Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening
CiteertitelVerordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwet sociale werkvoorziening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet sociale werkvoorziening, artikel 7, tiende lid.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-200801-07-2008Onbekend

26-06-2008

Diemer Nieuws, 03-07-2008. p. 7

08-31

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening

Opmerkingen m.b.t. de regeling

 

Geen.

 

 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

 

1.Wet sociale werkvoorziening, artikel 7, tiende lid.

 

 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

 

Geen.

 

 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

 

 

Datum

inwerkingtreding

01-07-2008

 

Terugwerkende kracht t/m

 

Betreft

nieuwe regeling

 

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

26-06-2008

Diemer Nieuws

d.d. 03-07-2008,

pagina 7.

 

Kenmerk voorstel

nr. 08-31

 

 

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening

 

Nr.: 08-31

De raad van de gemeente Diemen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 april 2008; nr. 08-16-15, inzake de ontwerpverordening persoonsgebonden budget;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden budgetten;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen;

  • b.

    de wet : de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    periodieke subsidie : de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten;

  • d.

    de uitvoeringsorganisatie : Stichting Pantar Amsterdam, de organisatie die in opdracht van de gemeenten Diemen en Amsterdam de Wsw uitvoert.

Artikel 2. De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het Begeleid werken maakt integraal onderdeel uit van de uitvoering van de Wsw. Kosten en baten van het Begeleid Werken inclusief de uitvoeringskosten worden geacht integraal onderdeel uit te maken van het totaal beschikbare SW-budget. De uitvoeringsorganisatie zal de kosten en baten zichtbaar maken in de verantwoording over de besteding van het SW-budget als geheel.

Artikel 3. Begeleid Werken

Het Begeleid Werken in het kader van de Wsw bij de gemeente Diemen is een specifiek instrument dat ingezet wordt om burgers met een Wsw-indicatie op of zo dicht mogelijk bij de reguliere arbeidsmarkt aan het werk te laten. Daarmee is dit instrument onderdeel van het totale re-integratieinstrumentarium dat de Gemeente Diemen inzet. Dit houdt in dat de gemeente zich het recht voorbehoudt om andere instrumenten in te zetten als deze voor de betreffende persoon meer passend worden geacht. Het college kan hiervoor nadere aanvullende regels stellen.

Artikel 4. Invulling voorwaarden passende werkplek

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget Begeleid Werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat wordt ingericht.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang van het dienstverband zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • b.

      Bij de werkgever is nog minimaal één andere niet-gesubsidieerde werknemer in loondienst die belast is met de dagelijkse begeleiding op de werkplek, dan wel is, ter beoordeling van de uitvoeringsorganisatie, anderszins de dagelijkse begeleiding op de werkplek aantoonbaar adequaat verzorgd;

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      De omvang van het dienstverband is ten minste 12 uur per week.

  • 3.

    Niet als werkgever zal worden aangemerkt een instelling voor zorg waar de Wsw-geïndiceerde op grond van een andere financieringsbron zorg geniet.

  • 4.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de Wsw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld;

    • c.

      De begeleidingsorganisatie voldoet aan de administratieve en financiële standaardprocedures die door de uitvoeringsorganisatie aan het begeleid werken gesteld worden.

  • 5.

    In incidentele gevallen kunnen ouders en/of familieleden van een Wsw-geïndiceerde worden gelijkgesteld aan “de begeleidingsorganisatie”. Dit is van toepassing in die gevallen dat aantoonbaar is dat voor het goed functioneren van de Wsw-geïndiceerde hulp van naasten onontbeerlijk is en dat deze naasten daartoe in staat en bereid zijn. Dit ter beoordeling aan het college.

Artikel 5. De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1.

    Het college stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    Ingeval een voorgestelde loonkostensubsidie niet hoger is dan 40% van het bruto loon van de Wsw-geïndiceerde, wordt de loonkostensubsidie door het college op dat bedrag vastgesteld.

  • 3.

    Indien de voorgestelde hoogte voor een loonkostensubsidie hoger is dan het percentage genoemd in lid 1 vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats door inzet van arbeidsdeskundige expertise van de uitvoeringsorganisatie, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld.

  • 4.

    In geval de loonwaarde uitgangspunt is voor de hoogte van de subsidie wordt de subsidie als volgt berekend: ( 100% minus “het percentage loonwaarde” + 20%) x brutoloon, met dien verstande dat nooit meer loonkostensubsidie wordt verstrekt dan 100% van het brutoloon.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 12 van deze verordening vindt periodiek een loonwaardebepaling plaats in geval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd.

Artikel 6. Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2.

    De loonkostensubsidie kan door het college worden herzien als hier gerede aanleiding toe is. In deze gevallen zal een nieuw loonwaardeonderzoek hebben plaatsgevonden.

Artikel 7. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1.

    De hoogte van het uurtarief dat een begeleidingsorganisatie voor haar dienstverlening kan declareren wordt jaarlijks door het college op grond van marktconforme indicatoren vastgesteld.

  • 2.

    De begeleidingsorganisatie legt voor iedere Wsw-geïndiceerde aan de uitvoeringsorganisatie een begeleidingsplan voor waarin opgenomen het aantal begeleidingsuren per half jaar; het college stelt op basis hiervan het maximaal aantal te factureren begeleidingsuren per half jaar vast; hierbij wordt zo nodig gebruik gemaakt van arbeidsdeskundige expertise van de uitvoeringsorganisatie. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit overeenkomen.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie ontvangt een vergoeding ineens bestaande uit een vast bedrag voor alle werkzaamheden die geleid hebben tot de arbeidsovereenkomst. Dit bedrag bedraagt ingaande 2008 € 3.100 en wordt jaarlijks voor 1 januari vastgesteld.

Artikel 8. Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding kan door het college gerelateerd worden aan de duur van de arbeidsovereenkomst en het aantal werkuren. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 6 maanden en indien vanaf de datum van realisatie van de aanpassing tot de datum van beëindiging van het dienstverband ten minste 6 maanden resteren.

  • 4.

    Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 15.000 komen niet voor een vergoeding in aanmerking. Bij deeltijdwerk wordt dit bedrag pro rato berekend op basis van een werkweek van 36 uur. Indien een hoger bedrag nodig is wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd, als bedoeld in artikel 9. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast volgens CBS-indexatie.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt geen vergoeding verstrekt voor aanpassingen die het karakter hebben van roerend goed; dergelijke aanpassingen kunnen met in acht neming van het bepaalde in lid 4 door de uitvoeringsorganisatie beschikbaar worden gesteld in bruikleen. Het eigendom ervan blijft berusten bij de uitvoeringsorganisatie.

  • 6.

    Aanvragen voor vergoeding kunnen bij de uitvoeringsorganisatie worden ingediend; na goedkeuring door het college wordt op declaratiebasis, voorzien van bewijzen, de vergoeding uitbetaald.

Artikel 9. Het totaal van vergoeding en loonkostensubsidie

Indien het totaal van de gevraagde vergoeding vermeerderd met de benodigde loonkostensubsidie, gemeten over een tijdvak van een jaar, hoger is dan de beschikbare rijkssubsidie voor de betreffende persoon, wordt de gevonden plek niet passend geacht.

Artikel 10. Indienen van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt door de Wsw-geïndiceerde of zijn vertegenwoordiger ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt meeondertekend door de werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2.

    De uitvoeringsorganisatie kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen 6 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens;

  • 2.

    Indien aanvullend onderzoek nodig is kan deze termijn met 4 weken worden verlengd. Het college stelt de aanvrager hiervan in kennis.

Artikel 12. Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 13. Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen 8 weken na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave voorzien van een accountantsverklaring van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto Cao-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle wettelijke werkgeverslasten.

  • 2.

    Het college stelt de periodieke subsidie binnen 4 weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 14. Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 4 weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 15. Verplichtingen van de werkgever

  • 1.

    De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan de uitvoeringsorganisatie van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie. De uitvoeringsorganisatie zal de werkgever een lijst verstrekken van feiten en omstandigheden als hier bedoeld.

  • 2.

    De werkgever dient zich te gedragen als een goed werkgever; daaronder wordt mede verstaan dat de werkgever zijn wettelijke verplichtingen behoorlijk nakomt.

Artikel 16. Beëindiging van de subsidie

  • 1.

    Van een werkgever wordt verwacht dat deze zich in alle opzichten gedraagt zoals van een goed werkgever verwacht mag worden. In dit kader betekent dit ook dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betreffende werknemer. Het college kan besluiten bij niet naleving van deze verplichting de subsidie te beëindigen.

  • 2.

    Aan beëindiging gaat een schriftelijke waarschuwing vooraf. De werkgever krijgt minimaal 3 maanden de tijd tekortkomingen te corrigeren.

  • 3.

    Indien niet of onvoldoende correctie plaatsvindt kan het college besluiten de subsidie te beëindigen. De opzegtermijn is in dat geval één maand.

Artikel 17. Terugvordering van de subsidie

  • 1.

    Iedere aanspraak op een bijdrage op grond van deze verordening aan de werkgever vervalt met terugwerkende kracht en reeds betaalde termijnen dienen geheel door de werkgever te worden gerestitueerd indien:

    • a.

      blijkt dat de werkgever bij de aanvraag onjuiste en/of onvolledige informatie heeft verstrekt;

    • b.

      door de werkgever wordt gehandeld in strijd met enige wettelijke bepaling of daaruit voortvloeiend voorschrift;

    • c.

      de werkgever niet heeft voldaan aan de in deze beschikking opgenomen voorwaarden en/of (rapportage)verplichtingen.

  • 2.

    Wanneer het college vaststelt dat de werkgever niet heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden en/of (rapportage)verplichtingen zal de werkgever éénmaal de gelegenheid worden geboden om alsnog aan deze verplichtingen te voldoen op de door de uitvoeringsorganisatie aan te geven wijze. Gedurende deze termijn zijn alle verplichtingen van de uitvoeringsorganisatie opgeschort.

  • 3.

    Voldoet de werkgever niet aan zijn verplichtingen binnen deze termijn dan is al hetgeen het college aan bijdragen heeft voldaan aan de werkgever zonder enige verdere ingebrekestelling terstond door de werkgever aan de uitvoeringsorganisatie verschuldigd.

Artikel 18. Andere begeleidingsorganisatie

Een Wsw-geïndiceerde heeft het recht te wisselen van begeleidingsorganisatie. Hiervoor geldt een opzegtermijn van 3 maanden. Een overeenkomst van een Wsw-geïndiceerde met een begeleidingsorganisatie wordt niet geacht te zijn ontbonden zo lang er nog geen andere begeleidingsorganisatie daarvoor in de plaats is getreden.

Artikel 19. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus besloten door de raad voornoemd in zijn openbare vergadering van 26 juni 2008

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) onder de naam “modernisering Wsw” in werking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geindiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw, nog meer dan voorheen, in handen gelegd van gemeenten.

Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geindiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren.

De randvoorwaarden voor het persoonsgebonden budget begeleid werken zijn geregeld in artikel 7 van deze ‘moderniseringswet’. In lid 10 van dit artikel is bepaald dat gemeenten voor de uitwerking van dit recht een verordening dienen op te stellen. Gemeenteraden moeten binnen 6 maanden na het in werking treden van de wet de verordening hebben vastgesteld.

Twee vormen van begeleid werken.

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geindiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door gemeente. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door de gemeente tot stand wordt gebracht en waarvan iedere Wsw-geindiceerde in principe gebruik van kan maken, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Tussen de beide vormen van begeleid werken bestaan een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geindiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke verordening voldoet. Bovendien ligt bij het begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geindiceerde zelf.

De Wsw-geindiceerde, of iemand namens hem/haar, zal een PGB bij de gemeente moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij/zij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen, de werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor moeten doen. Als een Wsw-geindiceerde een werkgever vindt die hem/haar een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld en de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geindiceerde te honoreren.

Iedere Wsw-geindiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op de wachtlijst aan de beurt zijn. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werkenadvies van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een Wsw-indicatie volstaat. Ook een Wsw-werknemer met een bestaand dienstverband kan een beroep doen op een PGB. Beschikbaarstelling van het PGB gaat echter pas in op het moment dat de Wsw-dienstbetrekking is beëindigd en de persoon in dienst treedt bij een andere werkgever. Voor personen die reeds begeleid werken maar van werkgever en/of van begeleidingsorganisatie willen veranderen geldt hetzelfde. Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in principe uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in beginsel geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij in het algemeen het begeleid werken organiseren.

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geindiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB, maar het PGB is geen rugzakje; de Wsw-geindiceerde krijgt geen budget mee. In feit moet het PGB zoals hier bedoeld dan ook eerder gezien worden als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geindiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie. Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geindiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken.

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geindiceerde enerzijds recht heeft op begeleid werken met een PGB. Anderzijds heeft het college de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks) taakstellingen Wsw-plaatsen. Het bestaan van een PGB ontslaat het college ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in artikel 1, lid 3 van de wet.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geindiceerde in dienst is. Deze subsidie is primaire bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit.

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geindiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht. Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken,ze zijn daartoe niet verplicht.

  • 4.

    Uitvoeringskosten

Onderwerpen die in ieder geval geregeld moeten worden in de verordening:

  • 1.

    De wijze waarop de hoogte van de periodiek subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld;

  • 2.

    De hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis;

  • 3.

    De voorwaarden waaronder het college aan de werkgeer een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing op de werkplek;

  • 4.

    De voorwaarden waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geindiceerde zelf is aangewezen.

Naast deze vier verplichte onderwerpen kunnen gemeenten nog een aantal zaken in hun verordening regelen of daaraan in ieder geval aandacht besteden als ze het PGB gaan regelen. Het gaat dan om voorwaarden die de gemeente kan stellen aan de werkgever en de werkplek van de Wsw-geindiceerde. Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de werkgever de voorgestelde inpassing in de arbeid adequaat kan verzorgen. In verband hiermee kan de gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wsw-geindiceerden, zullen eventuele voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij verordening moeten worden geregeld. De wet maakt onderscheid tussen subsidies en vergoedingen, De periodieke betalingen door de gemeente aan een werkgever worden als een subsidie aangemerkt en de periodieke betalingen aan de begeleidingsorganisatie als een vergoeding. Ook de betalingen in verband met eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek worden in de wet als een vergoeding aangemerkt.

Relevante toelichting op diverse artikelen:

Artikel 1.

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2.

Er is voor gekozen om maximaal in te zetten op Begeleid Werken; dat kan door een zo groot mogelijk deel van het budget beschikbaar te stellen voor begeleiding en voor jobcoaching. Hiermee wordt voor de geïndiceerde een zo maximaal mogelijk resultaat nagestreefd. Om die reden worden de uitvoeringskosten op nihil gesteld. Gemiddeld genomen worden de uitvoeringskostenvoor begeleid werken terugverdiend. Er is dus geen negatief effect voor de gemeente. Het resultaat van de kosten en baten worden jaarlijks inzichtelijk gemaakt in de verantwoording.

Artikel 3.

De gemeente ziet het Begeleid Werken via de sw als onderdeel van het totale re-integratieinstrumentarium dat de Gemeente Diemen inzet voor haar inwoners.

Artikel 4.

lid 2b

Ervaring met het verstrekken van BW-loonkostensubsidies heeft ertoe geleid om als eis aan het verstrekken van de subsidie aan de werkgever te stellen dat voor de dagelijkse begeleiding op de werkplek nog minimaal een andere niet-gesubsidieerde werknemer in dienst is. Om zo de kwaliteit en continuïteit van de begeleiding te waarborgen. Indien hierin niet is voorzien dient de werkgever aan te tonen dat op een andere wijze de dagelijkse begeleiding op de werkplek adequaat is verzorgd.

Lid 3

Ter voorkoming van stapelen van subsidies zal niet als werkgever worden aangemerkt een instelling voor Zorg waar de Wsw-geindiceerde op grond van een andere financieringsbron zorg geniet.

Lid 5

In voorkomende gevallen kunnen ouders en/of familieleden van een Wsw-geindiceerde worden aangemerkt als begeleidingsorganisatie. Soms is de aard van de beperking van de Wsw-geindiceerde dusdanig dat begeleiding van een ouder/verzorger de kans op slagen op een externe werkplek sterk vergroot.

Artikel 5.

Lid 4

De toe te kennen subsidie wordt berekend aan de hand van de loonwaardebepaling en een component van 20% nodig voor de begeleiding en gemaakte extra kosten van de werkgever. Deze methode wordt al geruime tijd toegepast bij Begeleid Werken voor sw-geindiceerden in Diemen en Amsterdam en blijkt effectief.

Artikel 6.

Lid 2

Indien hier reden toe is kan het college de loonkostensubsidie herzien. Echter hier zal altijd een nieuw loonwaarde-onderzoek aan ten grondslag liggen.

Artikel 7.

Hierin wordt de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie geregeld. Al in de huidige contracten voor Begeleid Werken is geregeld dat als een begeleidingsorganisatie werkzaamheden verricht die leiden tot een plaatsing met arbeidsovereenkomst hier een vergoeding tegenover staat. De sw-wet heeft hierin niet expliciet voorzien.

Artikel 8.

Lid 5

Roerende goederen, zoals bijvoorbeeld aangepaste beeldschermen, blijven in bezit van de sw-organisatie. Voorheen bleef dat in bezit van de werkgever en kon dan niet meer of op een andere werkplek voor dezelfde sw-geindiceerde worden ingezet of voor een andere sw-geindiceerde.

Artikel 9.

Een BW werkplek voor een sw-geindiceerde wordt passend beschouwd indien het totaal aan subsidie, vergoedingen etc. niet hoger is dan de beschikbare rijkssubsidie voor de betreffende persoon.

Artikel 10.

Lid 1

Ook een wettelijk vertegenwoordiger mag voor een Wsw-geindiceerde een aanvraag voor PGB doen.

Artikel 11.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 12.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 13.

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 14.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 15, 16, 17.

Hierin wordt geregeld dat de werkgever zich als een goed werkgever dient te gedragen en dat in geval dat de werkgever dit niet doet geregeld is hoe de subsidie kan worden beëindigd,

Artikel 18.

Het is van belang om het recht te wisselen van begeleidingsorganisatie goed te regelen. Dit om te voorkomen dat er twee begeleidingsorganisatie zeggen de klant te begeleiden en in aanmerking te komen voor de vergoeding.

Artikel 19.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting