Organisatie | Zaltbommel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zaltbommel 2000 |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zaltbommel 2000 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Vervangt
de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld door de gemeenteraad van Brakel;
de Beheersverordening begraafplaatsen Kerkwijk 1993 en het daarbij behorende uitvoeringsbesluit grafbedekkingen Kerkwijk 1993 III, vastgesteld door de gemeenteraad van Kerkwijk;
en de Beheersverordening algemene begraafplaatsen Zaltbommel inclusief het daarbij behorende uitvoeringsbesluit voor de graven en asbezorging algemene begraafplaatsen Zaltbommel en het uitvoeringsbesluit grafbedekkingen algemene begraafplaatsen Zaltbommel.
Wet op de lijkbezorging, art. 35
uitvoeringsbesluit voor grafbedekkingen Zaltbommel 2000, vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 26 september 2000 (Gemeenteblad 2000, 7.4);
uitvoeringsbesluit voor graven, asbezorging en gedenkplaatsen Zaltbommel 2000, vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 26 september 2000 (Gemeenteblad 2000, 7.5);
burgemeester en wethouders hebben de artikelen 2 en 4 van het uitvoeringsbesluit voor grafbedekkingen Zaltbommel 2000 gewijzigd bij besluit van 15 mei 2001 (Gemeenteblad 2001, 7.5).
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2004 | Art. 24a toegevoegd | Gemeenteblad 2004, 7.1 | |||
01-10-2000 | 01-04-2016 | Nieuwe regeling | 14-09-2000 Gemeenteblad 2000, 7.3a | Onbekend |
De raad van de gemeente Z a l t b o m m e l ;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 31 augustus 2000
gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 150 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is om, als gevolg van de samenvoeging van de gemeenten Brakel, Kerkwijk en Zaltbommel,regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;
HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze beheersverordening verstaat onder:
Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil (doen) verstrooien, geeft daarvan uiterlijk 2 werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van het graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf alsmede het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaatsen op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, indien zij hun wens daartoe aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke c.q. gemeentelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgifte-termijn ten minste gelijk is aan de in artikel 25, eerste lid genoemde grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende, of indien deze is overleden, door een van de andere personen genoemd in artikel 17, tweede lid.
Burgemeester en wethouders bepalen bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de Lijkbezorging.
Burgemeester en wethouders kunnen bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Burgemeester en wethouders verlenen voor zover de daartoe bestemde ruimte op de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 30 jaar het (uitsluitend) recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.
Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de voren genoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op een eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Op aanvraag van de rechthebbende kunnen burgemeester en wethouders een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen, die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste een jaar, voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door burgemeester en wethouders bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij burgemeester en wethouders bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip, schriftelijk hun voornemen bekend.
Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij burgemeester en wethouders ingediende schriftelijke aanvraag blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende 12 weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 20 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zonodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende 12 weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet eerder plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Burgemeester en wethouders voorzien in het onderhoud van het graf waarop geen grafbedekking is aangebracht. De kosten hiervan kunnen op de rechthebbende worden verhaald. Voor eventueel uit deze werkzaamheden voortvloeiende schade is de gemeente niet aansprakelijk.
Het voornemen van burgemeester en wethouders om een grafte ruimen wordt gedurende tenminste een jaar, voorafgaande aan het tijdstip, waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbende gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf bij hen bekend is. In dat geval delen zij mee wanneer de termijn van uitgifte verstrijkt. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maken zij uiterlijk 1 jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.
Nabestaanden van een overledene of doodgeborene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene of doodgeborene, waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf, kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een eigen graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indien om de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te (doen) verstrooien.
Burgemeester en wethouders kunnen, na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van dat kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats, nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 20, tweede lid van deze verordening.
Het bestuur van het kerkgenootschap kan burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.
Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stellen burgemeester en wethouders het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat onverlet de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.
De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven die voortvloeien uit de ingevolge art. 32 ingetrokken verordeningen, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
Gehouden d.d. 14 september 2000
De raad voornoemd,
De secretaris de voorzitter
P.A. Huijsman M. Peereboom
Dit Gemeenteblad is uitgegeven op 18 september 2000
Toelichting op de beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zaltbommel 2000
Als gevolg van de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1999, waarbij de gemeenten Brakel, Kerkwijk en Zaltbommel werden samengevoegd, is het wenselijk integrale regels op te stellen voor de gemeentelijke begraafplaatsen in de nieuw gevormde gemeente Zaltbommel. Die nieuwe regels betreffen in de eerste plaats de beheersverordening voor de gemeentelijke begraafplaatsen, maar daarnaast ook de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten.
De tekst van de nieuwe regelingen is in hoofdzaak het resultaat van de integratie van de verschillende bestaande regelingen, derhalve een technisch-administratieve handeling. De belangrijkste beleids-wijziging ten opzichte van de ‘oude’ gemeente Zaltbommel is dat het onderhoud van de graven bij de rechthebbende komt te liggen en dus niet meer van gemeentewege wordt verzorgd. Dit geldt ook voor degene de koos voor begraving in een algemeen graf.
Waar nodig zijn op enkele punten aanvullingen casu quo verduidelijkingen aangebracht, zulks met name om de leesbaarheid en daarmee de toegankelijkheid te vergroten. De teksten van de verordening en deze toelichting zijn gebaseerd op de modellen van de VNG. Waar nodig zijn specifieke aanvullingen aangebracht.
De beheersverordening van de voormalige gemeente Zaltbommel bezigde nog de term ‘huurgraf’. Aangezien hiermee juridisch gezien het zelfde werd bedoeld als ‘eigen graf’ is deze laatste term, in aansluiting op de terminologie van de Wet op de lijkbezorging, overgenomen.
De beheersverordeningen van de voormalige gemeenten Brakel en Kerkwijk kenden niet de begrippen “eigen urnengraf”, “algemeen urnengraf’, “eigen urnennis”, “urn”, “asbus” en “verstrooiingsplaats”.
In de praktijk is het gebruik maken van een urnennis alleen mogelijk op de begraafplaats Nieuwe Tijningen te Zaltbommel; alleen die begraafplaats heeft een urnenmuur.
Voor een ‘eigen graf’, ‘eigen urnengraf’, ‘eigen kindergraf’, ‘eigen urnennis’ en ‘eigen gedenkplaats’ gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden ‘voor zover van belang’ zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen van toepassing zijn bij een ‘eigen graf’, respectievelijk ‘eigen urnengraf’. Voor de algemene graven geldt hetzelfde.
Dit artikel heeft betrekking op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.
Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats teverrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven.
De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijnaanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Deze situatie kan uiteraard verschillen per begraafplaats.
Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.
De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat hetbezwaarlijk is om toe testaan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen welk graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis (lid 1).
Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden (lid 3).
Niet op alle begraafplaatsen is een ontvangstruimte of aula aanwezig. De (plaatselijke) uitvaart-verzorgers zullen naar verwachting voldoende op de hoogte te zijn van de faciliteiten op de begraafplaatsen. Voor vragen en reserveringen dient contact te worden opgenomen met de beheerder.
De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan (lid 1).
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf, indien deze is overleden, in het eigen graf mag worden bijgezet (lid 2).
De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd (lid 3).
Ter wille van de uniformiteit en uit praktisch oogpunt zijn de tijden van begraven en asbezorging op de verschillende begraafplaatsen gelijk getrokken. Het blijkt in de praktijk dat deze openingstijden voldoende zijn. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van de aangegeven tijden verlenen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoet gekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aantal te begraven lijken of bij te zetten asbussen (met of zonder urn) in respectievelijk een algemeen graf en een algemeen urnengraf. Deze regels kunnen nodig zijn in verband met bijvoorbeeld de samenstelling van de bodem van of ruimtegebrek op de begraafplaatsen.
Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem (lid 1). Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen (lid 2).
Uitzondering op de regel dat uitgifte van graven slechts kan geschieden voor directe begraving vormt de mogelijkheid tot reservering van één direct naastliggend graf. Het komt meermalen voor dat rechthebbenden een direct naastgelegen graf willen reserveren voor bijvoorbeeld een naaste familielid. Hoewel het reserveren van graven in de praktijk wel plaatsvond, was dat formeel niet geregeld. De praktijk is met toevoeging van het bepaalde in het derde lid gelegaliseerd (lid 3).
Een indeling in categorieën is nodig als burgemeester en wethouders verschillende regels willen vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen van de begraafplaats.
De termijn waarvoor grafrechten worden verleend is gesteld op 30 jaar. De termijn vangt aan op de datum van uitgifte van de grafrechten. Deze bepaling is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting (lid 1).
De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moeten burgemeester en wethouders volgens de wet de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. De gemeente benadert rechthebbenden op de eerstgenoemde wijze, namelijk door aanschrijving. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van een begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.
Volgens het derde lid kan bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende zijn, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (zie artikel 17, eerste en tweede lid).
Voor het aanbrengen van een grafkelder in het eigen graf is vergunning van burgemeester en wethouders vereist. Aan het verlenen van toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. De kosten voor het aanbrengen van de grafkelder zijn voor rekening van de rechthebbende.
Het is gewenst dat er na het overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen, die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen die personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Indien daarvoor gewichtige redenen bestaan kan de rechthebbende bijvoorbeeld ook een stichting zijn.
Deze bepaling stelt de termijn op één jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
In een gesloten graf kunnen ook asbussen (met ofzonder urn) worden geplaatst. De rechthebbende op het graf moet in de aanvraag (tot gesloten verklaring van het graf) uitdrukkelijk de namen van de personen noemen waarvan het stoffelijk overschot nog kan worden (bij)begraven, bijgezet of verstrooid.
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op zowel algemene als eigen graven. De graf-bedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit voor grafbedekkingen Zaltbommel 2000. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten, zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten door de rechthebbende op de graven zijn aangebracht is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkens per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen, omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van te voren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 15, tweede lid met de toelichting en artikel 25, tweede lid).
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen hebben verklaard, omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende een periode van tenminste een jaar. De grafbedekking blijft, nadat zij is verwijderd, gedurende drie maanden ter beschikking van de nabestaanden als daarom tijdig tevoren is verzocht.
Voor de voormalige gemeente Zaltbommel betekent deze bepaling een forse wijziging van het gemeentelijk beleid. In ‘oud’ Zaltbommel werd dit onderhoud of per jaar betaald of afgekocht voor 20 jaar en werd het onderhoud door de gemeente gedaan. In de voormalige gemeenten Brakel en Kerkwijk werd het onderhoud van de grafbedekking reeds door de belanghebbende verricht. Aan de beleidskeuze om het onderhoud van de grafbedekkingen bij de rechthebbende te leggen ligt, naast het feit dat 2 van de 3 voormalige gemeenten deze onderhoudsvorm reeds kenden, tevens ten grondslag dat zodoende de onderhoudskosten (met name personeel) worden verminderd. Daarnaast effectueert het een kostenbesparing vanwege het vervallen van administratiekosten wegens het innen van de onderhoudsbijdrage van rechthebbenden.
De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken het wenselijk dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven, maar ook degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking hebben aangebracht, verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.
Het artikel spreekt van ‘rechthebbende’. Daarmee wordt bedoeld (zie artikel 1 van de verordening) de rechthebbende op een eigen graf, een eigen urnengraf of een eigen urnennis. Echter ook degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking heeft geplaatst is onderhouds-plichtige van de grafbedekking. Vandaar het bepaalde in het eerste lid.
Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.
Het eerste lid is toegevoegd omdat de grafrusttermijn die de gemeente in acht neemt, zijnde een periode van 30 jaar, afwijkt van de wettelijke minimale grafrusttermijn, zijnde een periode van 10 jaar. In verscheidene andere bepalingen in de verordening wordt naar de termijn in dit artikellid verwezen. De termijn is hier genoemd vanwege de directe relatie met het ruimen van graven. Ruimen mag niet eerder plaatsvinden dan na afloop van de grafrustperiode.
De motivering van de afwijking van de wettelijke minimale grafrusttermijn is gelegen in het feit dat de bodemgesteldheid in de Bommelerwaard in het algemeen zodanig is dat na verloop van 10 jaar na het begraven het verteringsproces nog niet geheel voltooid is. De belangrijkste factor die daarbij een rol speelt is de grondwaterstand. Gebleken is dat het verteringsproces na 30 jaar ruim voltooid is. Hoewel de bodemgesteldheid per begraafplaats enigszins kan afwijken is ter wille van uniformiteit voor alle begraafplaatsen dezelfde termijn aangehouden.
De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 22. Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bij voorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 27). Aan de rechthebbende op een eigen graf moet ook worden meegedeeld dat hij verlenging van het uitsluitend recht op het graf kan vragen. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.
Het vierde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen c.q. de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het tweede lid. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de beenderenkuil) en dat de as niet op een algemeen terrein wordt verstrooid. Die andere bestemming zowel voor algemene als eigen grafruimten is zo ruim mogelijk omschreven. Zo kan bijvoorbeeld het eigen graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven. Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.
De beheersverordeningen van de voormalige gemeenten Kerkwijk en Zaltbommel kenden een bepaling als deze niet; die van Brakel wel. Omdat het mogelijk is dat een kerkgenootschap een beroep op de in dit artikel genoemde mogelijkheid kan doen, is deze bepaling opgenomen.
Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Burgemeester en wethouders zijn dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde gedeelte. Zij voorzien ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op her kerkelijk deel (artikel 24). Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van burgemeester en wethouders bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is (artikel 23). In de praktijk kunnen zich verschillende soorten van gevallen voordoen. Zo kan bijvoorbeeld de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn. Als het kerkbestuur schriftelijk aan burgemeester en wethouders heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet te worden geïnformeerd, zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.
De voormalige gemeenten Brakel, Kerkwijk en Zaltbommel hielden geen monumentenlijst bij. Toch kan het voorkomen dat graven van cultuurhistorische waarde zijn. Registratie van die graven is dan van belang. Het is meermalen voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde waren door de werkers op de begraafplaats ondoordacht werden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn, hetzij door de overledene die er begraven ligt, dan wel alleen door het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest, zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken is het gewenst om een deskundige te raadplegen. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.
Ten behoeve van een ordelijke administratie van de begraafplaatsen stellen burgemeester en wethouders voorschriften vast voor het register van de te begraven lijken en de bezorgde as. Het register is openbaar.
Het begrip ‘klachten' moet hier ruim worden opgevat, zodat ook ideeën of wensen naar voren kunnen worden gebracht. Aan een speciale procedure, die kort en eenvoudig is gehouden, bestaat behoefte om de verlangens van de burger in verband met de piëteit of wegens de zorg voor cultuurhistorische waarden en beplantingen te kunnen signaleren.
Ingevolge de beheersverordeningen van de voormalige gemeenten Brakel en Kerkwijk en ‘oud’ Zaltbommel genoemd in artikel 32, bestaan rechten die geëerbiedigd dienen te worden. Deze rechten worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan. Zo blijven bijvoorbeeld de rechten op een eigen graf die voor een langere periode dan 30 jaar zijn verleend en waarvan bij het van kracht worden van deze verordening reeds een periode is verstreken, gelden voor de resterende periode al is deze dan nog langer dan 30 jaar, zulks ongeacht het feit dat ingevolge deze verordening grafrechten (slechts) voor de duur van 30 jaar worden verleend.
Naast het opleggen van een geldboete kan overtreding van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 gestraft worden met het openbaar maken van de uitspraak van de rechter. Het laatste houdt in dat aan de op zich al openbare uitspraak van de rechter, ruimere bekendheid kan worden gegeven.
Dit artikel vermeldt de verordeningen en uitvoeringsbesluiten die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn vervallen. Vermeld zijn de bekende besluiten; voor het geval dat ook niet met name genoemde besluiten vervallen zijn, is het laatste punt toegevoegd.
Om de regelgeving als in deze beheersverordening verwoord aan te duiden is ze benoemd zoals het artikel aangeeft. In alle correspondentie of andere regelgeving waarin deze naam wordt vermeld, wordt deze beheersverordening bedoeld.