Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent huisbezoeken in het kader van het sociaal domein |
Citeertitel | Protocol huisbezoeken sociaal domein gemeente Den Helder |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-12-2016 | nieuwe regeling | 22-11-2016 Stadsnieuws 2016, nr. 48, 4 december 2016 | B16.00744 |
Vanaf 1 januari 2013 is de “wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek” in werking getreden. Kort en bondig: “’Wet Huisbezoeken”.
Van gemeenten wordt verwacht over een protocol te beschikken waarin vastgelegd is hoe en op welke momenten een huisbezoek wordt toegepast binnen de kaders van wet- en regelgeving. Tevens wordt daarin vastgelegd hoe en wanneer de belanghebbende wordt geïnformeerd over de verschillende aspecten van het huisbezoek. Ook worden de gevolgen voor de aanvraag (voortzetting) voor uitkering of voorziening ingeval de belanghebbende niet meewerkt aan een huisbezoek benoemd. Het protocol biedt de burger een transparant inzicht in zijn rechten en plichten rondom het huisbezoek.
Bij alle huisbezoeken is de Algemene wet op het binnentreden (Awob) van toepassing.
Het soort huisbezoek is bepalend voor de mate van toepassing van het protocol. Voor huisbezoeken in het kader van dienstverlening is dit minder dan bij de andere soorten huisbezoeken.
Het protocol is toepasbaar bij alle huisbezoeken die gedaan worden voor de uitvoering van de wetten die de afdeling Sociaal Domein uitvoert.
De volgende soorten huisbezoeken kunnen in het kader van de sociale zekerheid binnen het bestuursrecht worden onderscheiden:
Er zijn huisbezoeken in het kader van de dienstverlening. Hierbij kan gedacht worden aan huisbezoeken bij de burger die door fysieke- of gezondheidsproblemen niet de mogelijkheid heeft om de gemeente te bezoeken. In dergelijke gevallen zal het huisbezoek niet het doel hebben om een leefsituatie te verifiëren of op misbruik of oneigenlijk gebruik te controleren. In deze situaties wordt het huisbezoek altijd vooraf schriftelijk of telefonisch aangekondigd, waarbij datum en tijdstip en wie er langskomen worden aangegeven.
De Algemene wet op het binnentreden (Awob) is wel van toepassing, waardoor legitimatie en toestemming voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is. De toestemming wordt schriftelijk vastgelegd. Zie: Informed consent.
Toepassing van het protocol brengt administratieve handelingen met zich mee. Omdat een groot aantal huisbezoeken gedaan worden in het kader van dienstverlenende gesprekken kan er voor gekozen worden om, in afwijking van het protocol, vooraf door middel van een standaardbrief het huisbezoek te bevestigen. In deze brief moet aangegeven worden, datum, tijdstip en de reden van het huisbezoek. Ook in deze brief opnemen dat cliënt contact moet opnemen met de gemeente indien hij geen toestemming geeft voor het huisbezoek.
Deze werkwijze moet niet toegepast worden als er een belastend besluit genomen gaat worden.
Indien er op basis van objectieve ( aantoonbare),concrete feiten en omstandigheden een gegrond vermoeden van oneigenlijk gebruik / misbruik is ontstaan omtrent de leefsituatie, dan bestaat de mogelijkheid deze bewijslast of de door de belanghebbende verstrekte gegevens als laatste verificatiemiddel bevestigd of weerlegd te krijgen aan de hand van het plegen van een huisbezoek.
De belanghebbende heeft volgens artikel 17, eerste lid van de Participatiewet/artikel 13, eerste lid van de IOAW/IOAZ, artikel 2.3.8.lid 1 WMO een inlichtingenplicht. Daarnaast heeft de belanghebbende volgens artikel 17, tweede lid van de Participatiewet/ artikel 13,tweede lid van de IOAW/IOAZ , artikel 2.3.8 lid 3 WMO een meewerkplicht. Het niet meewerken aan een huisbezoek bij een redelijk vermoeden van oneigenlijk gebruik / misbruik, al dan niet na een geboden hersteltermijn, leidt tot het afwijzen van een aanvraag of het intrekken van het recht op bijstand of voorziening.
De “Wet Huisbezoeken” richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van door de belanghebbende verstrekte inlichtingen, waarbij geen gegrond vermoeden van oneigenlijk gebruik / misbruik aanwezig is. Er is geen sprake van een objectieve, concrete aanwijzing dat er sprake is van onjuiste gegevensverstrekking.
Dit middel wordt dan ook alleen ingezet indien er getwijfeld wordt aan de rechtmatige verstrekking van de uitkering/voorziening zonder dat deze twijfel onderbouwd kan worden met verifieerbare bewijsstukken. Hierbij kan gedacht worden aan een signaal in de vorm van een anonieme melding die een bepaald vermoeden versterkt maar waarvoor geen aantoonbare bewijzen voor handen zijn. Of er ontstaat bij de consulent een vermoeden van oneigenlijk gebruik / misbruik doordat de belanghebbende zich op een bepaalde manier gedraagt of uit, zonder dat dit vermoeden onderbouwd kan worden met bewijsstukken.
In dergelijke situaties dient altijd eerste nagegaan te worden of deze twijfel niet toch objectief kan worden onderbouwd. Pas indien dit niet mogelijk is, wordt het middel van aanbod tot een huisbezoek ingezet als de twijfel blijft bestaan.
De “Wet Huisbezoeken” richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen, waarbij geen vermoeden is van oneigenlijk gebruik / misbruik aanwezig is. De “Wet Huisbezoeken” geeft de gemeenten in dat geval meer mogelijkheden doordat er gevolgen zijn voor de uitkering als door weigering van huisbezoek de leefsituatie van belanghebbende en daarmee de rechtmatigheid van de verstrekking van een uitkering of de hoogte daarvan niet is vast te stellen.
Artikel 53a lid 2 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om aan te tonen dat:
Artikel 14, tweede lid van de IOAW/IOAZ geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om aan te tonen dat:
Het college kan in deze situaties als laatste verificatiemiddel een aanbod doen om dit aan te tonen via een huisbezoek.
Het gaat om de wetten uit het sociale domein, waarbij de woonsituatie, de leefvorm (hierna: leefsituatie) en het aantal kostendelers relevant is voor het op recht uitkering of op de hoogte van de uitkering. Het afleggen van een huisbezoek wordt aangemerkt als een ingrijpende inbreuk op de privacy van de belanghebbende.
In verdragen en verschillende wetten zijn daarom diverse bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de belanghebbende.
Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat een huisbezoek ter vaststelling of er recht op uitkering bestaat een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM en artikel 10 lid 1 van de Grondwet.
Indien de bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn.
Voorwaarde is onder meer wel dat er een legitiem doel gediend wordt met het huisbezoek en dat het voor de vaststelling van het recht op uitkering/toeslag noodzakelijk is.
Artikel 53a van de Participatiewet bepaalt dat het college bevoegd is om onderzoek in te stellen naar de door de belanghebbende overgelegde gegevens en/of inlichtingen.
Op grond van artikel 17, lid 2, van de Participatiewet/artikel 13, tweede lis van de IOAW/IOAZ en artikel 2.3.8 lid 3 WMO is de belanghebbende de verplichting opgelegd desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijze nodig is voor de uitvoering van de Participatiewet, IOAW dan wel WMO.
De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit spelen een belangrijke rol in de bescherming van de privacy van de burger.
Volledigheidshalve wordt vermeld dat de belanghebbende zelf bepaalt of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om zijn woning binnen te treden.
De belanghebbende blijft het recht behouden om toegang tot zijn woning te weigeren.
De weigering kan wel nadelige consequenties hebben voor de belanghebbende.
De Algemene Wet op het Binnentreden schrijft voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht en dat het binnentreden van een woning toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie.
Als het beoogde doel door inzet van een ander middel, dat minder ingrijpend is, gerealiseerd kan worden, dient voor dat middel gekozen te worden. De gemeente verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor haar beschikbare authentieke bronbestanden.
Zoals gezegd heeft belanghebbende het recht huisbezoek te weigeren. Indien er geen sprake is van een vermoeden van oneigenlijk gebruik/ misbruik heeft de belanghebbende ook het recht om het verifiëren van de verstrekte inlichtingen door middel van een minder ingrijpend middel te laten plaatsvinden.
Belanghebbende dient dan zijn leefsituatie op een andere wijze dan door huisbezoek aan te tonen.
HET PROPORTIONALITEITS BEGINSEL
Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen.
Het ingezette middel en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel (is het verkrijgen van volledige en de juiste informatie om het recht op bijstand vast te stellen).
HET INFORMED CONSENT (VERKLARING TOESTEMMING HUISBEZOEK)
Op grond van het Europese verdrag van de rechten van de mens (EVRM) is het noodzakelijk dat bij inbreuk op het huisrecht sprake is van een zogenaamd “informed consent”. Een huisbezoek betekent immers een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de overheid dient dan ook respectvol en zorgvuldig op te treden ten aanzien van het privéleven van de belanghebbende, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie (artikel 8 EVRM).
Het begrip “informed consent” houdt in dat :
Onder volledige informatie wordt verstaan:
Over de vraag of de belanghebbende al dan niet toestemming verleent mag geen twijfel bestaan.
De bewijslast van de toestemming tot het binnentreden van de woning nadat de belanghebbende volledig is geïnformeerd, ligt bij de gemeente Om deze reden wordt aan de belanghebbende gevraagd het formulier “informed consent” te ondertekenen. Indien nodig dient een tolk ingeschakeld te worden.
De belanghebbende moet dus geïnformeerd worden over de redenen en het doel van het huisbezoek. In geval van weigering moet bekend zijn wat de consequenties zijn. Door ondertekening van het formulier ”ïnformed consent” wordt dit vastgelegd.
HET AANBOD VAN EEN HUISBEZOEK TER VERIFICATIE
Het verifiëren van de leefsituatie kan onder meer via een huisbezoek.
Door het huisbezoek is het mogelijk voor gemeenten om de woonsituatie en het aantal kostendelers “achter de voordeur” vast te stellen.
De “Wet Huisbezoeken” heeft betrekking op de volgende situaties:
Wanneer de gemeente na administratieve verificatie vaststelt dat de verstrekte gegevens kloppen, maar onvoldoende duidelijkheid geven over de leefsituatie kan zij het aanbod doen om de leefsituatie aan te tonen door middel van een huisbezoek.
Onder aantonen van de leefvorm wordt verstaan:
aantonen dat deze alleenstaand is (de woning wordt niet gedeeld met andere meerderjarige personen) of dat de kostendelersnorm van artikel 22a van de Participatiewet niet op hem van toepassing is (de woning wordt wel gedeeld met andere meerderjarige personen, maar er is bijvoorbeeld sprake van een zakelijke/commerciële relatie) dan wel dat er niet meer dan het opgegeven aantal meerderjarige personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning.
Wat betreft de woonsituatie gaat het er om dat de gemeente de belanghebbende kan verzoeken aan te tonen waar hij woont en hem kan aanbieden in dat kader een huisbezoek af te leggen.
Dit aanbod gebeurt voorafgaand aan het verzoek tot daadwerkelijke binnentreding van de woning.
Het aanbod om de leefsituatie aan te tonen d.m.v. een huisbezoek wordt in het algemeen gedaan bij de voordeur, maar kan ook gedaan worden ten kantore van de gemeente.
In beide situaties moet de gemeente de belanghebbende meedelen dat deze het recht heeft om de verstrekte inlichtingen door de gemeente te laten verifiëren met behulp van een minder ingrijpend middel dan het huisbezoek.
Tevens deelt de gemeente mee wat hierboven bij informed consent al is beschreven.
De bewijsplicht dat dit zorgvuldig is gebeurd ligt bij de gemeente.
AFZIEN VAN HUISBEZOEK I.V.M. DRINGENDE REDENEN
Het kan zich voordoen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor de weigering van het huisbezoek of voor de weigering tijdens het huisbezoek om bepaalde zaken te laten zien.
Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm “ zeer dringende redenen” slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn.
Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter/met het ziekenhuis.
Indien belanghebbende zich hierop beroept is het aan te bevelen om deze afspraak in diens bijzijn direct telefonisch te checken of de belanghebbende dit te laten tonen d.m.v. een afsprakenlijst.
Natuurlijk kan de bewoner zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal men de woning dienen te verlaten. Wordt dit niet gedaan dan vertoeft men wederrechtelijk in de woning en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijke huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 Wetboek van Strafrecht.
Om schending aan besluitvorming ten grondslag te kunnen leggen moet de gemeente aannemelijk maken, dat betrokkene zijn eenmaal gegeven toestemming heeft ingetrokken.
De belanghebbende dient duidelijk te zijn gemaakt dat weigering om medewerking te verlenen aan (de voortzetting van) het huisbezoek gevolgen heeft voor het recht op bijstand, dan wel op de hoogte van de bijstand. Ingevolge jurisprudentie kan in dit soort situaties ter plekke een hersteltermijn verleend worden van plm. 10 minuten. De belanghebbende krijgt de gelegenheid om zijn besluit te heroverwegen.
Als een uitkeringsgerechtigde of de aanvrager van een uitkering/voorziening niet meewerkt aan een huisbezoek kan dit gevolgen hebben voor de uitkering of voorziening.
De “Wet Huisbezoeken” regelt de rechtsgevolgen van het weigeren van een huisbezoek ter verificatie.
Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres of wat zijn leefvorm is:
Eerder is vermeld dat de rechtsgevolgen van het weigeren mee te werken aan een huisbezoek na een vermoeden van fraude (ter controle) het afwijzen van een bijstandsaanvraag dan wel het beëindigen/intrekken van de bijstand tot gevolg kan hebben.
ALGEMENE RICHTLIJNEN HUISBEZOEK
Bij het afleggen van huisbezoeken worden de volgende richtlijnen gehanteerd:
Uit privacy overwegingen wordt het gesprek over de leefsituatie niet bij de voordeur van de woning gevoerd maar in de woning van de belanghebbende of een andere daartoe geschikte ruimte naar keuze van de belanghebbende. Let wel: Voordat men de woning naar binnen gaat, dient aan de eerder vermelde voorwaarden zijn voldaan.(zie: informed consent)
Tijdens het vervolggesprek ten kantore van de afdeling Sociaal Domein of stadhuis wordt de belanghebbende gelegenheid geboden om de onderzoeksgegevens in te zien. Het is aan te bevelen om de belanghebbende gelegenheid te geven tot het lezen van het verslag van het huisbezoek en in staat te stellen correcties/aanvullingen aan te brengen
-Indien de belanghebbende een kamer van een woning bewoont en de hoofdbewoner/verhuurder bezwaar heeft m.b.t. het betreden van de woning, dan wordt afgezien van het binnentreden van de woning.
Het is wel toegestaan om de woning te betreden met toestemming van een andere bewoner dan de hoofdbewoner. Informed consent tegenover de andere bewoner is niet noodzakelijk. Legitimatie en mededeling doen van noodzaak van binnentreden is wel vereist ( CRvB 2013 BZ 4108).
De gezondheid en de veiligheid van de uitvoerders van het huisbezoek is een belangrijke voorwaarde bij het afleggen van een huisbezoek. Waar dat mogelijk is, moet voorkomen worden dat er een onveilige situatie ontstaat voor de uitvoerders van het huisbezoek en voor de belanghebbende.
Belangrijke aanbevelingen zijn:
Van ieder huisbezoek dient een schriftelijk verslag opgemaakt te worden. Het verslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:
BESPREKING HUISBEZOEK MET DE BELANGHEBBENDE
Het past bij zorgvuldig behoorlijk handelen dat de belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om op de uitkomst van het huisbezoek te reageren alvorens een besluit te nemen.
Aldus besloten in de B&W vergadering van Den Helder van 22 november 2016