Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen |
Citeertitel | Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2-11-2016, nr. 152039
Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2016 | 01-08-2017 | nieuwe regeling | 14-06-2016 Gemeenteblad 2-11-2016, nr. 152039 | Gemeenteblad 2016, afd. 3B, nr. 221 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Als sprake is van een samenwerkingsverband dient één van de betrokken partijen als penvoerder de aanvraag namens het samenwerkingsverband in en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beschikking.
Hoofdstuk 2 Basisvoorziening versterken pedagogische dragende samenleving en (talent)-ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
Pedagogische dragende samenleving: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen waar geldt dat in een goed functionerende pedagogische dragende samenleving er bij burgers de bereidheid bestaat om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen.
Deze subsidie heeft tot doel te bevorderen dat de jeugd in Amsterdam zich maximaal kan ontwikkelen en gezond en veilig opgroeit, onder andere door het bijdragen aan de ontwikkeling van een pedagogische dragende samenleving.
De subsidie draagt bij aan het realiseren van de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:
Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten
Versterken pedagogische dragende samenleving
activiteiten die bewoners stimuleren binnen vrijwillige verbanden met elkaar in gesprek te gaan over opvoeden en de ondersteuning van hun kinderen bij de schoolloopbaan; daarbij van elkaar te leren, en zich vrijwillig in te zetten bij buurtactiviteiten ten aanzien van de pedagogische dragende samenleving en daarbij als bewoners allianties aan te gaan met scholen en instellingen in de buurt, dan wel activiteiten die op andere wijze een bijdrage leveren aan de pedagogische dragende samenleving in buurt en wijk;
activiteiten gericht op het, al dan niet binnen school, geven van voorlichting in groepsverband aan kinderen, jongeren, hun ouders/verzorgers en de bij hen betrokken professionals over onderwerpen als opvoeding, werk, school, geldzaken, huisvesting, rechten en plichten, seksualiteit en drugsgebruik, indien en voor zover daarin niet reeds vanuit ander aanbod wordt voorzien;
(Talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)
Activiteiten gericht op het versterken van de ontwikkeling, de zelfredzaamheid van jeugdigen of het in eigen kracht zetten van jeugdigen binnen het sociaal netwerk van de wijk of buurt middels vrijetijdsactiviteiten, georganiseerd en begeleid door vrijwilligers, die daarbij waar nodig kunnen worden begeleid door professionals.
Hoofdstuk 3 Basisvoorziening versterken vrijwillige inzet en informele netwerken
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
Kwetsbare bewoner: bewoner die (nog) niet over de benodigde competenties en vaardigheden beschikt zoals mensen tot ca 65 jaar met grote afstand tot de arbeidsmarkt, ouderen en volwassenen met een beperkt netwerk die in een sociaal isolement dreigen te raken, waaronder personen met multi-problematiek en een huisvestingsvraagstuk, mensen met lichte, verstandelijke beperking of (ex)psychiatrische patiënten, bewoners in armoede. Ook jeugdigen vallen onder dit begrip;
Vrijwilligersorganisaties: een met naam en adres genoemde organisatie met een maatschappelijke doelstelling zonder winstoogmerk, die met enige regelmaat activiteiten organiseert in het algemeen belang waarbij de uitvoering door vrijwilligers wordt gedaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een vrijwilliger gestuurde organisatie en een vrijwilliger ondersteunende organisatie.
Het doel van deze subsidie is het stimuleren en ondersteunen van vrijwillige inzet, en het bevorderen van informele netwerken voor hulp en steun ten behoeve van mensen die niet voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast beoogt deze subsidie de samenredzaamheid van Amsterdammers te vergroten.
Het versterken van vrijwillige inzet en informele netwerken draagt bij aan het realiseren van de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
- Het stimuleren van contacten van (kwetsbare) inwoners die zich vrijwillig willen inzetten voor mensen die steun of hulp nodig hebben en mensen uit informele netwerken met professionals in het kader van signalering, samenwerking en uitwisseling van kennis. (verbinden informele en formele netwerken);
Hoofdstuk 4 Basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
sociale accommodatie: een brede algemene basisvoorziening in de wijk. Het is een laagdrempelige en toegankelijke plek voor en door wijkbewoners; bedoeld als een knooppunt om elkaar te ‘vinden' (ontmoeten) en om te ‘verbinden' (participeren en activeren). Bewoners van de wijk worden er gefaciliteerd om initiatieven te ontplooien en kunnen in sociale accommodaties deelnemen aan activiteiten.
Het doel van deze subsidie is ondersteuning te bieden aan mensen om een structurele tijdsbesteding te vinden met een welomschreven doel die hen zingeving biedt en die bijdraagt aan (het vergroten van) hun zelfredzaamheid, waarbij de deelnemer actief wordt betrokken. De subsidie draagt bij aan het realiseren van de gebiedsagenda's en -plannen en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:
Subsidie voor het bepaalde in artikel 4.3, tweede lid kan worden aangevraagd door organisaties die voldoende beschikken over organisatievermogen, professionaliteit, kwaliteit en draagkracht in de buurt om de sociale accommodatie te exploiteren, beheren en programmeren volgens de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.
Artikel 4.5 Sociale accommodaties
Het algemeen bestuur kan bepalen voor welke sociale accommodaties subsidie voor het bepaalde in artikel 4.3, tweede lid kan worden aangevraagd.
Hoofdstuk 5 Basisvoorziening mantelondersteuning
Het doel van deze subsidie is het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers en preventie van overbelasting bij mantelzorgers.
Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:
Hoofdstuk 6 Basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
Basis maatschappelijke dienstverlening: gericht op het bieden van hulp- en dienstverlening voor Amsterdammers die onvoldoende zelfredzaam zijn, dreigen de regie te verliezen en die hulp nodig hebben bij het oplossen van een vraag of een situatie die zodanig complex is dat hij/zij dit niet zelf (of met het eigen netwerk) kan oplossen. Er is onderscheid tussen basisdiensten en diensten in het kader van de wijkteams.
Instelling voor maatschappelijke dienstverlening (Madi)professionele organisatie die door middel van informatie en advies, individuele en collectieve hulp- en dienstverlening Amsterdammers ondersteunt. Amsterdammers kunnen zonder doorverwijzing en kosteloos terecht voor de basis maatschappelijke dienstverlening.
Deze subsidie heeft tot doel het bieden van hulp- en dienstverlening voor Amsterdammers die onvoldoende zelf- of samenredzaam zijn, dreigen de regie te verliezen en die hulp nodig hebben bij het oplossen van een vraag of een situatie die zodanig complex is dat hij/zij dit niet zelf (of met het eigen netwerk) kan oplossen. De basis maatschappelijke dienstverlening heeft als doel de zelf- en samenredzaamheid te behouden, te versterken of te herstellen en te voorkomen dat mensen in een later stadium zwaardere zorg of begeleiding nodig hebben.
Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015 - 2018:
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een instelling voor maatschappelijke dienstverlening.
Hoofdstuk 7 Integrale schuldhulpverlening en sociaal raadsliedenwerk
Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen
Basis maatschappelijke dienstverlening: gericht op het bieden van hulp- en dienstverlening voor Amsterdammers die onvoldoende zelfredzaam zijn, dreigen de regie te verliezen en die hulp nodig hebben bij het oplossen van een vraag of een situatie die zodanig complex is dat hij/zij dit niet zelf (of met het eigen netwerk) kan oplossen. Er is onderscheid tussen basisdiensten en diensten in het kader van de wijkteams.
Instelling voor maatschappelijke dienstverlening: professionele organisatie die door middel van informatie en advies, individuele en collectieve hulp- en dienstverlening Amsterdammers ondersteunt. Amsterdammers kunnen zonder doorverwijzing en kosteloos terecht voor de basis maatschappelijke dienstverlening.
Integrale schuldhulpverlening: Integrale schuldhulpverlening is het actief ondersteunen van een inwoner bij het vinden van een oplossing voor zijn/haar financiële problemen, maar ook bij het vinden van een oplossing voor de eventuele oorzaken hiervan of voor omstandigheden die verhinderen dat de financiële problemen kunnen worden opgelost. Integrale schuldhulpverlening houdt daarnaast in dat zoveel mogelijk voorkomen wordt dat problematische schulden ontstaan.
Sociaal raadslieden: sociaal raadslieden zijn onderdeel van maatschappelijke dienstverlening en geven informatie en advies en concrete hulp bij vragen en problemen op het gebied van sociale zekerheid, inkomensreparatie, belastingen, huisvesting, arbeidsrecht, familierecht, onderwijs en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast hebben de sociaal raadslieden een belangrijke taak in het signaleren van effecten van nationale en lokale wet- en regelgeving. Het sociaal raadsliedenwerk richt zich vooral op personen met weinig opleiding, een laag inkomen en een beperkte zelfredzaamheid.
Het doel van integrale schuldhulpverlening is het bieden van actieve ondersteuning aan mensen voor een oplossing van hun financiële problemen, waarbij de focus ligt op de oorzaken daarvan en de omstandigheden die verhinderen dat de financiële problemen kunnen worden opgelost Deze ondersteuning is specifiek gericht op:
Het doel van sociaal raadsliedenwerk is het bieden van actieve ondersteuning door middel van informatie en advies en concrete hulp bij vragen en problemen op het gebied van sociale zekerheid, inkomensreparatie, belastingen, huisvesting, arbeidsrecht, familierecht, onderwijs en maatschappelijke voorzieningen.
Artikel 7.3 Subsidiabele activiteiten
Het college kan periodiek subsidie verlenen ten behoeve van sociaal raadsliedenwerk, laagdrempelige financiële inloop voor integrale schuldhulpverlening op locatie, een buurt budgetconsult (preventieve budgetadviesgesprekken, inkomensreparatie en trainingen), innovatie en budgetlessen in het primair en voortgezet onderwijs.
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een instelling voor maatschappelijke dienstverlening die lid is van de brancheorganisatie op het gebied van schuldhulpverlening en sociaal bankieren (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet).
Artikel 7.6 Aanvullende verplichtingen
de resultaten van de schuldhulpverlening worden vastgelegd in een registratieprogramma dat voldoet aan het Amsterdamse informatiemodel schuldhulpverlening. De databestanden worden beschikbaar gesteld voor de Amsterdamse schulddienstverleningsmonitor ten behoeve van het project Verwijsindex Schuldhulpverlening en managementinformatie;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1.1 e. De dragende samenleving zorgt ervoor dat mensen die ondersteuning nodig hebben, langer zonder of met minder professionele hulp, zelfstandig kunnen blijven wonen, veilig over straat kunnen en kinderen groot kunnen brengen. Het betreft zowel het individuele niveau (mantelzorg, onderlinge hulp, vrijwilligerswerk) als het collectieve (verenigingen, clubs, buurt- en bewonersinitiatieven, buurtonderneming, religieuze instituties). De professionele hulp is altijd een aanvulling op de dragende samenleving, ze versterkt haar en pakt zaken op die in de dragende samenleving onvoldoende of niet goed (kunnen) gebeuren;
1.1 f. De gebiedsagenda wordt opgesteld op basis van wensen en ideeën van bewoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen uit de buurt. De gebiedsagenda bevat tevens een analyse van de problemen en kansen uit de buurt, bestuurlijke ambities, politieke wensen en projecten en programma's waar het stadsdeel al mee bezig is in het gebied;
1.1 h. Het betreft onder andere zelfhulpgroepen, zelfzorg, mantelzorg en vrijwilligers;
1.1 i. Een naaste is iemand waarmee een persoonlijke band bestaat: partner, ouder, kind, vriend, kennis;
1.1. l. In het stedelijk kader wordt eenduidig vastgelegd wat er minimaal aanwezig moet zijn aan basisvoorzieningen in de wijken en aan welk kwaliteitsniveau deze voorzieningen moeten voldoen.
Het algemeen bestuur van elke bestuurscommissie kan een subsidieplafond vaststellen voor het eigen stadsdeel voor de betreffende regeling, aparte subsidieplafonds voor eenmalige en voor periodieke subsidies. Het algemeen bestuur maakt de subsidieplafonds zo vroeg mogelijk bekend, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting van het jaar waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het subsidieplafond moet definitief bekend zijn gemaakt voordat de periode ingaat waarop het betrekking heeft (zie ook de toelichting bij artikel 4 van de ASA 2013). Over verlening van de subsidie wordt besloten nadat de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld. De bedragen kunnen onder meer worden aangepast met een positief of negatief accres als gevolg van prijsontwikkelingen of als gevolg van bezuinigingen.
De penvoerder dient zowel de subsidieaanvraag als de aanvraag tot vaststelling in namens het samenwerkingsverband.
1.6 a. De activiteiten moeten in principe bedoeld zijn voor burgers woonachtig in het stadsdeel waar de aanvraag wordt ingediend.
1.7 a. Sociale toegankelijkheid betreft de vraag of iemand met een beperking welkom is en zich welkom voelt. Sociale toegankelijkheid is in dit licht de mate van gastvrijheid die mensen met een beperking ervaren als zij deelnemen aan een activiteit of een ondersteuningsvraag stellen.
Dit geldt zowel voor mensen met een fysieke beperking, zoals mensen in een rolstoel of blinden, als voor mensen met een niet-zichtbare beperking, een verstandelijke beperking, een psychische stoornis of niet-zichtbare chronische ziekte of hersenletsel. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te borgen
1.7 b. Voorbeelden van zulke verplichtingen zijn verlichtingen die voortvloeien uit het gemeentelijk beleid op gebied van preventie seksueel misbruik en LHTBI-beleid; het hanteren van de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling; bij de activiteiten toepassen van het beleid Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht; het hanteren van de VOG-verklaring (verklaring omtrent gedrag) bij activiteiten met kinderen en kwetsbare volwassenen/ouderen; aanwijzingen in het kader van het diversiteitsbeleid; over samenwerking formele en informele partners om overlap en lacunes van activiteiten te voorkomen; afspraken ten aanzien van (keten)samenwerking.
Hoofdstuk 2 Basisvoorziening versterken pedagogische dragende samenleving en (talent)-ontwikkeling bij jeugdigen (0 - 23 jaar)
Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 2 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 2 de afspraken ten aanzien van het versterken van de pedagogische dragende samenleving en (talent-) ontwikkeling bij jeugdigen is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op https://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/wegwijs-in-de-wmo/basisvoorzieningen.
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
2.1.c. In de pedagogische dragende samenleving zijn ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren, sportcoaches (kortom: burgers) dusdanig onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen.
Het doel van deze subsidieregeling is dat binnen een wijk of buurt een stimulerend en samenhangend geheel van activiteiten ontstaat, met het oog op het veilig en gezond opgroeien en groot brengen van kinderen en jongeren, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen en hun talenten en mogelijkheden kunnen ontdekken en ontplooien.
Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten
De basisvoorziening voor het onderdeel 'versterken pedagogische dragende samenleving' is onder meer gericht op de stimulering van vrijwillige verbanden tussen ouders en opvoeders, kinderen en jongeren, maar ook tussen buurtbewoners en beroepskrachten die in het gebied werkzaam zijn voor jeugdigen en hun familie of netwerk. Ook laagdrempelige activiteiten waar kinderen veilig kunnen spelen en speluitleen vallen onder de subsidiabele activiteiten, echter alleen als ouders/verzorgers daarbij tegelijkertijd ervaringen kunnen uitwisselen over opvoeden en waarbij professionals gemakkelijk benaderbaar zijn voor advies en ondersteuning. Ook activiteiten rond voorlichting en advies vallen onder deze basisvoorziening, echter alleen als daarin niet reeds is voorzien via bestaand aanbod vanuit stedelijke voorzieningen als bijvoorbeeld de ouder- en kindteams.
De basisvoorziening voor het onderdeel '(talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)' richt zich met name op kwetsbare jeugdigen, jeugdigen zonder zinvolle vrijetijdsbesteding en op jeugdigen met lichte problematiek. Bij de leeftijdsgroep 10-23 jaar betreft dit veelal jongeren uit lagere sociaaleconomische milieus die problemen ondervinden bij maatschappelijke participatie en kwetsbare jongeren. Meiden vormen daarbinnen een specifieke doelgroep, evenals jongeren met een beperking en jongeren van 18-23 jaar die zonder startkwalificatie de school hebben verlaten of dreigen te verlaten. Bij de leeftijdsgroep 10-23 jaar gaat het bijvoorbeeld om aanbod vanuit professioneel locatiegebonden, outreachend en ambulant jongerenwerk, straathoekwerk, tienerwerk en meidenwerk.
De activiteiten rond brede talentontwikkeling richten zich (ook) op een bredere groep jeugdigen. Het algemeen bestuur kan bij vaststelling van het subsidieplafond nader bepalen welke van de onder brede talentontwikkeling genoemde thema's prioriteit hebben en op welke doelgroepen deze zich moeten richten. De activiteiten gericht op ondersteuning bij de overgang van school naar school, dagbesteding
en/of werk hebben in ieder geval betrekking op activiteiten als huiswerkbegeleiding en op ondersteuning bij het vinden van stageplaatsen. In aanvulling daarop zijn andere activiteiten mogelijk, deze moeten echter altijd passen binnen het stedelijk beleid inzake de aanpak van jeugdwerkloosheid.
Bij het vrijwillig jeugdwerk betreft het vooral jeugdigen waarbij activiteiten met betrekking tot zinvolle vrijetijdsbesteding wenselijk zijn. Bij deze leeftijdsgroep betreft het onder meer activiteiten vanuit bijvoorbeeld speeltuinwerk, scouting en ander vrijwillig jeugdwerk in het gebied.
Voor zover bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten wordt gewerkt met vrijwilligers kan voor de kosten van het werven, makelen, bemiddelen, trainen en waarderen van vrijwilligers waar nodig tevens beroep worden gedaan op de subsidieregeling 'Versterken vrijwillige inzet en informele netwerken', dan wel beroep gedaan worden op het aanbod vanuit instellingen die op grond van deze regeling zijn gesubsidieerd.
Artikel 2.4 Verdeelsleutel subsidieplafond
2.4 a. De stedelijk overeengekomen prioriteiten en streefcijfers voor het professioneel jongerenwerk zijn:
Prioriteiten professioneel jongerenwerk
- focus op jongeren met een verstandelijke of fysieke beperking;
- eigen capaciteiten en wederkerigheid ten opzichte van de samenleving staan centraal;
- verbeteren aansluiting opleiding en praktijk;
- participatie van het jongerenwerk in de jeugdketens;
- versterking van de samenwerking met OKT's en onderwijs;
- deelname aan stedelijke expertisenetwerken;
- uitvoering gemeentelijke aanpak radicalisering en roze agenda (LHBTI).
Streefcijfers professioneel jongerenwerk
- prioriteit voor 10-18 jarigen (70 % van alle activiteiten voor deze leeftijdscategorie);
- bereik van jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) tenminste 20 %;
- jongeren organiseren minimaal 50 % van de activiteiten zelf;
- jongerenwerkers voldoen aan het Movisie beroepsprofiel mbo/hbo jongerenwerker;
- 10% van de activiteiten is gericht op beperking van vroegtijdig schoolverlaten;
- de aanvrager gebruikt het kwaliteitsinstrument JongerenWijzer;
- de aanvrager draagt bij aan gezamenlijke methodiekontwikkeling, voorlichting en training;
- de aanvrager beschikt over een aandachtsfunctionaris voor bovenstaande prioriteiten.
De streefcijfers bij deze prioriteiten zijn gemiddelde scores door verschillen in situatie en uitvoering tussen stadsdelen.
Hoofdstuk 3 Basisvoorziening versterken vrijwillige inzet en informele netwerken
Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 3 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 3 de afspraken ten aanzien van het versterken vrijwillige inzet en informele netwerken is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op https://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/wegwijs-in-de-wmo/basisvoorzieningen.
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
1e.vrijwilliger: deze omschrijving omvat de sterke/zelfredzame vrijwilligers die weinig tot geen begeleiding nodig hebben èn kwetsbare/minder zelfredzame vrijwilligers die (nog) niet de benodigde competenties en vaardigheden hebben om dit zelfstandig te doen.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
-Trainingen: Het gaat hier om deskundigheidsbevordering van vrijwilligers die zich begeven op het vlak van de bredere vrijwillige inzet zoals ‘ad hoc' diensten, kortdurende hulp, burenhulp, ‘hand & span' diensten aan minder zelfredzame bewoners in buurten, wijken, verenigingen. Het gaat hier bijvoorbeeld om cursussen team/communitybuilding etc die specifiek zijn voor het stadsdeel.
- De door vrijwilligers gemaakte onkosten kunnen in de begroting van de activiteiten worden opgenomen.
- Voor activiteiten die binnen een andere subsidieregeling vallen, worden de kosten voor werving, begeleiden en trainen van vrijwilligers opgenomen worden in de aanvraag van de betreffende activiteiten.
Artikel 3.6 Aanvullende verplichtingen
3.6 a. In het vrijwilligersbeleid wordt ingegaan op visie op vrijwillige inzet, erkenning en waardering voor vrijwilligers, ontwikkelmogelijkheden van vrijwilligers, begeleiding van vrijwilligers en toegankelijkheid van vrijwilligerswerk voor mensen met verschillende culturele achtergronden. `
Hoofdstuk 4 Basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties
Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 4 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 4 de afspraken ten aanzien van activering en participatie is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op https://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/wegwijs-in-de-wmo/basisvoorzieningen.
Artikel 4.1. Begripsomschrijvingen
4.1.d. Voorbeelden van sociale accommodaties zijn Huizen van de Wijk en buurthuizen.
De gemeente Amsterdam vindt het belangrijk dat iedere Amsterdammer toegang heeft tot de basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties. Dit is de plek waar vorm wordt gegeven aan de dragende samenleving en de participatiemaatschappij. De gemeente heeft hierin een gezamenlijke opgave met haar inwoners, ondernemers en partners. Het uit- of insluiten van groepen in deze basisvoorzieningen werkt belemmerd bij deze gezamenlijke opgave.
De gemeente moet echter met beperkte middelen hieraan vorm geven. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de genoemde prioritaire doelgroepen meer steun kunnen gebruiken. De gemeente Amsterdam is zich ervan bewust dat deze keuze betekent dat de niet genoemde doelgroepen, bewoners, ondernemers en partners op een andere wijze verleid moeten worden om gebruik te maken van de basisvoorziening.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
4.3.1 (activiteiten activering en participatie)
Moet worden gelezen als richtinggevende voorwaarden aan de aanvraag van een subsidie. Het is niet de bedoeling om experimenten of bijzondere vormen van basisvoorzieningen onmogelijk te maken. Belangrijke toetssteen bij deze activiteiten is de toegevoegde waarde aan de dragende samenleving, het actief burgerschap en de in deze regeling genoemde doelstellingen. Op deze manier maakt de gemeente Amsterdam het mogelijk om activiteiten die niet concreet zijn genoemd in deze regeling of die nieuw zijn, te subsidiëren. Binnen deze ruimte is de beoordeling aan het algemeen bestuur.
Maatjesprojecten kunnen niet onder deze regeling aangevraagd worden, deze vallen onder de subsidieregeling vrijwillige inzet en informele zorg.
Het algemeen bestuur kan ervoor kiezen de subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4.3, eerste lid te berekenen aan de hand van bepaalde kostensoorten, waaronder :
- kosten inzet personeel voor toeleiding en ondersteuning van inwoners(groepen) naar activiteiten;
- kosten voor preventie en voorlichting in de buurt of wijk;
- onkosten gemaakt door vrijwilligers.
4.3.2. (sociale accommodaties)
Bij de toetsing van de aanvraag zal ook worden gekeken naar de aanvullende kenmerken genoemd in artikel 4.3. Dit is geen limitatieve lijst. Het algemeen bestuur kan voor kiezen om aan deze kenmerken een gewicht te geven bij de beoordeling van de aanvragen.
Het algemeen bestuur kan ervoor kiezen de subsidie voor sociale accommodaties zoals bedoeld in artikel 4.3, tweede lid te berekenen aan de hand van bepaalde kostensoorten, waaronder:
- personeelskosten beheerder voor openstelling ruimtes;
- personeelskosten voor administratie, organiseren reserveringen ruimte en samenstelling van een evenwichtig activiteitenprogramma; publiciteitskosten voor activiteiten en/of zichtbaarheid van de sociale accommodatie.
Voor het aanvragen van subsidie op basis van artikel 4.3, eerste lid gelden geen specifieke voorschriften.
Het algemeen bestuur van elke bestuurscommissie stelt een subsidie zelfstandig vast door middel van de subsidieregeling. Voordat tot subsidiëring over wordt gegaan, wordt eerst bezien of er reeds voorzien is in de aangevraagde activiteit of dienstverlening bijvoorbeeld vanuit de centrale stad of andere stadsdelen. In het artikel is, als voorbeeld, een aantal stedelijke voorzieningen en programma's genoemd waarmee overlap zou kunnen bestaan. Mocht er overlap zijn met deze voorzieningen of activiteiten kan de aanvraag voor subsidie geweigerd worden.
Hoofdstuk 5 Basisvoorziening mantelzorgondersteuning
Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 5 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 5 de afspraken ten aanzien van mantelzorgondersteuning is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op https://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/wegwijs-in-de-wmo/basisvoorzieningen.
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
5.1 b. Een naaste is iemand waarmee een persoonlijke band bestaat: partner, ouder, kind, vriend, kennis.
Onder de doelgroep vallen mantelzorgers van mensen met een fysieke of verstandelijke beperking, chronische ziekte of psychische aandoening of dementie. Het gaat hierbij om mantelzorgers die in Amsterdam wonen én om mantelzorgers van buiten de stad die zorgen voor Amsterdammers.
Mantelzorgondersteuning is gericht op alle mantelzorgers. Ondersteuning is breed en gericht op preventie van dreigende overbelasting. Extra aandacht is gespecificeerd voor groepen mantelzorgers waar nog relatief weinig gerichte ondersteuning voor is en die een hoger risico hebben om overbelast te raken. Dit zijn: jonge mantelzorgers, mantelzorgers die slecht bereikbaar zijn, mantelzorgers die jarenlang zorg verlenen. Bij jonge mantelzorgers geldt dat één op de vier jongeren opgroeit in een gezin met een ziek familielid. Een deel van de zorg verlenen in combinatie met het volgen van een opleiding of werk, is zwaar. Bij mantelzorgers die slecht bereikbaar zijn gaat het bijvoorbeeld om mantelzorgers die de Nederlandse taal niet (goed) machtig zijn. Omdat zij vaak slecht bereikt worden door reguliere instanties zijn extra inspanningen nodig om het ondersteuningsaanbod bij hen onder de aandacht te brengen.
Voorbeelden van mantelzorg zijn: een dochter die elke dag voor haar bejaarde ouders kookt, iemand die de buurvrouw helpt met aankleden, een man die zijn aan multiple sclerose lijdende vrouw helpt met persoonlijke verzorging en regelt dat er aanpassingen in huis komen of een schoolgaande tiener die vaak in het huishouden moet inspringen voor een manisch depressieve moeder past.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
Praktische hulp bestaat uit huishoudelijke hulp en hand- en spandiensten. Deze vormen van hulp komen zowel ten goede aan zorgvragers en mantelzorgers, vooral als ze in hetzelfde huis wonen. Ook de taken van een ‘mantelzorger op afstand' worden lichter als de zorgvrager naast goede medische en verpleegkundige zorg enige praktische ondersteuning krijgt.
Educatieve en emotionele ondersteuning
Mantelzorgers hebben vaak niet genoeg aan informatie en advies alleen. Emotionele steun helpt hen bij het verwerken van emoties waar zij mee te maken kunnen krijgen als ze de zorg voor een ander op zich nemen. Er kunnen emoties naar boven komen, zoals verdriet, onmacht, angst, onzekerheid, kwaadheid, schaamte, eenzaamheid of schuld. Ook de aard van de ziekte of de beperking, de duur en de zwaarte van de zorg, de effecten op het gedrag van de hulpbehoevende, zijn aspecten die van invloed zijn op de manier waarop de mantelzorger met haar of zijn gevoelens omgaat.
Emotionele steun kan verleend worden via telefonisch contact, persoonlijk 1 op 1 contact, groepsgewijs via lotgenotencontact, ondersteuningsgroepen of cursussen. Zowel vrienden, kennissen, buren als vrijwilligers en beroepskrachten kunnen de mantelzorger emotioneel ondersteunen.
Bij educatieve steun gaat het om het vergroten van de praktische kennis van de mantelzorgers over ziekte, zorg of het leren van technieken en vaardigheden. Veel mantelzorgtaken hebben te maken met het huishouden en de verzorging. Niet iedereen kan deze taken ‘zomaar' op zich nemen. Het kan zinvol zijn een cursus te volgen of begeleiding te zoeken door een thuiszorgmedewerker. Te denken valt aan het aanleren van huishoudelijke verzorging, til-technieken, ziekenverzorging.
Artikel 5.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Op basis van de ingediende gegevens moet het mogelijk zijn een beoordeling te maken of subsidie wordt verleend of geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd of afgewezen. Uit de aanvraag moet duidelijk zijn welke kennis en deskundigheid aanwezig is over de doelgroep: mantelzorgers of een specifieke groep mantelzorgers.
Hoofdstuk 6 Basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening
Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 6 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 6 de afspraken ten aanzien van basis maatschappelijke dienstverlening is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op https://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/wegwijs-in-de-wmo/basisvoorzieningen.
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
De maatschappelijke dienstverlening kent het volgende onderscheid: basisdiensten en diensten in het kader van wijkteams. Basisdiensten zijn collectieve activiteiten die vrij toegankelijk zijn voor alle Amsterdammers, dus zonder doorverwijzing en/of vraagverheldering.
Het aanbod wordt uitgevoerd door vrijwilligers, professionals of een combinatie van beide. Basisdiensten faciliteren de inzet van de dragende samenleving voor Amsterdammers uit de doelgroep. Diensten in het kader van de wijkteams: dit betreft professionele individuele ondersteuning of collectief professioneel aanbod waarbij Amsterdammers met individuele problematiek in groepstrajecten verder worden geholpen. Het gaat om groepsaanbod onder professionele begeleiding dat niet vrij toegankelijk is en waarin gewerkt wordt aan de individuele doelen van de deelnemers.
Artikel 6.2 Doel subsidieregeling
Basis maatschappelijke dienstverlening wordt geboden ten behoeve van Amsterdammers (volwassenen en jongeren vanaf 18 jaar) met specifieke problematiek die (tijdelijk) regieverlies ervaren of dreigen de regie te verliezen en onvoldoende zelfredzaam zijn om de problemen zelf of met behulp van een sociaal netwerk op te lossen. Maatschappelijke dienstverlening wordt ingezet voor de volgende problematiek:
a. problemen in het zelfstandig hanteren van kwesties betreffende wet- en regelgeving, voorzieningen en instanties die de primaire bestaansvoorwaarden betreffen;
b. problemen met wonen/huisvesting of het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats;
c. sociaal emotionele of psychosociale problemen die het maatschappelijk participeren belemmeren;
d. (potentieel) huiselijk geweld, ouderenmishandeling, kindermishandeling of (zelf)verwaarlozing;
e. sociaal en maatschappelijk isolement wegens gebrek aan sociaal netwerk en/of sociale vaardigheden;
f. problematiek rond het zelfstandig functioneren die voortkomt uit een (beginnende) vorm van dementie en/of lichamelijke problematiek;
Hoofdstuk 7 Integrale schuldhulpverlening en sociaal raadsliedenwerk
Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 6 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 6 de afspraken ten aanzien van basis maatschappelijke dienstverlening is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op: https://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/wegwijs-in-de-wmo/basisvoorzieningen.
Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen
Integrale schuldhulpverlening en sociaal raadsliedenwerk maken onderdeel uit van de basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening maar zijn hier werksoorten die apart onderscheiden worden. De begripsbepaling integrale schuldhulpverlening is gebaseerd op de memorie van toelichting op de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening. Sociaal Raadslieden voeren een aparte taak uit maar zijn ook gerelateerd aan integrale schuldhulpverlening omdat ze ook ingezet worden om schuldenproblematiek te voorkomen.
Integrale schuldhulpverlening en het sociaal raadsliedenwerk dragen bij aan het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018. Integrale schuldhulpverlening heeft daarnaast specifieke doelen die ook neergelegd zijn in de beleidsplannen van integrale schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Amsterdam van 18 jaar en ouder.
Het sociaal raadsliedenwerk heeft een eigenstandige taak, maar is daarnaast beleidsmatig gerelateerd aan de preventiedoelstelling van integrale schuldhulpverlening.
Artikel 7.3 Subsidiabele activiteiten
De activiteiten van sociaal raadsliedenwerk, laagdrempelige financiële inloop, integrale schuldhulpverlening op locatie, buurtbudgetconsult, innovatie en budgetlessen in het primair en voortgezet onderwijs worden gesubsidieerd door het college. De activiteiten reguliere schuldhulpverlening en intensieve jongerenschuldhulpverlening worden gesubsidieerd door het algemeen bestuur. De activiteiten van de reguliere schuldhulpverlening zijn beschreven in het productenboek schuldhulpverlening Amsterdam (www.shvhandboek.nl) en vinden plaats conform de beleidsregels schuldhulpverlening Amsterdam, de klachtencode Amsterdam en het handboek schuldhulpverlening. De activiteiten van de intensieve jongerenschuldhulpverlening zijn beschreven in de stedelijke productenomschrijving ‘Intensieve jongerenschuldhulpverlening'.
Dit artikel beschrijft welke instelling voor maatschappelijke dienstverlening een aanvraag in kan dienen. De aanvrager moet lid zijn van de brancheorganisatie op het gebied van schuldhulpverlening: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Dit is een vereiste met als doel de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen.
Artikel 7.6 Aanvullende verplichtingen
Dit artikel beschrijft de aanvullende verplichtingen die van toepassing zijn op de subsidie. Lid a geeft aan dat de instelling zorg draagt voor een goed werkend kwaliteitssysteem. Bijvoorbeeld voor de integrale schuldhulpverlening is dat op dit moment het auditsysteem van de NVVK.
Lid b geeft aan dat de registratieprogramma moet voldoen aan het Amsterdamse informatiemodel schuldhulpverlening en dat de databestanden hiervoor beschikbaar worden gesteld. Het Amsterdamse informatiemodel wordt vastgesteld door de gemeente, cluster Sociaal (afdeling Armoedebestrijding).