene bepalingen en beperkingen" van het bevoegdhedenregister, behorende bij de verordening op de bestuurscommissies.
Hoofdstuk 5 Beroep bij de bestuursrechter
Het primair organisatieonderdeel dat in mandaat een beslissing op bezwaar heeft genomen, betrekt de directeur Juridische Zaken bij de besluitvorming indien tegen die beslissing beroep in eerste aanleg of hoger beroep wordt ingesteld namens het college of door belanghebbenden en sprake is van een politiek of bestuurlijk gevoelig onderwerp, als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid.
Een groot aantal bepalingen over de behandeling van bezwaarschriften is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hierin is onder andere bepaald tegen welke besluiten bezwaar mogelijk is, en is een groot aantal procedurele bepalingen opgenomen. De onderhavige regeling heeft alleen een aanvullende werking.
Een bezwaarmaker moet in de regel worden gehoord (artikel 7:2, eerste lid Awb). Dat kan door het bestuursorgaan zelf of door een bezwaarschriftencommissie. Bij het horen door een bezwaarschriftencommissie zijn er twee opties, een externe of een interne commissie.
In deze ‘Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester)' wordt gekozen voor een interne commissie die hoort en advies uitbrengt. Het college en de burgemeester kiezen voor een interne commissie bestaande uit personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Dit zullen in de regel ambtenaren zijn. Maar indien tijdelijk iemand werkzaam is bij de gemeente, op basis van een uitzend- of detacheringsrelatie bijvoorbeeld, dan kan hij of zij ook deelnemen in de bezwaarschriftencommissie. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 7:5 Awb. Dit moet worden onderscheiden van een externe bezwaarschriftencommissie ingevolge artikel 7:13 Awb. Bij het laatste type commissie is in ieder geval één lid (de voorzitter), niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Alleen in incidentele gevallen is het mogelijk een externe bezwaarschriftencommissie in te schakelen.
Hetgeen in hoofdstuk 2 bepaald is voor de bezwaarafhandeling van het college is van overeenkomstige toepassing op de bezwaarafhandeling van de burgemeester. Daarnaast is er een algemeen hoofdstuk opgenomen, hoofdstuk 4, waarin de procedure van de behandeling van het bezwaarschrift is geregeld, dit als gezegd in aanvulling op de in de Awb opgenomen bepalingen. De Regeling is ook van toepassing op de bezwaarafhandeling binnen de bestuurscommissies, dit zowel in het geval sprake is van gemandateerde als gedelegeerde bevoegdheden. Dit laatste overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Algemene bepalingen en beperkingen van het Bevoegdhedenregister bestuurscommissies bij de Verordening op de bestuurscommissies.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het onderdeel van de gemeentelijke organisatie waar het besteden besluit is voorbereid wordt in de Regeling aangeduid als ‘het primaire organisatieonderdeel'. Het gaat hier om de afdeling waar het primair besluit in mandaat is genomen (bij een gemandateerde bevoegdheid), of is voorbereid (indien het bestuursorgaan bijvoorbeeld het besluit zelf heeft genomen). Ook onderdelen van de bestuurscommissieorganisaties worden geschaard worden onder het overkoepelende begrip ‘organisatieonderdeel', dat in de begripsomschrijving is gebruikt.
Artikel 1.2 Reikwijdte van de regeling
Dit artikel stelt buiten twijfel dat de Regeling van toepassing is op de afhandeling van alle bezwaren binnen de gemeente Amsterdam, gericht tegen besluiten van de burgemeester of het college. Derhalve ook wanneer het bezwaar is gericht tegen een primair besluit dat in mandaat of delegatie is genomen.
Hoofdstuk 2 De bezwaarschriftencommissie van het college van burgemeester en wethouders
Artikel 2.1 Instelling en samenstelling van de commissie
Lid 1. In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een interne commissie. Hoofdregel is dat een interne bezwaarschriftencommissie (als bedoeld in artikel 7:5 Awb) hoort en advies uitbrengt.
Lid 2. Van belang is dat de bezwaarafhandeling wordt georganiseerd dicht bij het primaire proces, waarin het primair besluit is genomen. Een belangrijk doel van de bezwaarfase is namelijk het lerend effect dat van de bezwaarafhandeling uitgaat. Bezwaarafhandeling dicht bij het primair proces heeft het bijkomend voordeel dat daar ook de meeste kennis aanwezig is over het (soort) besluit(en) waartegen het bezwaar zich richt.
De betrokkenheid van de medewerkers van de directie Juridische Zaken binnen de bezwaarschriftencommissies zelf, is afhankelijk van de vraag of het politiek of bestuurlijk gevoelige onderwerpen betreft, zoals bij onderwerpen waarbij:
- hoge afbreukrisico's aanwezig zijn;
- dienst/RVE- of stadsdeeloverstijgende belangen spelen;
- uniforme besluitvorming gewenst is;
- strategische belangen van het bestuur in het geding zijn;
- expertise nodig is die op dienst/RVE- of stadsdeelniveau niet goed is ontwikkeld of te ontwikkelen is.
Die betrokkenheid kan per geval of categorie gevallen worden bepaald.
Lid 3. Voor de kwaliteit van de bezwaarbehandeling is belangrijk dat de leden van de commissie onbevangen staan ten opzichte van het besluit. Verder moet ook de schijn van vooringenomenheid worden vermeden. In artikel 7:5 van de Awb is daarom bepaald dat in een (meerhoofdige) commissie ten hoogste één lid betrokken mag zijn geweest bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Het is overigens geen streven om in de commissie een lid te benoemen dat bij de totstandkoming van het besluit was betrokken. Het geniet de voorkeur dat geen van de leden van de commissie persoonlijk betrokken is geweest bij de voorbereiding van het primaire besluit.
Echter, de deelname van een lid dat betrokken is geweest bij het nemen van het primair besluit kan in incidentele gevallen ook voordelen hebben. Dit gezien de specifieke voorgeschiedenis en context, of wanneer specifieke expertise nodig is die weinig voorhanden is (te denken valt aan nadeelcompensatievraagstukken). Vandaar dat de deelname van ten hoogste één lid (in een meerhoofdige commissie) niet is uitgesloten.
Artikel 2.2 Eenhoofdige commissie
Lid 1. In sommige gevallen kan de advisering worden opgedragen aan een eenhoofdige commissie. In de praktijk zijn daar goede ervaringen mee opgedaan. Niet ieder geval zal zich hiervoor lenen, maar zeker eenvoudige zaken zijn hiervoor zeker geschikt. Het werken met een eenhoofdige commissie heeft ook als voordeel dat een hoorzitting flexibel gepland kan worden. Dat komt de afhandelingstermijn zeer ten goede.
Het besluit tot het opdragen van een incidenteel bezwaar of voor een categorie bezwaren wordt genomen door het college. (In het geval het betreft de advisering over bezwaren tegen burgemeestersbesluiten, op grond van artikel 3.1 van de Regeling, is deze beslissing uiteraard aan de burgemeester i.p.v. aan het college.) Deze bevoegdheid leent zich niet voor mandatering aan managers van andere organisatieonderdelen. Dit ook in verband met het bepaalde in het tweede lid.
Lid 2. Deze regel is opgenomen met het oog op artikel 7:13 Awb. Een externe adviescommissie is namelijk per definitie een meerhoofdige commissie. Hiervan kan wel één lid aangewezen kan worden om te horen.
Artikel 2.3 Externe bezwaarschriftencommissie
Lid 1. De hoofdregel is dat over bezwaarschriften geadviseerd wordt door een interne bezwaarschriftencommissie. Dit artikel maakt de inschakeling van een externe bezwaarschriftencommissie in incidentele gevallen mogelijk. Zowel een commissie uitsluitend bestaande uit externe leden als een commissie met alleen een externe voorzitter is mogelijk. Beide type commissies worden door de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als externe commissie; ook is een variant mogelijk met twee externe leden, onder wie de voorzitter en één lid, werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college. Ook in de ‘Verordening op de bezwaarschriften (gemeenteraad)' is in deze mogelijkheid voorzien.
Áls er een externe commissie wordt ingeschakeld, geniet een ‘gemengde commissie' de voorkeur, zodat er naast een externe voorzitter voldoende binnengemeentelijke kennis voorhanden is om tot een bevredigende oplossing te komen. Voor de persoon of personen die in de externe commissie zitting nemen is van belang zijn dat gezocht wordt naar personen met ‘mediation'-vaardigheden, meer dan naar iemand die enkel een juridisch oordeel wordt gevraagd. Probleemoplossing moet namelijk voorop staan in de bezwaarfase. Probleemoplossing moet namelijk voorop staan in de bezwaarfase, terwijl juridisering moet worden voorkomen.
Tot het inschakelen van een dergelijke commissie kan van geval tot geval, of van categorie tot categorie zaken beslist worden. De beslissing hiertoe wordt genomen door het college respectievelijk de burgemeester.
In het artikellid is een aantal voorbeelden opgenomen van gevallen waaraan gedacht kan worden. Het gaat dan om zaken waarin neutraliteit en objectieve oordeelsvorming binnen de gemeente niet (afdoende) kunnen worden geborgd en de schijn zou kunnen ontstaan dat een bezwaarschrift niet met de noodzakelijke onbevangenheid en onbevooroordeeldheid kan worden behandeld door het eigen ambtelijk apparaat. Verder valt nog te denken aan bijzondere gevallen die een zeer specifieke deskundigheid vereisen die binnen de gemeente niet aanwezig is. Duidelijk is steeds dat het om uitzonderingsgevallen gaat en de bestuursorganen er zelf over beslissen. Er kan dus geen beroep op worden gedaan of een recht aan worden ontleend. Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 2.4 In mandaat beslissen op bezwaar
Lid 1 en 2. Voor bevoegdheden waar het meest frequent gebruik wordt gemaakt, zal mandaat worden verleend aan de manager van het desbetreffende organisatieonderdeel om te beslissen op ingediende bezwaren. Uiteraard is het zo dat deze alleen van dit mandaat gebruik kan maken, als hij of zij niet al zelf het primair besluit heeft genomen. Dit in verband met het bepaalde in artikel 10:3 van de Awb.
Aanvullend is in de Regeling opgenomen dat van het mandaat geen gebruik mag worden gemaakt, als sprake is van een politiek of bestuurlijk gevoelig onderwerp. De vijf criteria zijn identiek aan die in de Algemene bepalingen en beperkingen in het Bevoegdhedenregister Bestuurscommissies bij de Verordening op de bestuurscommissies. In het kader van de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) zijn zij zowel van toepassing op de bestuurscommissies als op de andere organisatieonderdelen.
Lid 3. In gevallen waarin geen mandaat is verleend, is de directeur Juridische Zaken bevoegd te beslissen op het bezwaarschrift. Dit geldt ook wanneer wel mandaat is verleend, maar hiervan geen gebruik kan worden gemaakt.
Artikel 4.1 Informele aanpak van het bezwaar
Het is de bedoeling dat ook in een eerder stadium al contact plaatsvindt tussen de gemeente en bezwaarmaker. Vaak is immers al voor het nemen van het besluit duidelijk dat er bezwaren leven bij betrokkenen. Ook onmiddellijk nadat het besluit is genomen kan informeel contact met belanghebbenden eraan bijdragen dat de bezwaren die bestaan, worden weggenomen, bijvoorbeeld door een toelichting te geven op het besluit.
Het is aan de commissie om na ontvangst van een bezwaarschrift te beoordelen of mediation zinvol is.
In verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de commissie wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.
Het spreekt voor zich dat de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
Artikel 4.3 Datum en tijd van de hoorzitting
Lid 2. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;
c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Mocht er worden afgezien van het horen, zal ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de commissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden.
Artikel 4.5 Openbaarheid hoorzitting
In deze bepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe voor iedereen toegankelijk is. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 4.9 van de Regeling achter gesloten deuren plaatsheeft.
In het derde lid is een regeling opgenomen voor het maken van beeld- en geluidopnamen.
Lid 1. Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Er kan een afzonderlijk verslag worden opgemaakt, of er kan in de beslissing op bezwaarschrift een passage worden opgenomen, waaruit blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken.
Lid 2. Het bepaalde in het tweede lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen zakelijk naar voren is gebracht.
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de commissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden.
Artikel 4.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het primair organisatieonderdeel opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor).
Artikel 4.9 Vergadering commissie
Lid 1. Zie ook de toelichting bij artikel 4.5. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Lid 3. Dit lid is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Lid 1. Normaliter bedraagt de termijn om op het bezwaar te beslissen 6 weken. In het geval een externe commissie is ingeschakeld bedraagt de termijn 12 weken. Een en ander behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging.
Lid 2. Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
Artikel 4.11 Contrair adviesprocedure
Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert het bezwaar gegrond te verklaren, wordt het primaire organisatieonderdeel in de gelegenheid gesteld een contrair advies op te stellen. Dit in de vorm van een zakelijke weergave van het standpunt. Indien het primaire organisatieonderdeel van deze mogelijkheid gebruik maakt, dan worden het advies van de commissie en het standpunt van het primaire organisatieonderdeel, vergezeld van een advies van de directeur Juridische Zaken aan het college voorgelegd. Wanneer het gaat om gedelegeerde bevoegdheden, adviseert niet de directeur Juridische Zaken, maar de RVE-manager Juridisch Bureau.
In bepaalde gevallen kan het volgen van deze procedure ertoe leiden, dat artikel 7:9 Awb dient te worden toegepast. In dat geval moet bezwaarde in de gelegenheid worden gesteld om opnieuw te worden gehoord (Zie de toelichting op artikel 4.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden)