Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Verordening van de raad van Amsterdam regelende de subsidiëring van hulp aan kwetsbare personen 2017 (Subsidieverordening maatschappelijke opvang 2017)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de raad van Amsterdam regelende de subsidiëring van hulp aan kwetsbare personen 2017 (Subsidieverordening maatschappelijke opvang 2017)
CiteertitelSubsidieverordening maatschappelijke opvang 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-2016nieuwe regeling

09-11-2016

Gemeenteblad 2016, 170444

Gemeenteblad 2016,afd. 3A, nr. 322/1431

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de raad van Amsterdam regelende de subsidiëring van hulp aan kwetsbare personen 2017 (Subsidieverordening maatschappelijke opvang 2017)

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • d.

    contra-indicatie: criterium op basis waarvan een hulpverlenende instelling een cliënt toegang tot hulpverlening weigert;

  • e.

    eergerelateerd geweld: elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken;

  • f.

    evidence-based methodiek: methodiek waarvan de effectiviteit met behulp van wetenschappelijk onderzoek is aangetoond;

  • g.

    face-to-face contact: professioneel contact tussen hulpverlener en cliënt waarbij beiden in dezelfde ruimte verblijven;

  • h.

    huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring. Met ‘huiselijke kring' worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (kan zowel binnenshuis als buitenshuis) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch en/of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling, huwelijksdwang en achterlating, geweld tegen of verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders.

  • i.

    indirect cliëntgebonden contact: contact van een professionele hulpverlener met een derde ten behoeve van de cliënt;

  • j.

    ketenbenadering: gemeentelijke ketenbenadering: een aanpak waarin onder regie van de gemeente meerdere organisaties hun werkprocessen stroomlijnen om in de zorgbehoefte van een cliënt te voorzien;

  • k.

    OGGZ-cliënt (cliënt Openbare Geestelijke Gezondheidszorg): persoon met de volgende kenmerken:

    • I.

      aanwezigheid van een psychische handicap (waaronder verslavingsproblemen of ernstige psychosociale problemen);

    • II.

      tegelijkertijd aanwezigheid van meerdere problemen op andere leefgebieden, zoals huisvesting, inkomen en dagbesteding;

    • III.

      leidend tot het niet voldoende in staat zijn om in zijn eigen bestaansvoorwaarden te voorzien (huisvesting, sociale contacten, zelfverzorging);

    • IV.

      gebrek aan mogelijkheden om zelf problemen op te lossen, en

    • V.

      afwezigheid van een adequate hulpvraag;

  • l.

    prestatie-indicator: een waarde die aanwijzingen geeft voor een redelijk betrouwbare schatting van het resultaat;

  • m.

    prevalentie: de prevalentie van een aandoening is het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking

  • n.

    realisatie: de omvang van de te leveren of geleverde activiteit, uitgedrukt in de teleenheid die voor de betreffende activiteit is vastgesteld in de verordening of in de verleningsbeschikking;

  • o.

    regiogemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Ouder-Amstel en Uithoorn

  • p.

    teleenheid: standaard die als grootheid wordt aangenomen om de realisatie meten;

  • q.

    zorgtoeleiding: het actief ondersteunen van een cliënt om toegang tot hulpaanbod te organiseren.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieverordening

  • 1.

    Deze verordening heeft tot doel om te voorzien in de zorgtoeleiding naar en beschikbaarheid van nachtopvang, inloopvoorzieningen voor en ambulante begeleiding van OGGZ-cliënten uit Amsterdam en de regiogemeenten, waaronder dak- en thuislozen. Daarnaast heeft de verordening tot doel om te voorzien in individuele en collectieve preventieactiviteiten voor deze doelgroep.

  • 2.

    Indien en voor zover een aanvraag betrekking heeft op activiteiten die onderdeel uitmaken van de inkoop AIS-2016-0014 van Maatschappelijke opvang, Beschermd wonen of Hulp en Opvang na Huiselijk Geweld, valt de financiering van die activiteiten onder de inkoop en zijn zij niet subsidiabel op grond van deze verordening.

  • 3.

    Het college overlegt met de colleges van burgemeester en wethouders van de regiogemeenten over de omvang en de vormgeving van de ondersteuning in het kader van onderhavige verordening aan cliënten uit de regiogemeenten.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • Het college kan periodieke subsidie verlenen ten behoeve van de onderstaande activiteiten:

  • a.

    preventie;

  • b.

    ambulante begeleiding en dienstverlening;

  • c.

    zorgtoeleiding;

  • d.

    inloopvoorzieningen;

  • e.

    nachtopvang, woonbegeleiding en passantenpension;

  • f.

    sociaal netwerk: cliënt gestuurde activiteiten.

Artikel 5 Preventie

  • Het college kan slechts subsidie verlenen voor preventie indien aan de hierna volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Activiteiten voor individuele preventie richten zich op

    • a.

      voorkomen van huiselijk en eergerelateerd geweld dan wel

    • b.

      gezondheidspreventie bij dak- en thuislozen, veelplegers met ernstige verslavings-of geestelijke gezondheidsproblematiek en zelfstandig wonende OGGZ-cliënten.

  • 2.

    Activiteiten voor collectieve preventie

    • a.

      richten zich op universele of selectieve interventies op het gebied van psychische problemen (inclusief verslavingsproblemen) of de bestrijding van huiselijk geweld, en

    • b.

      hebben tot doel om:

    • I.

      begrip en herkenning van (ernstige) psychische klachten of herkenning van huiselijk geweld te bevorderen;

    • II.

      burgers bewust te maken van wat zij zelf kunnen doen aan (het voorkomen van) psychische klachten en burgers toerusten met vaardigheden hiertoe of;

    • III.

      burgers duidelijk maken hoe zij hulp kunnen vragen bij instanties voor gezondheidszorg en hulpverlening;

    • c.

      houden in hun aanpak rekening met specifieke grootstedelijke problematiek, waaronder de aanwezigheid van bevolkingsgroepen met een niet-Nederlandse achtergrond;

    • d.

      maken onderdeel uit van een preventieve keten en zijn afgestemd op het zorgaanbod in de regio;

    • e.

      sluiten aan op het beleid inzake genotsmiddelengebruik van de gemeente, voor zover de subsidieaanvraag betrekking heeft op psychische of verslavingsproblematiek en

    • f.

      sluiten aan op het beleid zoals geformuleerd in het bestuursakkoord, het programakkoord en de Regioaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, voor zover de subsidieaanvraag betrekking heeft op de bestrijding van huiselijk geweld.

Artikel 6 Ambulante begeleiding en dienstverlening

  • Het college kan slechts subsidie verlenen voor ambulante begeleiding en dienstverlening indien aan de hierna volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Activiteiten voor ambulante begeleiding en dienstverlening hebben betrekking op dak- en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige verslavings-of psychiatrische problematiek, zelfstandig wonende OGGZ-cliënten met verslavingsproblematiek of mensen die ten gevolge van een delict psychosociale ondersteuning nodig hebben.

  • 2.

    De activiteiten omvatten

    • a.

      ambulante begeleidingstrajecten,

    • b.

      eenmalig dienstverlenings- of begeleidingscontacten,

    • c.

      consultaties,

    • d.

      externe deskundigheidsbevordering gericht op professionals en intermediairs, en

    • e.

      vrijwilligersbemiddeling voor zover die laatste zich richt op zelfstandig wonende OGGZ-cliënten zonder verslavingsproblematiek en mensen met een psychiatrische aandoening die gebruik maken of hebben gemaakt van de geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 7 Zorgtoeleiding

  • Het college kan slechts subsidie verlenen voor zorgtoeleiding indien aan de hierna volgonde voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Activiteiten voor zorgtoeleiding hebben betrekking op dak-en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige psychiatrische of verslavingsproblematiek, mensen die ten gevolge van een delict psychosociale ondersteuning nodig hebben of zelfstandig wonende OGGZ-cliënten.

  • 2.

    De activiteiten omvatten:

    • a.

      veldwerk/cliënttoeleiding en

    • b.

      indicatiestelling voor zover de gemeentelijke ketenbenadering voorziet in deze activiteit.

Artikel 8 Nachtopvang, woonbegeleiding en passantenpension

  • Het college kan slechts subsidie verlenen voor activiteiten voor:

  • a.

    het verstrekken van een nachtopvangvoorziening aan dak- en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige psychiatrische of verslavingsproblematiek en slachtoffers, getuigen en daders van huiselijk geweld, en

  • b.

    ambulante woonbegeleiding ter voorkoming van huisuitzetting aan thuiswonende OGGZ-cliënten bij zorgproblematiek, ter bestrijding van extreme overlast en ter voorkoming van terugval na recente dakloosheid.

  • c.

    het verstrekken van een passantenpensionvoorziening aan mensen die op eigen kracht of met behulp van kortdurende ondersteuning vanuit maatschappelijk werk hun problemen kunnen oplossen.

Artikel 9 Inloopvoorzieningen

  • Het college kan slechts subsidie verlenen voor activiteiten voor:

  • a.

    de openstelling van een inloophuis voor dak- en thuislozen en zelfstandig wonende OGGZ-cliënten uit alle stadsdelen,

  • b.

    het in groepsverband bieden van zinvolle activeringsprojecten voor dak- en thuislozen en zelfstandig wonende OGGZ-cliënten uit alle stadsdelen die als gevolg van zorgproblematiek nog niet in staat zijn om voor langere tijd een individueel traject te volgen dat bestaat uit arbeidsactiviteiten, en die gericht zijn op meedoen in de samenleving en op het aanleren van vaardigheden en op toeleiding naar individuele dagbesteding die bestaat uit arbeidsactiviteiten, en

  • c.

    de beschikbaarstelling van een verblijfsruimte waar verslaafden onder toezicht heroïne en/of cocaïne kunnen gebruiken.

Artikel 10 Sociaal netwerk: cliënt gestuurde activiteiten

  • Het college kan slechts subsidie verlenen voor de hierna genoemde activiteiten voor

  • a.

    cliëntactiviteiten, cliëntondersteuning inclusief informatie en advies, en projecten indien deze bijdragen aan het scheppen van voorwaarden voor de sociale en maatschappelijke participatie, allen gericht op mensen met een psychiatrische aandoening die gebruik maken of hebben gemaakt van de geestelijke gezondheidszorg, voor zover de activiteiten:

    • a.

      bijdragen aan (het scheppen van voorwaarden voor) de sociale en maatschappelijke participatie van (ex-) GGZ-cliënten, met uitzondering van activiteiten gericht op belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding;

    • b.

      hoofdzakelijk door (ex-) GGZ-cliënten worden georganiseerd en/of uitgevoerd;

    • c.

      aantoonbaar aansluiten bij de behoeften van (ex-) GGZ-cliënten;

    • d.

      aantoonbaar toegankelijk zijn voor nieuwe deelnemers;

    • e.

      een bijdrage leveren aan maatschappelijke steunsystemen;

    • f.

      niet toewijsbaar zijn aan een specifiek stadsdeel.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 11 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor de activiteiten per activiteit die volgens deze verordening voor subsidie in aanmerking komen jaarlijks het subsidieplafond vast.

  • 2.

    De aanvragen die niet ingevolge artikel 14 van deze regeling worden geweigerd en in beginsel voor periodieke subsidie in aanmerking komen worden in rangorde op een prioriteitenlijst gezet op grond van de de mate waarin:

    • a.

      toekenning van de aanvraag bijdraagt aan de continuïteit van krachtens deze subsidie geboden ondersteuning aan de doelgroep en weigering van de aanvraag tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal leidt;

    • b.

      de aanvraag voorziet in activiteiten die naar het oordeel van het college voorzien in tekorten;

    • c.

      de verhouding tussen het gevraagde subsidiebedrag per eenheid en de prestaties kosteneffectief is;

    • d.

      de aanvraag is afgestemd met ketenpartners;

    • e.

      de aanvraag bijdraagt tot een stedelijk sluitend aanbod.

  • 3.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 12 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens en stukken overgelegd:

    • a.

      de verwachte realisatie per activiteit uitgedrukt in teleenheid alsmede het gevraagde subsidiebedrag per teleenheid per activiteit, waarbij per activiteit de hiernavolgende teleenheid geldt:

    • -

      Preventie:

    • I.

      De teleenheid voor individuele preventieactiviteiten is het aantal unieke personen per preventieactiviteit dat op jaarbasis participeert in individuele preventieactiviteiten;

    • II.

      De teleenheid voor collectieve preventieactiviteiten met een selectief karakter is het aantal unieke personen dat op jaarbasis participeert in selectieve preventieactiviteiten van de instelling in verhouding tot de prevalentie van de doelgroep van de specifieke preventieactiviteit, voor zover prevalentiegegevens beschikbaar zijn;

    • -

      Ambulante begeleiding en dienstverlening:

    • I.

      De teleenheid voor ambulante begeleidingstrajecten is het aantal voltooide trajecten op jaarbasis.

    • II.

      De teleenheid voor eenmalige dienstverleningscontacten of begeleidingscontacten is het aantal unieke personen met wie contact is gerealiseerd op jaarbasis.

    • III.

      De teleenheid voor consultatie is het aantal consulten op jaarbasis.

    • IV.

      De teleenheid voor externe deskundigheidsbevordering is het aantal bereikte professionals en intermediairs op jaarbasis.

    • V.

      De teleenheid voor vrijwilligersbemiddeling is het aantal geslaagde bemiddelingen op jaarbasis.

    • -

      Zorgtoeleiding:

    • I.

      De teleenheid voor veldwerk/cliënttoeleiding is het aantal cliënten dat op jaarbasis via bemoeizorg in behandeling/begeleiding komt bij de subsidieaanvrager of bij ketenpartners.

    • II.

      De teleenheid voor indicatiestelling is het aantal gestelde indicaties op jaarbasis.

    • -

      Nachtopvang, woonbegeleiding en passantenpension:

    • I.

      De teleenheid voor nachtopvangvoorzieningen is het aantal overnachtingen op jaarbasis.

    • II.

      De teleenheid voor ambulante woonbegeleiding is het aantal trajecten op jaarbasis.

    • III.

      De teleenheid voor passantenpension is het aantal overnachtingen op jaarbasis.

    • -

      Inloopvoorzieningen:

    • I.

      De teleenheid voor inloophuizen is het aantal uren openstelling op jaarbasis en het gemiddelde aantal unieke bezoekers per dag.

    • II.

      De teleenheid voor activeringsprojecten is het aantal deelnames op jaarbasis.

    • III.

      De teleenheid voor verblijfsruimten is het aantal uren openstelling op jaarbasis en het gemiddelde aantal unieke bezoekers per dag.

    • -

      Sociaal netwerk: cliënt gestuurde activiteiten:

    • I.

      De teleenheid voor cliëntactiviteiten is het aantal deelnames op jaarbasis.

    • II.

      De teleenheid voor cliëntinformatie inclusief informatie en advies is het aantal unieke deelnemers op jaarbasis.

    • b.

      een beschrijving van de activiteit, waarin naast doelen en activiteiten, onder meer ook methodieken, doelgroepen en eventuele door de subsidieaanvrager gehanteerde contra-indicaties worden vermeld;

    • c.

      de wijze waarop de subsidieaanvrager cliënttevredenheid meet.

Artikel 13 Aanvraagtermijn periodieke subsidies

In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 wordt de subsidieaanvraag in 2016 vóór 1 december van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, ingediend bij het college.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 14 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:35 van de Awb en artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college de subsidie indien:

    • a.

      de gevraagde subsidie niet voldoet aan de voorwaarden die in deze regeling zijn gesteld zijn om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • b.

      soortgelijke activiteiten in andere boekjaren onder een andere gemeentelijke, provinciale of rijksregeling zijn gesubsidieerd;

    • c.

      de subsidieaanvrager niet bijdraagt aan de gemeentelijke ketenbenadering;

    • d.

      de activiteit en de verwachte realisatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, niet aansluiten op de door het college geconstateerde behoefte aan de activiteit;

  • 2.

    In deze regeling wordt onder het begrip "de gemeente" en "ingezetenen" mede verstaan de regiogemeenten en hun ingezetenen.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15 Verplichtingen

  • 1.

    Subsidieontvangers registreren conform de in het Handboek Maatschappelijke Opvang en nadere in de subsidieverlening gestelde registratieverplichtingen.

  • 2.

    De volgende registratieverplichtingen gelden voor subsidieontvangers die subsidie ontvangen voor de activiteit ambulante begeleiding:

    • a.

      de subsidieontvanger registreert op cliëntniveau de gestelde doelen en de behaalde doelen per traject;

    • b.

      indien een cliënt een traject voortijdig afbreekt, registreert de subsidieontvanger de reden hiervoor.

  • 3.

    De volgende kwaliteitsverplichtingen gelden voor alle subsidieontvangers:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent medewerking aan interne en externe cliënttevredenheidsonderzoeken;

    • b.

      de subsidieontvanger gebruikt evidence-based methodieken voor zover er wetenschappelijk onderzoek met positief resultaat verricht is naar methodieken;

  • 4

    De volgende kwaliteitsverplichtingen gelden voor subsidieontvangers die subsidie ontvangen voor activiteiten voor nachtopvang en woonbegeleiding:

    • b.

      de begeleiding is planmatig, hetgeen inhoudt dat:

    • I.

      de bewoner een mentor krijgt toegewezen;

    • II.

      in overleg met de bewoner een probleeminventarisatie is opgesteld;

    • III.

      in overleg met de bewoner een individueel en integraal begeleidingsplan is opgesteld;

    • IV.

      de bewoner regelmatig face-to-face contact met de mentor heeft;

    • V.

      de bewoner en de mentor het begeleidingsplan evalueren voor beëindiging van het verblijf en;

    • VI.

      minstens een maal per jaar een gesprek plaats vindt tussen mentor en bewoner over de mogelijkheid tot doorstroom naar een voorziening met grotere zelfstandigheid.

    • c.

      de subsidieontvanger vraagt alle bewoners periodiek medewerking aan een cliënttevredenheidsonderzoek;

    • d.

      de subsidieontvanger kent de verblijfsplaats van de bewoner na beëindiging van het verblijf;

    • e.

      de bewoner ontvangt ten minste schriftelijke en mondelinge informatie over:

    • I.

      huisregels;

    • II.

      beschikbare begeleiding en zorg;

    • III.

      financiële voorwaarden en;

    • IV.

      klachtrecht.

    • f.

      de subsidieontvanger heeft een klachtenregeling en doet jaarlijks verslag in zijn jaarverslag van het aantal klachten, de aard en de verwerking daarvan;

    • g.

      de subsidieontvanger voert een beleid conform de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen en geeft het college in zijn jaarverslag inzicht in de wijze waarop dit wordt uitgevoerd;

    • h.

      de subsidieontvanger onderhoudt contacten met omwonenden, reageert op klachten van omwonenden en neemt passende maatregelen om overlast zo veel mogelijk te voorkomen;

    • i.

      de subsidieontvanger neemt deel aan een begeleidingscommissie indien sprake is van een noodzakelijke doch omstreden voorziening;

    • j.

      de bewoner heeft recht op inzage in het begeleidingsplan en het cliëntdossier.

  • 5.

    De verplichtingen gesteld in het voorgaande lid onder b, c en d zijn niet van toepassing op subsidieontvangers die subsidie ontvangen voor nachtopvangvoorzieningen.

  • 6.

    De subsidieontvanger rapporteert, indien hiertoe aangewezen door het college, op kwartaalbasis de geleverde realisatie en de geleverde prestaties als bedoeld in het derde lid aan het college binnen 30 dagen na het einde van een kwartaal. Het college kan subsidieontvangers onder meer hiertoe aanwijzen indien:

    • a.

      het college beleidsdoelen heeft geformuleerd voor een activiteit, en

    • b.

      de totale uitgaven voor de activiteit op de gemeentelijke begroting meer dan een miljoen euro bedragen;

  • 7.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan externe audits waartoe het college, onverminderd de in artikel 4:78 van de Awb bedoelde opdracht aan de accountant, opdracht kan geven om vast te stellen of de subsidieontvanger de verplichtingen nakomt die in de beschikking tot subsidieverlening zijn vastgelegd.

  • 8.

    De subsidieontvanger handelt in overeenstemming met het gemeentelijk beleid, vastgesteld voor de activiteiten en de groepen kwetsbare burgers.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16 Verantwoording

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 4:75, 4:76 en 4:78 van de Awb en artikel 14 van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling een overzicht van de realisatie per activiteit, uitgedrukt in de teleenheid.

Artikel 17 Vaststelling op basis van realisatie

  • 1.

    Voor de onderstaande activiteiten wordt de hoogte van het subsidiebedrag vastgesteld op basis van de realisatie vermenigvuldigd met het vastgestelde subsidiebedrag per teleenheid van de activiteit:

    • a.

      individuele preventie;

    • b.

      eenmalige dienstverleningscontact of begeleidingscontact;

    • c.

      consultatie;

    • d.

      indicatiestelling;

    • e.

      nachtopvangvoorziening;

    • h.

      ambulante woonbegeleiding;

    • i.

      passantenpension;

    • j.

      inloophuis;

    • k.

      verblijfsruimte.

  • 2.

    Indien de hoogte van het subsidiebedrag wordt vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, gelden de volgende regels indien de realisatie lager is dan in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald:

    • a.

      indien de realisatie niet meer dan 5% lager is, stelt het college de subsidie vast op 100% van het verleende subsidiebedrag;

    • b.

      compensatie tussen specifieke activiteiten binnen dezelfde categorie activiteiten is mogelijk, mits het verleende subsidiebedrag niet wordt overschreden;

    • c.

      compensatie tussen verschillende activiteiten en categorieën activiteiten is mogelijk, mits het college daarvoor schriftelijke toestemming heeft verleend en het verleende subsidiebedrag niet wordt overschreden.

Artikel 18 Egalisatiereserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger kan een egalisatiereserve vormen tot ten hoogste 20% van het subsidiebedrag.

  • 2.

    De egalisatiereserve kan uitsluitend aangewend worden voor door het college gesubsidieerde activiteiten en voor de volgende doelen:

    • a.

      het opvangen van fluctuaties in de realisatie;

    • b.

      investeringen in verhoging van de realisatie en verbetering van prestaties;

    • c.

      innovatie van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3.

    De subsidieontvanger legt in het financiële verslag, zoals bedoeld in artikel 4:76 van de Awb, verantwoording af over de besteding van de egalisatiereserve.

Artikel 19 Overschot

  • 1.

    Indien de jaarrekening na toepassing artikel 17.2 en na aftrek van de egalisatiereserve een overschot aanwijst, vordert het college dit overschot terug; indien er sprake is van financiering van andere bestuursorganen of derden, vordert het college het overschot terug op basis van de verhouding waarin de middelen zijn toegekend.

  • 2.

    Het eigen aandeel van cliënten in de kosten wordt bij de in het eerste lid bedoelde verhouding buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 20 Overgangsbepaling

Een aanvraag om verlening en vaststelling van subsidie op grond van de Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist wordt afgedaan volgens de bepalingen van de Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers.

Artikel 21 De citeertitel

Deze verordening worden aangehaald als: Subsidieverordening maatschappelijke opvang 2017.