Raadsbesluit
Bijlage 7
De raad van de gemeente Huizen;
in vergadering bijeen op 27 oktober 2016;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 september
2016;
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
TOERISTENBELASTING 2017
(Verordening toeristenbelasting 2017)
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. | vakantieonderkomens: | woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele
kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd
voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere
recreatieve doeleinden |
b. | mobiele kampeeronderkomens | tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en
soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen
welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf
voor vakantie en andere recreatieve doeleinden; |
c. | niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: | woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan,
niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans,
welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor
vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in
bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden
worden verhuurd dan wel te huur aangeboden; |
d. e. | vaste standplaats: groepsaccomodaties: | een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het
gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een
zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan. zijnde (een samenstel van) vakantie-onderkomens, mobiele
kampeer-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde
ruimten welke bestemd zijn voor gebruik van meer dan 10
personen. |
Artikel 2 - Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in
hotels, pensions, vakantie-onderkomens, groepsaccomodaties, mobiele
kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste
standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet
als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen
zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe
belasting geheven.
Artikel 3 - Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als
bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op
hem ter beschikking staande terreinen.
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op
degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd
wordt.
- 3.
Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan
te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde
in artikel 2 verblijf houdt.
Artikel 4 - Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf door degene,
die:
- a.
als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of
verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of
bejaarden verblijft;
- b.
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de
zin van artikel 8,letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor
zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in
artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
Artikel 5 - Maatstaf van heffing
- a.
Ten aanzien van het verblijf in mobiele, overige niet-mobiele
kampeeronderkomens en groepsaccomodaties wordt geheven naar het
aantal overnachtingen in het belastingjaar.
- b.
Ten aanzien van het verblijf in hotels, pensions wordt geheven op
basis van de vergoeding die ter zake van het verblijf met
overnachtingen in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting
daaronder niet begrepen.
Als vergoeding kan worden aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens
logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.
Artikel 6 - Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
- 1.
Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:
- a.
mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste
standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden
door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de
periode 1 april tot en met 30 september bepaald op: 2,6
- b.
mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste
standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden
door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de
periode 1 maart tot en met 31 oktober bepaald op: 2,6;
- c.
mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste
standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden
door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de
periode 1 januari tot en met 31 december bepaald op: 2,4;
- d.
mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste
standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden
door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de
periode 1 april tot en met 1 juli bepaald op: 2,7;
- e.
mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste
standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden
door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de
periode 1 september tot en met 31 oktober bepaald op: 2,4;
- 2.
Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is
overnacht, wordt:
- a.
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en
stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 april
tot en met 30 september, bepaald op 40.
- b.
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en
stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 maart
tot en met 31 oktober, bepaald op 60.
- c.
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en
stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1
januari tot en met 31 december, bepaald op 80.
- d.
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en
stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 april
tot en met 1 juli, bepaald op 30.
- e.
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en
stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1
september tot en met 31 oktober, bepaald op 20.
Artikel 7 - Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de
belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing
vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit
aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.
Artikel 8 - Belastingtarief
- 1.
Het tarief bedraagt voor overnachten als bedoeld in artikel 5 onder a
per overnachting € 1,35;
- 2.
Het tarief bedraagt voor overnachtingen als bedoeld in artikel 5 onder b
2%;
- 3.
Bij overnachten door groepen van meer dan 10 personen vanuit het basis
of voortgezet onderwijs in het kader van het les of schoolprogramma
worden de onder lid 1 en 2 genoemde bedragen verlaagd met 50%.
Artikel 9 - Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 10 - Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 11 - Aanslaggrens
Belastingaanslagen van minder dan € 250,- worden niet opgelegd.
Artikel 12 - Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijnen.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige
aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die
in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het
jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste
twee bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van
het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
Artikel 13 - Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 14 - Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat
hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening
gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de
door het college van burgemeester en wethouders aangewezen
gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d,
van de Gemeentewet.
Artikel 15 - Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De verordening Toeristenbelasting 2016 vastgesteld bij raadsbesluit
van 29 oktober 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het
derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van
toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening
toeristenbelasting 2017”.