Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Nadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999
CiteertitelNadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpgeleden schade infrastructurele werken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 3:2 en 3:4

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-12-2008Onbekend

19-11-2008

Gemeenteblad 2008/124

Raadsvoorstel 219/2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999

De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 28 april 1999;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 23 maart 1999;

Gelet op de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende:

 

- dat als gevolg van de feitelijke uitvoering van grote infrastructurele werken door of vanwege de gemeente Nijmegen natuurlijke danwel rechtspersonen onevenredig financieel nadeel kunnen ondervinden dat redelijkerwijs niet of niet geheel te hunner laste behoort te blijven;

 

- dat dit mogelijke nadeel niet in alle gevallen op basis van bestaande wettelijke regelingen voor vergoeding van overheidswege in aanmerking komt;

 

- dat het daarom wenselijk is voorschriften vast te leggen met betrekking tot de inhoud, indiening en behandeling van verzoeken om vergoeding van schade welke het gevolg is van de feitelijke uitvoering van grote infrastructurele werken door of vanwege de gemeente Nijmegen;

stelt de navolgende verordening vast:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    burgemeester en burgemeester en wethouders van de gemeente wethouders: Nijmegen;

  • b.

    infrastructurele werken: de door of in opdracht van de gemeente Nijmegen uit te voeren infrastructurele werken van substantiële omvang en duur en andere werken en maatregelen van substantiële omvang en duur in het publieke belang;

  • c.

    het verzoek: een verzoek tot toekenning van nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 3;

  • d.

    de verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 3;

  • e.

    het nadeel: de schade die een direct gevolg is van de feitelijke uitvoering van infrastructurele werken;

  • f.

    de (advies) commissie: de commissie als bedoeld in artikel 5.

Artikel 2 Het recht op nadeelcompensatie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kennen, op verzoek van degene die nadeel heeft geleden als gevolg van de feitelijke uitvoering van infrastructurele werken door of in opdracht van de gemeente Nijmegen, nadeelcompensatie toe naar billijkheid, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven en voor zover vergoeding van het nadeel niet anderszins verzekerd is.

  • 2.

    De compensatie van het nadeel vindt plaats in geld of, indien dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders geschikter is, op andere wijze.

Artikel 3 Het verzoek om nadeelcompensatie

  • 1.

    Het verzoek om nadeelcompensatie dient zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is schriftelijk bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2.

    Het verzoek wordt ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de uitvoering van het werk of de maatregel die naar het oordeel van de verzoeker het nadeel heeft veroorzaakt;

    • d.

      een opgave van de aard en omvang van het nadeel en een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag van het nadeel;

    • e.

      een omschrijving van de wijze waarop het nadeel naar het oordeel van de verzoeker dient te worden gecompenseerd en - zo een vergoeding in geld wordt gewenst - een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van verzoeker vergoed dient te worden.

  • 3.

    De verzoeker verstrekt voorts de gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bevestigen de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan. Bij de ontvangstbevestiging wordt de verzoeker in kennis gesteld van de te volgen procedure en de termijn waarbinnen een beslissing zal worden genomen.

  • 5.

    Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, stellen zij de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen.

Artikel 4 Vereenvoudige behandeling van het verzoek

  • 1.

    Indien het verzoek niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 is ingediend of aangevuld nemen burgemeester en wethouders het verzoek niet in behandeling.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders wijzen het verzoek zonder nader onderzoek af indien het naar hun oordeel kennelijk ongegrond is danwel wijzen het verzoek zonder nader onderzoek toe indien het naar hun oordeel kennelijk gegrond is.

  • 3.

    Een besluit om het verzoek niet in behandeling te nemen, danwel wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen of wegens kennelijke gegrondheid toe te wijzen, wordt aan de verzoeker binnen acht weken na ontvangst van het verzoek danwel binnen vier weken nadat het verzoek is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken meegedeeld.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het vorige lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Burgemeester en wethouders stellen de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.

Artikel 5 De adviescommissie

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 4, wordt de aanvraag binnen vier weken na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 4, derde lid, danwel, indien het vierde lid van dat artikel toepassing heeft gevonden uiterlijk vier weken na het verstrijken van de in dat artikellid genoemde termijn, toegezonden aan de adviescommissie.

  • 2.

    De adviescommissie bestaat uit drie leden, die worden benoemd door Burgemeester en Wethouders.

  • 3.

    In eenvoudige gevallen heeft de commissie het recht om de zaak door één van de leden van de commissie te laten behandelen en adviseren.

  • 4.

    De kosten, verbonden aan de werkzaamheden van de commissie, komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 Het onderzoek van de commissie

  • 1.

    Het verzoek wordt door burgemeester en wethouders ter advisering voorgelegd aan de adviescommissie.

     

    De adviescommissie stelt een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of het nadeel een gevolg is van de feitelijke uitvoering van infrastructurele werken in Nijmegen;

    • b.

      de omvang van het nadeel;

    • c.

      de vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven, in welk verband tevens wordt onderzocht of de verzoeker het risico van het nadeel (passief of actief) heeft aanvaard;

    • d.

      de vraag of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen aan de adviescommissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

  • 3.

    De adviescommissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

  • 4.

    De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Hieronder valt het recht om een externe deskundige in te schakelen voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 7 Mondelinge toelichting

  • 1.

    De adviescommissie stelt de verzoeker en burgemeester en wethouders in de gelegenheid een mondelinge toelichting te geven. De adviescommissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting tenminste twee weken voor de datum waarop de toelichting wordt verlangd.

     

  • 2.

    De verzoeker en burgemeester en wethouders mogen zich bij hun mondelinge toelichting laten vertegenwoordigen en/of bijstaan door een gemachtigde.

    Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 3.

    Van de mondelinge toelichtingen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt aan de verzoeker en aan burgemeester en wethouders toegezonden.

Artikel 8 Het advies van de adviescommissie

  • 1.

    Alvorens de adviescommissie haar definitieve advies aan burgemeester en wethouders opstelt, maakt zij een concept-advies. Dit concept-advies wordt uiterlijk binnen zes weken na de mondelinge toelichting als bedoeld in artikel 7 aan de verzoeker en aan burgemeester en wethouders gezonden.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan eenmaal met ten hoogste zes weken worden verlengd. De adviescommissie deelt verzoeker en burgemeester en wethouders schriftelijk en gemotiveerd mee waarom de termijn wordt verlengd.

  • 3.

    De verzoeker en burgemeester en wethouders maken hun eventuele bedenkingen tegen het concept-advies binnen vier weken na de datum van verzending daarvan schriftelijk aan de adviescommissie bekend.

  • 4.

    De adviescommissie zendt haar definitieve advies binnen zes weken na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn toe aan de verzoeker en aan burgemeester en wethouders.

  • 5.

    In haar advies geeft de commissie de uitkomst weer van het onderzoek als bedoeld in artikel 6 lid 1. Tevens geeft de commissie advies over de hoogte en de vorm van de toe te kennen nadeelcompensatie.

  • 6.

    In eenvoudige gevallen kan de commissie met goedvinden van partijen bepalen dat zij, in afwijking van de in deze verordening beschreven procedure, een verkorte behandeling zal toepassen.

Artikel 9 De nadeelcompensatie

  • 1.

    Indien de nadeelcompensatie niet in geld maar op andere wijze wordt toegekend, zal de waarde van de compensatie niet hoger zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders besluiten tot het toekennen van nadeelcompensatie kunnen zij, gehoord de adviescommissie, aan de verzoeker die daarom heeft verzocht een bijdrage toekennen voor de door hem gemaakte deskundigenkosten, voor zover het inschakelen van deskundige bijstand redelijkerwijs noodzakelijk was en voor zover de gemaakte kosten redelijk zijn.

Artikel 10 De beslissing op het verzoek

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op het verzoek om nadeelcompensatie binnen zes weken nadat de adviescommissie het definitieve advies aan burgemeester en wethouders heeft toegezonden.

  • 2.

    Het besluit dient te worden gemotiveerd. Indien burgemeester en wethouders het advies van de adviescommissie volgen kan ter motivering van het besluit worden volstaan met een verwijzing naar dit advies.

    Indien de beslissing afwijkt van het advies dienen de redenen voor die afwijking in de motivering te worden vermeld.

  • 3.

    Het gemotiveerde besluit wordt onverwijld aan de verzoeker toegezonden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal verlengen doch ten hoogste met zes weken. Burgemeester en wethouders delen dit schriftelijk en onder opgaaf van redenen mee aan de verzoeker.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag nadat het besluit tot vaststelling van deze verordening is bekend gemaakt.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Nadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999"

De Voorzitter, Mr. E.M. d'Hondt

De Secretaris, W. Smids

Toelichting nadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999

 

Algemene toelichting

 

Inleiding

 

De gemeente Nijmegen is zich ervan bewust dat bij de feitelijke uitvoering van werkzaamheden aan infrastructurele werken in Nijmegen voor derden financieel nadeel kan ontstaan dat redelijkerwijs niet of niet geheel te hunner laste dient te blijven.

De schade die op deze wijze wordt geleden ten gevolge van rechtmatig handelen van de gemeente zal door de gemeente naar billijkheid worden vergoed, tenminste voor zover niet op een andere wijze in vergoeding van schade is voorzien.

 

Met het vaststellen van deze nadeelcompensatieregeling wordt beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven, zal worden vergoed.

 

De raad beoogt met het vaststellen van deze nadeelcompensatieverordening geen aansprakelijkheden in het leven te roepen die naar de huidige stand van het recht niet bestaan.

 

Grondslag nadeelcompensatie

 

De gehoudenheid tot het toekennen van compensatie voor nadeel dat het gevolg is van een rechtmatige overheidsdaad berust niet op een algemene wettelijke regeling. Wel zijn er enkele specifieke wettelijke regelingen voor de vergoeding van schade, zoals de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Onteigeningswet. In die gevallen is deze regeling niet van toepassing.

 

Deze gehoudenheid berust op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder de onderzoeksplicht (vergelijk artikel 3:2 Awb) en de belangenafweging (vergelijk artikel 3:4 Awb).

 

Bestuursorganen zijn verplicht onderzoek te verrichten naar de relevante feiten en de af te wegen belangen. Voor een antwoord op de vraag of het bestuur zich voldoende heeft bekommerd om het zo mogelijk tegengaan van schade is het van belang of het bestuur heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht (het formele zorgvuldigheidsbeginsel), te weten of zij er rekening mee heeft gehouden dat er mogelijk schade op zal treden voor potentieel gelaedeerden.

 

Pas op basis van die gegevens kan een evenredige belangenafweging plaatsvinden. In het kader van deze belangenafweging is het van belang, dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Indien een burger onevenredig nadeel ondervindt van een overigens rechtmatige overheidshandeling, behoort hem een compensatiemogelijkheid ter beschikking te staan. Hierin kan worden voorzien door de toepassing van een nadeelcompensatieregeling.

 

Reikwijdte van de regeling

 

Deze nadeelcompensatieverordening ziet uitsluitend op schade als gevolg van rechtmatige feitelijke uitvoeringshandelingen met betrekking tot infrastructurele werken in Nijmegen.

 

Indien eenmaal is vastgesteld dat als gevolg van een feitelijke uitvoeringshandeling of maatregel van de gemeente schade is veroorzaakt, dient de vraag te worden beantwoord of deze schade redelijkerwijs ten laste van getroffene behoort te blijven. Behoort de schade tot het normaal maatschappelijk risico, dan komt deze niet voor vergoeding in aanmerking. Elke burger moet een zeker ongerief en/of financieel nadeel dulden als gevolg van de omstandigheid dat hij tezamen met anderen op een beperkt grondgebied in een gemeenschap verenigd leeft. De nadelige gevolgen van dit rechtmatig overheidshandelen, dat als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden gezien, behoort in beginsel voor rekening van betrokkene te blijven. Zo zijn bijvoorbeeld het afsluiten, reconstrueren, aanleggen en verleggen van wegen maatschappelijke ontwikkelingen in het algemeen belang die in beginsel geduld moeten worden.

 

Dit neemt niet weg dat zich ten aanzien van een individu feiten en omstandigheden kunnen voordoen waardoor deze door de betreffende uitvoeringshandeling of maatregel dermate zwaar wordt getroffen dat dit nadeel redelijkerwijs niet te zijnen laste kan blijven. Het hieruit voortvloeiende onevenredige nadeel komt voor vergoeding in aanmerking, tenzij het nadeel anderszins verzekerd is. Indien en voor zover anderszins in een vergoeding is voorzien, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening, is deze regeling niet van toepassing.

 

Ook indien de gelaedeerde het risico van het nadeel (passief of actief) heeft aanvaard, komt hij niet voor vergoeding van het nadeel in aanmerking.

Van actieve risico-aanvaarding is sprake wanneer de gelaedeerde de nadeel toebrengende handeling heeft of had kunnen voorzien. Uitgangspunt is dat degene die zich in een situatie begeeft welke mogelijk onderhevig is aan invloeden ten gevolge van handelen van de overheid, zorgvuldig dient te onderzoeken welke maatregelen gelden, reeds zijn aangekondigd of te verwachten zijn. Voorts is van belang of gelaedeerde in een bepaalde situatie een bepaalde keuze heeft gemaakt, waaraan bijvoorbeeld kostenoverwegingen ten grondslag lagen. Indien hij zich in een goedkopere, maar risicovollere situatie heeft begeven, is het risico van mogelijk nadeel door de gelaedeerde aanvaard.

Van passieve risico-aanvaarding is sprake wanneer de gelaedeerde tekort is geschoten in de zorg voor de eigen belangen. Hieronder vallen allerlei vormen van "riskant stilzitten", zoals bijvoorbeeld het niet tijdig nemen van redelijkerwijs te verlangen schadebeperkende maatregelen of het aannemen van een afwachtende, berustende houding.

 

Deze regeling is evenmin van toepassing op schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad of wanprestatie, daar deze onderwerpen worden beheerst door het burgerlijke recht.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden enkele kernbegrippen van de regeling omschreven.

De belangrijkste omschrijving betreft onderdeel b, waarin is aangegeven waarop de onderhavige regeling betrekking heeft. De regeling ziet uitsluitend op de feitelijke uitvoering van werkzaamheden van substantiële omvang en duur door of in opdracht van de gemeente Nijmegen met betrekking tot de infrastructuur in Nijmegen.

 

Artikel 2 Het recht op nadeelcompensatie

 

Het eerste lid van dit artikel bevat de maatstaf aan de hand waarvan wordt gekeken of nadeelcompensatie zal worden toegekend.

Ten eerste moet de schade het rechtstreekse gevolg zijn van de feitelijke uitvoering van werkzaamheden aan de infrastructuur door of vanwege de gemeente Nijmegen. Er moet derhalve sprake zijn van causaal verband.

Om te beoordelen of er sprake is van causaal verband tussen het nadeel en de infrastructurele werkzaamheden dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de toestand zoals deze door het handelen is geworden en de toestand zoals deze zonder het handelen zou zijn geweest op hetzelfde moment.

Ten tweede moet het gaan om nadeel dat redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. Nadeel dat geacht wordt tot het normaal maatschappelijk risico te behoren komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het moet gaan om onevenredig nadeel, zie de algemene toelichting.

Verder komt het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking indien de verzoeker het risico van mogelijke benadeling (actief of passief) heeft aanvaard. Zie voor de uitleg van deze begrippen de algemene toelichting.

Ten slotte komt het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking indien het nadeel anderszins is verzekerd. Deze nadeelcompensatieverordening heeft een aanvullend karakter. Deze regeling treedt dan ook niet in de plaats van bestaande (wettelijke) compensatieregelingen.

Het tweede lid bepaalt dat het nadeel kan worden gecompenseerd in de vorm van geld of op andere wijze. Nadeelcompensatie in natura kan worden toegekend op verzoek van de gelaedeerde, van burgemeester en wethouders of op advies van de adviescommissie.

 

Artikel 3 Het verzoek om nadeelcompensatie

 

In dit artikel worden regels gegeven voor de indiening van een verzoek om nadeelcompensatie.

In het eerste lid is bepaald dat het verzoek om nadeelcompensatie zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is schriftelijk bij burgemeester en wethouders wordt ingediend. Een concrete termijn is hier niet genoemd, omdat het onjuist zou zijn om aan een gelaedeerde tegen te werpen dat de termijn voor het indienen van een verzoek reeds is verstreken, terwijl de weg naar de burgerlijke rechter nog wel open zou staan (omdat de vordering nog niet verjaard is). Hiermee zou de regeling aan een van haar doeleinden - te weten het scheppen van een bestuursrechtelijk kader voor de behandeling van verzoeken om schadevergoeding als gevolg van een rechtmatige overheidsdaad - voorbij schieten.

Uit bestuurlijk oogpunt moet het onwenselijk worden geacht dat nog verzoeken om schadevergoeding worden ingediend jaren nadat het nadeel is gebleken. Een benadeelde die zonder goede reden onnodig lang wacht met het indienen van zijn claim wordt daarom geacht zijn aanspraak te hebben verwerkt. Er zijn echter gevallen waarin de schade pas na langere tijd intreedt of voor de gelaedeerde kenbaar wordt. Het zou onjuist zijn om hem dan tegen te werpen dat de termijn voor het indienen van een verzoek reeds is verstreken, zeker indien de gelaedeerde dan nog wel naar de burgerlijke rechter kan stappen.

Het tweede lid bepaalt aan welke vereisten een verzoek moet voldoen. De verzoeker kan zijn voorkeur kenbaar maken omtrent de wijze van compensatie van het geleden nadeel.

Indien de verzoeker compensatie in geld wenst, dient hij in het verzoekschrift de hoogte van het naar zijn oordeel te vergoeden bedrag te vermelden. Dit bedrag hoeft niet hetzelfde te zijn als het totale geleden nadeel, omdat in de vergoeding daarvan deels reeds voorzien kan zijn of omdat een deel van het geleden nadeel niet voor vergoeding in aanmerking komt vanwege de evenredigheidstoets.

Het derde lid vordert van de verzoeker dat hij alle gegevens verschaft - van welke aard dan ook - die burgemeester en wethouders nodig hebben voor de beoordeling van de gegrondheid van de schadeclaim. Deze verplichting wordt echter beperkt in zoverre, dat de verzoeker slechts gehouden is die gegevens en bescheiden te verstrekken waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Burgemeester en wethouders moeten volgens het vierde lid de ontvangst van het verzoek binnen twee weken bevestigen. Tevens moeten zij de verzoeker informeren over de verdere procedure en de termijnen. Overeenkomstig artikel 4:15 Awb moet het bestuursorgaan de belanghebbende in kennis stellen indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, waarbij moet worden aangegeven binnen welke (redelijke) termijn de beschikking kan worden tegemoet gezien.

Indien het verzoek onvolledig is of indien verzoeker onvoldoende gegevens heeft verstrekt om het verzoek te kunnen beoordelen, geven burgemeester en wethouders op grond van het vijfde lid de verzoeker de gelegenheid om binnen vier weken de ontbrekende gegevens en/of bescheiden te verschaffen.

 

Artikel 4 vereenvoudigde behandeling van het verzoek

 

Het eerste lid bepaalt dat burgemeester en wethouders het verzoek niet in behandeling zullen nemen wanneer de verzoeker nalatig blijft om de voor de beoordeling van het verzoek benodigde gegevens te verschaffen.

Het tweede lid is erop gebaseerd dat het onnodig is om voor eenvoudige en duidelijke gevallen de zware procedure van behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie door een adviescommissie te volgen. Indien een verzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is, wordt het verzoek zonder behandeling door de adviescommissie toe- of afgewezen. Indien bijvoorbeeld na summier onderzoek reeds duidelijk is dat het geleden nadeel voor vergoeding in aanmerking komt kunnen burgemeester en wethouders het verzoek direct, zonder nader onderzoek, toewijzen. Eveneens kunnen burgemeester en wethouders het verzoek om nadeelcompensatie direct afwijzen indien duidelijk is dat het geleden nadeel niet door de gemeente is veroorzaakt.

Het derde en vierde lid bevatten termijnen waarbinnen een besluit om het verzoek niet in behandeling te nemen, dan wel wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen of wegens kennelijke gegrondheid direct toe te wijzen, aan de verzoeker wordt meegedeeld.

 

Artikel 5 De adviescommissie

 

Lid 1 bevat de termijn waarbinnen de aanvraag aan de adviescommissie wordt toegezonden.

De adviescommissie betreft een vaste commissie van drie externe deskundigen. Hierdoor wordt de inbreng van specifieke kennis en kundigheid bij de beoordeling van het verzoek om nadeelcompensatie verzekerd.

Indien er naar het oordeel van burgemeester en wethouders (?) sprake is van een eenvoudig geval, kan de commissie het verzoek door één lid, ter keuze van de commissie, laten behandelen.

 

Lid 4 bepaalt dat de kosten, verbonden aan de werkzaamheden van de adviescommissie, voor rekening van de gemeente komen.

 

Artikel 6 Het onderzoek van de commissie

 

In lid 1 wordt bepaald aan de hand van welke vragen de adviescommissie het verzoek moet onderzoeken. Het zal niet altijd nodig zijn alle in het eerste lid genoemde vragen te beantwoorden. Wanneer bijvoorbeeld uit het onderzoek blijkt dat het nadeel niet het gevolg is van de feitelijke uitvoering van de infrastructurele werken in Nijmegen, dan zal de beantwoording van de overige vragen achterwege blijven.

Burgemeester en wethouders moeten het verzoek ter advisering voorleggen aan de adviescommissie.

Het tweede lid bepaalt dat burgemeester en wethouders aan de adviescommissie de gegevens verschaffen die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag. Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende bescheiden, maar alle informatie die voor de beoordeling van het verzoek noodzakelijk of dienstig kan worden geacht.

Het derde lid maakt het mogelijk dat de adviescommissie de situatie ter plaatse in ogenschouw gaat nemen. De adviescommissie heeft echter niet de bevoegdheid plaatsen te betreden tegen de wil van de rechthebbende.

 

Het vierde lid stelt de adviescommissie in de gelegenheid inlichtingen in te winnen bij derden. Inlichtingen die deze derden verschaffen moeten in het advies worden vermeld.

 

Artikel 7 Mondelinge toelichting

 

Dit artikel, waarin de verzoeker en burgemeester en wethouders in de gelegenheid worden gesteld een mondelinge toelichting te geven, spreekt voor zich.

 

Artikel 8 Het advies van de adviescommissie

 

Alvorens een definitief advies aan burgemeester en wethouders te geven, rapporteert de adviescommissie de bevindingen van haar onderzoek naar de in artikel 6 lid 1 gestelde vragen in een conceptadvies. Dit conceptadvies wordt aan verzoeker en burgemeester en wethouders gezonden, waarna verzoeker en burgemeester en wethouders hun eventuele bedenkingen tegen dit conceptadvies schriftelijk aan de adviescommissie bekend kunnen maken. Blijkens lid 3 dienen deze bedenkingen binnen vier weken na de datum van verzending van het conceptadvies door de adviescommissie te zijn ontvangen.

Binnen zes weken na het verstrijken van de termijn waarbinnen de bedenkingen kunnen worden ingediend verzendt de adviescommissie haar definitieve advies aan verzoeker en aan burgemeester en wethouders.

Indien het naar het oordeel van de adviescommissie niet redelijk is dat het nadeel geheel of ten dele ten laste van de verzoeker blijft beschrijft zij in het conceptadvies tevens de omvang en vorm van de toe te kennen nadeelcompensatie.

 

Artikel 9 De nadeelcompensatie

 

Het eerste lid stelt een grens aan de waarde van de compensatie, indien de nadeelcom-pensatie niet in geld maar op andere wijze plaatsvindt. De waarde van de compensatie in natura mag niet hoger zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken. Wanneer de waarde van de compensatie op andere wijze groter zou zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken, kunnen burgemeester en wethouders besluiten alsnog nadeelcompensatie in geld toe te kennen.

 

Artikel 10 De beslissing op het verzoek

 

Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van het definitieve advies van de adviescommissie op het verzoek om nadeelcompensatie. De beslissing op het verzoek moet worden gemotiveerd. Ter motivering van het besluit kunnen burgemeester en wethouders volstaan met een verwijzing naar het door de adviescommissie uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en de beslissing in overeenstemming is met het advies van de commissie. Bij een afwijking van het advies moet deze afwijking gemotiveerd worden.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

 

en

 

Artikel 12 Citeertitel

 

Deze bepalingen spreken voor zich.