Organisatie | Valkenburg aan de Geul |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2016 | 01-01-2019 | Onbekend | 19-12-2016 Digitaal gemeenteblad, 22 december 2016 | Onbekend |
Financiële verordeningGemeente Valkenburg aan de Geul 2017.
De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016;
Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
Besluit vast te stellen de Financiële verordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2017.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.
Totaal van de baten voor onttrekkingen aan reserves.
Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteuren, liquide middelen en overlopende activa.
Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
In de meerjarenbegroting wordt een post onvoorzien van € 100.000,- opgenomen. Op deze post kan alleen beslag worden gelegd wanneer is vastgesteld dat de extra, niet in de primitieve begroting voorziene, onuitstelbare en onvermijdbare kosten, niet door middel van herschikking van budgetten binnen het desbetreffende programma kunnen worden opgevangen.
Het college besluit niet over:
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Waardering en afschrijving vaste activa
Materiële vaste activa met een economisch nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd (met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde en activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,- zijnde niet gronden en terreinen) en worden lineair afgeschreven in maximaal de verwachte levensduur van het actief:
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van historische percentages met uitzondering van vorderingen groter dan € 25.000,-. Voor deze vorderingen zal een individuele beoordeling plaatsvinden.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
Het college actualiseert jaarlijks in een aparte paragraaf van de begroting de reserves en voorzieningen. Hierin wordt per reserve/voorziening ingegaan op het doel, de hoogte en de bestemming van de bespaarde rente.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een vast bedrag per ingezette fte. De hoogte van dat bedrag wordt jaarlijks onderbouwd in de begroting.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende lid.
Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zesde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen.
In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningenportefeuille.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen en diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de onroerende-zaakbelasting, de hondenbelasting, de toeristenbelasting, de precariobelasting, de vermakelijkhedenretributie, de reclamebelasting, de parkeerbelasting, de gefiscaliseerde parkeerboetes, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, de begrafenisrechten, de marktgelden en de tarieven zoals opgenomen in de legesverordening.
Artikel 16. Lokale heffingen met gebonden besteding
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen met gebonden besteding naast de verplichte onderdelen conform artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op een onderbouwing van de aan deze heffingen toegerekende kosten.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering naast de verplichte onderdelen conform artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zesde lid. De berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zevende lid, is opgenomen onder het taakveld Treasury (0.5).
Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing naast de verplichte onderdelen conform artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf bedrijfsvoering de verplichte onderdelen op conform artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 24. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Valkenburg aan de Geul 2015, vastgesteld op 15 december 2014, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.