Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Vaststelling van de regeling tot wijziging van de beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVaststelling van de regeling tot wijziging van de beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2016
CiteertitelVaststelling van de regeling tot wijziging van de beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201707-09-2018Onbekend

13-12-2016

Gemeenteblad

RIS295872, BSW2016.223

Tekst van de regeling

Intitulé

Vaststelling van de regeling tot wijziging van de beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2016

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

 

gelet op:

 

  • -

    het beleidsplan maatschappelijke ondersteuning 2015-2016;

  • -

    de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015,

 

gezien hebbende:

 

  • -

    de aanbestedingsleidraad WMO 16.130-SZW;

  • -

    het advies van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten van 8 juni 2016.

 

Besluit:

 

Vast te stellen de Regeling tot wijziging van de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016:

 

Artikel I

De Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 wordt gewijzigd als volgt:

 

A Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 van de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 komen te luiden:

Hoofdstuk 2

Gereserveerd

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen

Paragraaf 3.1 Algemeen

3.1.1 Maatwerkvoorzieningen

1.Een maatwerkvoorziening wordt in de wet gedefinieerd. Het gaat om een geheel van dienstendie op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd. De voorziening wordt op grond van de wet toegekend ten behoeve van:

  • -

    zelfredzaamheid, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen,

    woningaanpassingen en andere maatregelen;

  • -

    participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen

    en andere maatregelen;

  • -

    beschermd wonen en opvang.

Een maatwerkvoorziening compenseert als blijkt dat de persoon als gevolg van zijn beperkingen niet op eigen kracht of met gebruikelijke ondersteuning, voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie. De levensdomeinen die het college afhankelijk van de aanvraag, in de indicatiestelling onderzoekt zijn:

  • a.

    financiën;

  • b.

    dagbesteding;

  • c.

    huisvesting;

  • d.

    huiselijke relaties;

  • e.

    geestelijke gezondheid;

  • f.

    lichamelijke gezondheid;

  • g.

    verslaving;

  • h.

    activiteiten in het dagelijks leven;

  • i.

    sociaal netwerk;

  • j.

    maatschappelijke participatie;

  • k.

    justitie.

 

3.1.2 Gebruikelijke ondersteuning bij maatwerkvoorzieningen

De criteria zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 3.1.2 van de Regeling worden tezamen aangeduid als “gebruikelijke ondersteuning”. Deze voorzieningen, eigen kracht en vormen van ondersteuning tezamen, worden beschouwd als voorliggend op de door het college te verstrekken compenserende ondersteuning. Het gaat hierbij om de navolgende zaken.

 

a.een wettelijke voorziening;

Op grond van de wet vloeit bij samenloop met ondersteuning uit andere wettelijke regelingen alleen een grondslag voor het toekennen van een voorziening voort voor zover deze niet met andere wettelijke grondslag al aanwezig is.

 

b.gebruik van het sociale netwerk en mantelzorg;

De ondersteuning die rechtstreeks voortvloeit uit een relatie tussen personen, de bestaande sociale relatie of een netwerk. Het gaat ook om ondersteuning die wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Het inzetten van het sociale netwerk of de mantelzorg kan leiden tot het verminderen of opheffen van de ondersteuningsbehoefte. Afhankelijk van de persoonlijke situatie van de cliënt kan ook bekeken worden hoe deze vorm van ondersteuning kan worden geactiveerd of uitgebreid. Mantelzorg overstijgt in tijd en intensiteit het niveau van gebruikelijke hulp. Mantelzorg kan ook door niet inwonende familieleden of personen uit het netwerk van de persoon worden geleverd. Bijvoorbeeld door uitwonende kinderen, vrienden of andere personen uit het sociaal netwerk van de persoon.

Mantelzorg is, in tegenstelling tot gebruikelijke zorg, in principe wel indiceerbaar op grond van de Wmo 2015. Dit impliceert dat die zorg alsnog wordt verstrekt als de mantelzorg zou wegvallen.

De indicatiesteller bepaalt voor hoeveel professionele zorg iemand in aanmerking komt. De mate waarin mantelzorgers bereid en in staat zijn een deel van deze zorg te bieden, is bepalend voor de professionele zorg die de cliënt moet worden verstrekt. Hierbij speelt de draagkracht van mantelzorgers een rol. Deze is niet voor iedereen gelijk. De verschillen worden in belangrijke mate bepaald door de persoonlijke omstandigheden van de mantelzorger (leeftijd, gezinssituatie, eigen gezondheid et cetera). Bij het indicatieproces kan de mantelzorger aangeven welke ondersteuning hij nodig heeft om mantelzorg te kunnen bieden.

Het voorgaande geeft aan dat het sociale netwerk en mantelzorg wel degelijk waardevol kunnen bijdragen aan ondersteuning. Maar aangezien het vrijwillige inzet betreft kan het niet per definitie gezien worden als een in alle gevallen voorliggende ondersteuningsvorm. Dit hangt af van de persoonlijke omstandigheden waaronder de ondersteuning wordt verleend.

 

c.een algemene voorziening;

Een algemene voorziening is een aanbod van diensten die vrij en zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk is en die gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Wel kunnen er globale restricties en toegangscriteria worden gesteld. Bijvoorbeeld aan de frequentie waarmee de voorziening wordt bezocht of dat men behoort tot de doelgroep waarvoor de voorziening is bedoeld. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn het openbaar vervoer, de wijkbus, inloop voor daklozen, en het aanbod in wijk- en buurtcentra. Ook voorzieningen zoals een boodschappendienst, een maaltijdvoorziening, gemaksdiensten die via een thuisorganisatie worden aangeboden, hondenuitlaatdienst, klussendienst, niet-wettelijke kinderopvang, voorzieningen die via een aanvullende ziektekostenverzekering worden aangeboden, alarmering, et cetera zijn voorbeelden van algemene voorzieningen. De voorziening dient voor de cliënt toegankelijk te zijn.

 

d.algemeen gebruikelijke middelen;

Dit zijn hulpmiddelen die voor een ieder vrij verkrijgbaar zijn op de markt waarmee de zelfredzaamheid of de participatie kan worden verbeterd, en indien voorhanden, in redelijkheid een oplossing kunnen bieden voor de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.

 

e.zelfredzaamheid en eigen kracht;

Onder zelfredzaam wordt verstaan het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

De zelfredzaamheidmatrix (ZRM) is een meetinstrument om verschillende dimensies van zelfredzaamheid overzichtelijk in beeld te brengen.

De eigen kracht van de cliënt heeft betrekking op de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid, participatie of opvang. Dit geldt niet voor alle burgers in gelijke mate.

Deze eigen kracht komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de cliënt al beperkingen heeft, maar ook daarvoor al, door bijvoorbeeld te anticiperen op een levensfase. Het gebruik maken van de eigen kracht betekent ook dat de cliënt zelf voorziet in de kosten/voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Een cliënt wordt geacht hiervoor op eigen kracht zorg te dragen. Gebruik maken van de eigen kracht veronderstelt daarnaast dat de cliënt zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de cliënt.

 

f.gebruikelijke hulp;

Alle hulp door partners, door volwassen kinderen en/of andere huisgenoten is gebruikelijke hulp.

Het gaat hier om een verplichting deze hulp te geven. Voor de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar wordt per situatie bekeken in hoeverre de gebruikelijke hulp kan worden ingezet. Voor onderdelen van een resultaatgebied kan er ook sprake zijn van gebruikelijke hulp door minderjarige kinderen, afhankelijk van leeftijd en vaardigheden. Vervanging of aanvulling van gebruikelijke hulp kan vanuit de Wmo alleen worden geïndiceerd wanneer er sprake is van een bijzondere situatie waarbij degene die verplicht is deze hulp te geven hiertoe (tijdelijk) niet in staat is. Ook kan het aanleren van het geven van deze hulp uit de Wmo worden geïndiceerd.

 

g. welzijns- en vrijwilligersorganisaties;

De ondersteuning die plaats heeft vanuit charitatieve instellingen, welzijnsorganisaties en met vrijwilligers et cetera, waarbij geen of slechts beperkte toegangscriteria worden gesteld.

Zie ook onder c. In het bijzonder als deze ondersteuning in de buurt of wijk van de cliënt plaatsheeft kan het afhankelijk van financiële draagkracht en persoonlijke omstandigheden een voorliggende ondersteuning vormen.

 

3.1.3 Het ondersteuningsplan

De inhoud van de maatwerkvoorziening met de daarbij behorende resultaatgebieden wordt voldoende bepaalbaar en concreet gemaakt in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan bevat daarvoor de volgende onderdelen:

  • a.

    de persoonsgegevens en contactgegevens van de cliënt;

  • b.

    de (contact)gegevens van de aanbieder en vaste hulpverlener of aanspreekpunt;

  • c.

    de (contact)gegevens van de betrokken mantelzorger(s);

  • d.

    de startdatum en duur van de indicatie;

  • e.

    het resultaatgebied en de intensiteit zoals vermeld in het advies;

  • f.

    de beoogde resultaten zoals vermeld in het advies;

  • g.

    een beschrijving van de te leveren ondersteuning per resultaat;

  • h.

    afspraken over de te verrichten activiteiten door de aanbieder, de frequentie daarvan per jaar,

    maand of periode;

  • i.

    afspraken over de te verrichten activiteiten door het sociale netwerk en de mantelzorger(s),

    de frequentie daarvan per jaar, maand of periode;

  • j.

    afspraken over de te verrichten activiteiten die de cliënt op eigen kracht verricht, de frequentie

    daarvan per jaar, maand of periode;

  • k.

    een beschrijving hoe de genoemde activiteiten bijdragen aan het beoogde resultaat;

  • l.

    een beschrijving op welke wijze de ondersteuning aansluit op andere vormen van voorzieningen

    en ondersteuning;

  • m.

    de afspraken over de momenten waarop de aanbieder bij de cliënt ondersteuning levert;

  • n.

    de ondertekening door de cliënt inclusief datum;

  • o.

    de ondertekening door de aanbieder inclusief datum;

  • p.

    het moment waarop de evaluatie van de ondersteuning plaatsvindt.

Paragraaf 3.2 De logeervoorziening

Gereserveerd

Paragraaf 3.3 Opvang en beschermd wonen

Gereserveerd

Paragraaf 3.4 De doventolk

Gereserveerd

Paragraaf 3.5 De vervoersvoorziening

3.5.1 De voorziening

1.Het college biedt voor het lokaal verplaatsen een collectief vervoerssysteem enmaatwerkvoorzieningen aan. De voorziening wordt vastgesteld op basis van de individuele reisbehoefte van de cliënt. Het gaat om vervoer dat voorziet in een bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Wat in het specifieke geval van de cliënt een adequaat compenserende voorziening vormt, is in alle gevallen maatwerk. Met het oog op het zich verplaatsen kan een maatwerkvoorziening zowel voor de korte afstand als voor de langere afstand worden verleend. Onder de voorziening valt het lokale vervoer binnen de directe woon- en leefomgeving. Dit omvat in ieder geval de gemeente Den Haag, inclusief de gebieden Wateringseveld, Ypenburg en Leidschenveen uitgebreid met een aansluiting op de gemeente Rijswijk en de gemeente Leidschendam-Voorburg.

 

2.Een collectieve voorziening heeft in beginsel het primaat ten opzichte van een individuelevoorziening, tenzij de individuele voorziening op grond van een ondersteuningsplan aangemerkt kan worden als goedkoopst compenserend. Geen vervoersvoorzieningen zijn:

  • -

    het vervoer van en naar een maatwerkvoorziening, dit vervoer maakt onderdeel uit vanhet voorgenoemde programma;

  • -

    het vervoer van en naar werk, of van en naar een programma op grond van de Werkloosheidswet of Participatiewet, dit vervoer maakt onderdeel uit van de betreffende voorziening.

 

3. De vervoersvoorziening maatwerk waarbij 1.500 km per jaar als gemiddeld wordt beschouwd. Op individuele gronden kan hiervan door het college worden afgeweken. Daarbij wordt dan overwogen:

  • -

    de mate waarin de cliënt volledig en gedurende het gehele jaar is aangewezen op de maatwerkvoorziening;

  • -

    de mate waarin de cliënt voor de behoefte voor zelfredzaamheid en participatienoodzakelijkerwijs is aangewezen op vervoer buiten de gemeente Den Haag;

  • -

    de reden waarom de vervoersbehoefte afwijkt van het gemiddelde. Zo kan er bijvoorbeeld doch niet uitsluitend sprake zijn van vrijwilligerswerk, bezoek aan een partner die in eenverpleeghuis verblijf of frequent bezoek aan een ziekenhuis.

 

3.5.2 Collectief vervoer

Er is een collectief vervoerssysteem binnen de directe woon- en leefomgeving, de Taxibus. Daarbij mag een begeleider meereizen als dat voor de cliënt noodzakelijk is. Om misbruik van collectief vervoer tegen te gaan dient een annulering van gereserveerd vervoer plaats te vinden uiterlijk een uur voorafgaand aan het moment van reizen.

 

3.5.3 Regionaal en bovenregionaal vervoer

Regionaal- of bovenregionaal vervoer wordt slechts geïndiceerd als met het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor lokaal vervoer niet kan worden voldaan aan de criteria van zelfredzaamheid of voldoende participatie. Het college verstrekt op verzoek aan cliënten met een indicatie maar zonder bestaande maatwerkvoorziening voor dit vervoer, een verklaring voor het aanvragen van deze voorziening bij Valys, de aanbieder van bovenregionaal vervoer.

 

3.5.4 Gebruik eigen voertuig en aanpassingen

Wanneer de cliënt heeft aangetoond dat het gebruik van een eigen personenauto adequaat en noodzakelijk is kan de cliënt in aanmerking komen voor aanpassing van de personenauto. Een vervoervoorziening in de vorm van een autoaanpassing is in beginsel één maal per zeven jaar mogelijk. De autoaanpassing kan bestaan uit:

  • -

    een volledige vergoeding voor de aanpassing van de eigen personenauto, mits de personenauto nog geen vijf jaar oud is; in sommige gevallen is ook bij een oudere auto eenaanpassing mogelijk, afhankelijk van de soort aanpassing, de meeneembaarheid daarvan en de kilometerstand;

  • -

    een aanpassing van de in bruikleen verstrekte personenauto.

Paragraaf 3.6 Woonvoorzieningen

3.6.1 Woonvoorzieningen en woningaanpassingen

1.Om te kunnen blijven wonen in de eigen woning kan het essentieel zijn daarin de noodzakelijke

voorzieningen te treffen, zodat de cliënt voldoende zelfredzaam blijft. Ook het realiseren van een logeervoorziening in de woning valt hieronder. Dit gebeurt bij één woning. Slechts in uitzonderingssituaties is het mogelijk nog een andere woning aan te passen. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de ouders van een kind gescheiden zijn en het kind hierdoor één van de ouders niet thuis kan bezoeken.

 

2. Het college verstrekt pas een woonvoorziening als de afweging is gemaakt dat een verhuizing voor de cliënt niet de goedkoopst compenserende oplossing is. De vraag of verhuizen mogelijk is, komt aan de orde in het onderzoek naar aanleiding van de melding en wordt in samenspraak met de cliënt beantwoord. De term ‘eigen woning’ impliceert dat de voorzieningen alleen aangebracht kunnen worden op het adres waar de cliënt woont. De aanpassing kan derhalve geen betrekking hebben op verblijfplaatsen die niet geschikt of bestemd zijn om het gehele jaar door te worden bewoond. Daarvan kan slechts in bijzondere individuele situaties worden afgeweken. Ook als de cliënt feitelijk grotendeels elders verblijft, kan de conclusie zijn dat een woonvoorziening geen meerwaarde heeft. Als de cliënt in een instelling verblijft op grond van de Wet langdurige zorg, is een woonvoorziening niet aan de orde. De Wet langdurige zorg is in dat geval voorliggend. Als een cliënt in de instelling voor beschermd wonen verblijft, kan een woonvoorziening wel aan de orde zijn. Een instelling voor beschermd wonen wordt geacht toegerust te zijn op bewoners met een beperking.

 

3. De eigenaar van de woning is er voor verantwoordelijk dat de woning bewoonbaar is.Problemen zoals lekkages, schimmelvorming etc. kunnen tot een voor de cliënt ongezonde situatie leiden, doch behoren in principe niet tot de Wmo-verantwoordelijkheid van de gemeente.

 

3.6.2 Normbedragen woonvoorzieningen

Burgemeester en wethouders stellen (of college) normbedragen vast die gebruikt worden om de hoogte van bepaalde woningaanpassingen te bepalen. Dit voorkomt dat voor vergelijkbare aanpassingen aan de woning uiteenlopende bedragen in rekening worden gebracht. In de Regeling wordt aangegeven dat het college deze bedragen jaarlijks kan indexeren aan het te verwachten inflatiepercentage voor het komend jaar.

Paragraaf 3.7 De rolstoelvoorziening

Gereserveerd

Paragraaf 3.8 Het voeren van het huishouden

3.8.1 De maatvoorziening

1.De maatwerkvoorziening ‘het voeren van het huishouden’ draagt ertoe bij dat cliënten langerzelfstandig kunnen blijven wonen en het voeren van de eigen huishouding zo lang mogelijk behouden. Het resultaat richt zich op:

  • a.

    het schoon en leefbaar houden van de dagelijkse gebruiksruimten, zoals woonkamer,slaapkamer, toilet, keuken, badkamer en de gangen daarnaartoe, en het beschikken over schone kleding en schoon beddengoed;

  • b.

    het organiseren van het huishouden en de dagelijkse activiteiten die daarbij horen, zoals het verzorgen van boodschappen en maaltijden en de acute zorg voor (gezonde) kinderen tot 12 jaar (de kindzorg).

     

2. Het resultaat strekt zich uit tot privéruimten. Wanneer er sprake is van een gezamenlijkhuishouden met volwassen personen, waarbij sprake is van een taakverdeling die zich niet leent voor overname, wordt hulp bij het voeren van het huishouden geboden voor de privéruimten van de persoon metbeperkingen en niet voor de gemeenschappelijke ruimte.

 

3.8.2 Resultaten en activiteiten van de maatwerkvoorziening ‘het voeren van het huishouden’

Voor deze maatwerkvoorziening zijn resultaten geformuleerd om tot een verbetering of stabilisering van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt te komen. De leefgebieden van de Zelfredzaamheidsmatrix hebben mede de basis gevormd voor deze indeling in resultaatgebieden.

De maatwerkvoorziening ‘het voeren van het huishouden’ is gericht op het bereiken van een of meer van de resultaten en activiteiten zoals genoemd in de modelbeschikkingen:

  • 1.

    het netwerk bij het voeren van het huishouden is ingeschakeld;

Het netwerk is ingezet en de zelfredzaamheid vergroot. Het opbouwen en onderhouden van een netwerk ten behoeve van het voeren van een huishouden is benoemd als resultaat omdat het gebruik van dit netwerk de mate van noodzakelijke ondersteuning positief kan beïnvloeden.

  • 2.

    heeft een schone, leefbare en georganiseerde woning;

Een schone, leefbare en georganiseerde woning betekent het schoonmaken en schoonhouden van de dagelijkse gebruiksruimten zoals woonkamer, slaapkamer, toilet, badkamer en gangen daarnaartoe. De maatwerkvoorziening draagt ertoe bij dat cliënten met functionele (ouderdoms)beperkingen langer zelfstandig thuis blijven wonen en het voeren van een eigen huishouden zo lang mogelijk behouden. De cliënt moet gebruik kunnen maken van een schone huiskamer, slaapkamer, keuken, sanitaire ruimten (1 badkamer, maximaal 2 toiletten) en een schone gang. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Concreet kan het gaan om het stofzuigen van de bovengenoemde vertrekken, het schoonmaken van badkamer, keuken en toilet, het dweilen van vloeren. Aan de hand van de persoonlijke situatie van de cliënt wordt bepaald wat daadwerkelijk gedaan moet worden aan activiteiten.

  • 3.

    beschikt over schoon wasgoed en schone draagbare kleding;

Het beschikken over schone kleding en beddengoed betekent het wassen en strijken van de kleding. Het wassen van het beddengoed is ook onderdeel van dit resultaat.

  • 4.

    heeft voldoende levensmiddelen in huis;

Het beschikken over voldoende primaire levensmiddelen. Dat betekent dat er voldoende levensmiddelen in huis zijn voor het voeren van een huishouden zoals voedingsmiddelen, maar ook was- en schoonmaakmiddelen.

  • 5.

    huishoudelijke taken zijn aangeleerd;

Hiermee wordt bedoeld het opheffen van beperkingen of onvermogen bij het organiseren en uitvoeren van huishoudelijke taken die noodzakelijk zijn voor het huishouden. De cliënt leert en ontwikkelt waar nodig de vaardigheden en het organiseren hiervan.

  • 6.

    heeft de regie over het huishouden;

Dit betreft het bieden van ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken zodat de cliënt weer tot zelfregie en planning van de huishoudelijke werkzaamheden in staat is. Ook kan de ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, herkrijgen of verkrijgen van structuur in het huishouden. De cliënt leert om andere of nieuwe problemen te voorkomen. Het kan ook gaan om lichte ondersteuning zonder dat er wordt schoongemaakt. Indien nodig neemt de aanbieder de huishoudelijke taken tijdelijk over.

  • 7.

    beschikt over maaltijden;

Onderdeel van het resultaatgebied voeren van een huishouden is het beschikken over een koude en warme maaltijd. Dit betekent het aanwezig hebben en klaarzetten van een ontbijt, lunch en warme maaltijd.

  • 8.

    (tijdelijke) primaire zorg aan kinderen tot 12 jaar die tot het gezin behoren is geleverd;

Het gaat hierbij om:

- de dagelijkse, gebruikelijke ondersteuning van gezonde kinderen tot 12 jaar die tot het gezinbehoren. De ondersteuning richt zich op de opvang en/of verzorging van kinderen in verband met tijdelijke uitval van de primaire verzorger(s) en afwezigheid van informele zorg en ondersteuning.

-het wassen en aankleden, hulp bij het eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeerscheppen, spelen en opvoedingsactiviteiten. Dit resultaat wordt toegekend als één of beide ouder(s) vanwege een (tijdelijke) beperking dat zelf niet kan/kunnen.

-het geven van ondersteuning bij het activeren van een sociaal netwerk of mantelzorg.

 

3.8.3 Intensiteiten van de maatwerkvoorziening ‘het voeren van het huishouden’

Intensiteit basis

De cliënt is, eventueel met behulp van zijn netwerk en/of algemene voorzieningen, voorzien in de meeste basisbehoeften van het dagelijks leven, maar heeft een onvermogen bij het uitvoeren en/of organiseren van één of meerdere huishoudelijke taken die nodig zijn voor een schoon, leefbaar en georganiseerd huis. Bijvoorbeeld vanwege beperkingen op het gebied van lichamelijke of geestelijke gezondheid. De ondersteuning richt zich op taken die niet zelf kunnen worden uitgevoerd, het signaleren, het geven van instructies en/of het organiseren van het huishouden.

 

Intensiteit plus

De cliënt heeft, zelfs met de inzet van zijn netwerk en/of algemene voorzieningen, een onvermogen bij het uitvoeren en/of organiseren van huishoudelijke taken die nodig zijn voor een schoon, leefbaar en georganiseerd huis. Bijvoorbeeld vanwege beperkingen op het gebied van lichamelijke of geestelijke gezondheid. Er is een (dreigend) ongestructureerd huishouden. De cliënt heeft mogelijk ruimte om vaardigheden te ontwikkelen.

De ondersteuning richt zich op taken die niet zelf kunnen worden uitgevoerd, het signaleren, het ontwikkelen van vaardigheden en/of het geven van instructies over het voeren van het huishouden.

 

Intensiteit intensief

De cliënt heeft - zelfs met de inzet van zijn netwerk en/of algemene voorzieningen - een woning die vervuild is of dreigt te vervuilen. De cliënt is de regie over het huishouden (tijdelijk) kwijt en heeft niet de vaardigheden voor het uitvoeren en zorgen voor een schoon, leefbaar en georganiseerd huis. Bijvoorbeeld vanwege beperkingen op het gebied van lichamelijke of geestelijke gezondheid.

De ondersteuning richt zich op taken die niet zelf kunnen worden uitgevoerd, het signaleren, aansturen en regie voeren.

 

Intensiteit waakvlam

De waakvlam kan als intensiteit ingezet worden op het moment dat de cliënt gebaat is bij preventieve nazorg. De ondersteuning is erop gericht terugval te voorkomen.

 

3.8.4 Objectieve criteria bij maatwerkvoorziening ‘het voeren van een huishouden’

1. Afhankelijk van de geïndiceerde intensiteit, de persoonlijke situatie en beperkingen van de cliënt wordt maatwerk geleverd. Daarvoor worden de activiteiten in afstemming met de cliënt, de aanbieder en het sociaal netwerk vastgelegd in het ondersteuningsplan. Samen bepalen zij wie welke taken kan uitvoeren om onder andere het resultaat een schoon huis te bereiken. Er ontstaat een samenwerking waarin veel ruimte is voor afstemming. In samenspraak met de cliënt en het sociaal netwerk wordt gekeken naar de volgende aspecten:

  • -

    wat kan ik zelf: er is geen ondersteuning nodig, ik gebruik eventueel gebruikelijke voorzieningen zodat ik het zelf kan;

  • -

    wat kan ik leren: ik kan het nog niet zelf of kan het niet meer en kan het leren;

  • -

    wat doet mijn sociaal netwerk: mijn sociaal netwerk doet deze taken en klusjes;

  • -

    waar heb ik hulp bij nodig: ik heb ondersteuning nodig want zelfs met ondersteuning vanuit mijn sociaal netwerk of met gebruikelijke ondersteuning lukt het niet alleen.

     

2. Met betrekking tot afspraken over de frequenties en de intensiteit van de activiteiten die nodig zijn om het resultaat ‘een schoon huis’ te bereiken of het geven van richtlijnen hierover aan de aanbieder, baseert het college zich op de objectieve gegevens zoals die zijn vastgelegd in het KPMG rapport Normering van de basisvoorziening ‘schoon huis’ d.d. 12 augustus 2016. Hierin is beschreven wat het college in redelijkheid verstaat onder een schone woning en de frequenties aan activiteiten die daarvoor nodig zijn. Daarmee wordt aangesloten bij een landelijke norm. Welke frequenties dit in het leven van alledag betekent voor de frequenties van activiteiten is hieronder samengevat:

  • a.

    Stof afnemen gebruikelijke ruimten 1 x per week;

  • b.

    Stofzuigen 1 x per week;

  • c.

    Dweilen natte ruimten (badkamer/toilet) 1 x per week;

  • d.

    Dweilen keuken, slaapkamer en hal 1 x per 2 weken;

  • e.

    Keuken poetsen (wasbak, wanden, kookstel, tafel) 1 x per week;

  • f.

    Keukenkastjes afnemen 2 x per jaar;

  • g.

    Keuken apparatuur 1 x per 2 weken;

  • h.

    Koelkast binnenzijde 3 x per jaar;

  • i.

    Vriezer 1 x per jaar;

  • j.

    Afzuigkap 2 x per jaar;

  • k.

    Tegelwand los van keukenblok 2 x per jaar;

  • l.

    Afval opruimen 1 x per week;

  • m.

    Badkamer schoonmaken (afnemen tegel, spiegel, wasbak) 1 x per week;

  • n.

    Toilet schoonmaken 1 x per week;

  • o.

    Deuren/deurposten afnemen 1 x per 8 weken;

  • p.

    Meubels afnemen (droog/nat) 1 x per 8 weken;

  • q.

    Ramen binnenzijde 4 x per jaar;

  • r.

    Gordijnen, luxaflex, lamellen wassen/afnemen 1 x per jaar;

  • s.

    Radiatoren afnemen 2 x per jaar;

  • t.

    Trap stofzuigen 1 x per 4 weken;

  • u.

    Bed verschonen 1 x per 2 weken;

  • v.

    Wassen 1 x per week;

  • w.

    Strijken 1 x per 2 weken;

  • x.

    Boodschappen 1 x per week;

  • y.

    Boodschappen opruimen 1 x per week;

  • z.

    Maaltijden (ontbijt, lunch en diner) 1 x per dag.

 

Paragraaf 3.9 Ondersteuning

Voor de maatwerkvoorziening ondersteuning zijn resultaatsgebieden met resultaten en activiteiten geformuleerd om tot een verbetering of stabilisering van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt te komen. De leefgebieden van de Zelfredzaamheidsmatrix hebben mede de basis gevormd voor deze indeling in vier resultaatgebieden.

 

3.9.1 Resultaatsgebied ‘sociaal en persoonlijk functioneren’

De maatwerkvoorziening sociaal en persoonlijk functioneren draagt ertoe bij dat cliënten zelfredzaam kunnen participeren in een sociale omgeving. Dit resultaatgebied richt zich op vijf aspecten:

  • a.

    het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten. Onder het plannen en organiseren vande dagelijkse activiteiten vallen activiteiten zoals het nakomen van afspraken, het hebben van een gezond dag- en nachtritme en het uitvoeren van complexere dagelijkse activiteiten;

  • b.

    het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk, de (betekenisvolle) relaties met vrienden, familie, kennissen en mantelzorgers;

  • c.

    het hebben van gezonde relaties met de personen met wie de cliënt een huishouden deelt.

    Het verlichten van de druk die de mensen in het steunsysteem ervaren in relatie tot de problematiek van de cliënt;

  • d.

    maatschappelijk herstel gericht op deelname in de maatschappij bijvoorbeeld na ziekte of behandeling;

  • e.

    het hebben van een daginvulling zoals een georganiseerde dagactiviteit, werk of opleiding. Of bezig zijn met het verkrijgen hiervan.

     

3.9.2 Resultaten en activiteiten van resultaatsgebied ‘sociaal en persoonlijk functioneren’

Het resultaatgebied ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ is gericht op het bereiken van een of meer van de resultaten en activiteiten zoals genoemd in de modelbeschikkingen:

1.is toegeleid naar doelmatige, efficiënte (op elkaar afgestemde) gespecialiseerde hulpverlening;

De cliënt is door de aanbieder toegeleid naar professionele zorg, bijvoorbeeld behandeling of diagnostiek. De situatie van de cliënt is in kaart gebracht. De cliënt is gemotiveerd voor behandeling en de reguliere hulpverlening is opgestart.

 

2.er is geen overlast;

De cliënt veroorzaakt geen overlast voor zijn omgeving. Dit kan bijvoorbeeld gaan om geluidsoverlast, maar ook om stankoverlast als gevolg van een vervuilde woning.

 

3.weet wat goede zelfverzorging is, kent het belang ervan;

De cliënt maakt een verzorgde indruk op zijn omgeving. De cliënt wast zich regelmatig en draagtschone kleding. De cliënt is zich ervan bewust dat zijn persoonlijke verzorging van belang is voor zijn sociaal en persoonlijk functioneren.

 

4. heeft een gezond dag- en nachtritme;

Het dag- en nachtritme van de cliënt vormt geen belemmering in zijn dagelijks functioneren.

 

5. kan grenzen stellen;

De cliënt kan (op een rustige manier) aangeven wat zijn grenzen zijn. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het stellen van grenzen richting zijn kinderen, maar ook om het stellen van grenzen richting zijn partner, huisgenoten en sociale netwerk (vrienden/kennissen).

 

6. er is een gezonde/stabiele relatie met huisgenoten/gezinsleden;

Huisgenoten/gezinsleden gaan op een constructieve manier met elkaar om en ondersteunen elkaar.

 

7.is voldoende zelfredzaam om verergering/terugval te voorkomen;

De cliënt is in staat om aangeleerde vaardigheden zelfstandig toe te passen zonder ondersteuning van de aanbieder en voorkomt daarmee terugval. Afhankelijk van de persoonlijke situatie van de cliënt, kan het resultaat bijvoorbeeld ook zijn dat de situatie is gestabiliseerd waarmee verergering wordt voorkomen.

 

8. heeft gedragsmatige/communicatieve vaardigheden;

De cliënt kan activiteiten en taken zelfstandig uitvoeren. De cliënt begrijpt goed wat anderen zeggen en kan zichzelf voldoende begrijpelijk (duidelijk) maken.

 

9. het netwerk voelt zich erkend, gesteund en ontlast;

Het sociale netwerk van de cliënt voelt zich ontlast door de geleverde ondersteuning. De aanbieder heeft oog voor de behoefte van het netwerk/de mantelzorger(s).

 

10. kan terugvallen op een ondersteunend netwerk;

De ondersteuning richt zich op het versterken en eventueel op/uitbouwen van het sociale netwerkvan de cliënt. De cliënt staat er niet alleen voor, maar weet zich gesteund door mensen in zijn omgeving. Dit kunnen bijvoorbeeld vrienden en familieleden zijn, maar ook buren en kennissen. Hierbij is het van belang dat het sociale netwerk de cliënt niet remt, maar stimuleert in zijn ontwikkeling.

 

11. sociale vaardigheden zijn aangeleerd en toepasbaar;

De cliënt beschikt over vaardigheden om contact te leggen en te onderhouden met mensen in zijn omgeving en past deze toe in de praktijk.

 

12. is toegeleid naar passende dagbesteding;

De cliënt neemt deel aan activiteiten die bij zijn interesse en vaardigheden passen en is daarmee in de gelegenheid om zichzelf te ontwikkelen. Afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt wordt hij door de aanbieder toegeleid naar vrijwilligerswerk of betaald werk.

 

13. heeft een passende dagstructuur;

De cliënt heeft een gestructureerde dagindeling die bij hem past. Hier gaat het om een dagstructuur waarin de cliënt optimaal kan functioneren.

 

14. heeft een veilige woonomgeving;

De cliënt heeft een schone, opgeruimde woonomgeving. De gezondheid van de cliënt wordt niet aangetast door zijn woonomgeving. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een zwaar vervuilde woning of een overvolle woning.

 

15.voelt zich veilig;

De cliënt voelt zich zowel thuis als tijdens het deelnemen aan maatschappelijke activiteiten veilig. De cliënt voelt zich niet belemmerd in zijn dagelijkse bezigheden. De cliënt voelt zich ook veilig bij zijn mantelzorger/sociale netwerk.

 

16.kan omgaan met mogelijkheden en beperkingen;

De cliënt beschikt over de vaardigheden om goed te kunnen leven met zijn beperkingen. De cliënt is zich bewust van zijn mogelijkheden en maakt daar gebruik van.

 

17.heeft (zicht op) een plek in een intramurale setting;

De cliënt is door de aanbieder toegeleid of wordt binnen een paar weken toegeleid naar een verpleeghuis, verzorgingshuis of een beschermde woonvorm. De aanbieder sluit de ondersteuning pas af als de cliënt in een verpleeghuis, verzorgingshuis of een beschermde woonvorm is opgenomen.

 

18.is ondersteund met praktische zaken;

De cliënt wordt door de aanbieder ondersteund met praktische zaken zoals het invullen van formulieren, het doornemen van de post, het omgaan met de computer etc.

 

19. er is geen sprake van huiselijk geweld/mishandeling/verwaarlozing;

Door de inzet van de aanbieder wordt huiselijk geweld/mishandeling/verwaarlozing duurzaam gestopt. De cliënt heeft een gezonde/stabiele relatie met zijn huisgenoten/gezinsleden. Als er sprake is van ouderenmishandeling, dan is de ondersteuning gericht op het ontlasten van de mantelzorger. De mantelzorger beschikt over vaardigheden om goed om te kunnen gaan met de beperkingen van de cliënt.

 

20.kan zelfstandig wonen;

De cliënt heeft de regie over zijn huishouden en is in staat om zijn leven te organiseren.

 

3.9.3 Intensiteiten van het resultaatgebied ‘sociaal en persoonlijk functioneren’

Basis

De cliënt heeft redelijk inzicht in zijn sociaal en persoonlijk functioneren.

Er kan sprake zijn van verstoorde huiselijke relaties en/of van het ontbreken van dagelijkse activiteiten. Ook kan er sprake zijn van een gebrekkig sociaal netwerk, afwezigheid van gezonde (huiselijke) relaties, met mogelijk eenzaamheidsproblematiek tot gevolg.

De ondersteuning kan gericht zijn op het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten en/of op het versterken van vaardigheden om zijn sociale netwerk en/of relaties te herstellen. Ook kan de ondersteuning gericht zijn op het organiseren van een zinvolle besteding van de dag en/of maatschappelijk herstel.

 

Plus

De cliënt heeft weinig inzicht in zijn sociaal- en persoonlijk functioneren en/of is gemotiveerd om de huidige situatie te veranderen. De cliënt kan sociaal onaangepast gedrag vertonen. Daarnaast kan er sprake zijn van verstoorde (huiselijke) relaties. De cliënt heeft onvoldoende vaardigheden om relaties te herstellen en kan zich bijvoorbeeld terugtrekken uit de samenleving en hierdoor vereenzamen.

Vaak heeft de cliënt geen vaardigheden om zijn dagelijkse activiteiten te plannen en organiseren.

De ondersteuning kan gericht zijn op het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten en op het vergroten van het sociale netwerk, het herstellen van relaties en/of op het motiveren tot deelname aan de samenleving en/of het hebben van een zinvolle dagbesteding. Samenwerking en afstemming met gespecialiseerde hulpverleningsinstellingen is noodzakelijk om de situatie in kaart te brengen en te stabiliseren.

 

Intensief

De cliënt heeft nauwelijks tot geen inzicht in zijn sociaal- en persoonlijk functioneren of heeft niet de vaardigheden om zich aan te passen. De cliënt leeft geïsoleerd en/of heeft meerdere verstoorde (huiselijke) relaties. Er is sprake van acute problematiek. De ondersteuning kan gericht zijn op het overnemen van de planning en organisatie van de dagelijkse activiteiten. Mogelijk kan ook met cliënt gewerkt worden aan het aanleren van praktische vaardigheden waarmee de cliënt zich staande kan houden in de samenleving, in staat is relaties aan te gaan en te behouden. Bij acute problematiek kan er sprake zijn van huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing, waardoor direct begeleiding door gespecialiseerde hulpverlening ingezet moet worden, afstemming en samenwerking is noodzakelijk.

 

Intensiteit waakvlam

De waakvlam kan als intensiteit ingezet worden op het moment dat de cliënt gebaat is bij preventieve nazorg. De ondersteuning is erop gericht terugval te voorkomen.

 

3.9.4 Resultaatgebied ‘zelfzorg en gezondheid’

Het resultaatgebied zelfzorg en gezondheid richt zich op drie aspecten:

  • a.

    lichamelijke gezondheid, de aanwezigheid van een lichamelijke aandoening en hoe de cliënt

    hiermee omgaat;

  • b.

    geestelijke gezondheid, de aanwezigheid van geestelijke problemen en hoe de cliënt hiermee omgaat;

  • c.

    verslaving, de aanwezigheid van verslaving en in welke mate de cliënt hierdoor problemen

    ondervindt op het gebied van sociale, werkgerelateerde, of fysieke activiteiten.

 

3.9.5 Resultaten en activiteiten van het resultaatsgebied ‘zelfzorg en gezondheid’

Het resultaatgebied ‘zelfzorg en gezondheid’ is gericht op het bereiken van een of meer van de resultaten en activiteiten zoals genoemd in de modelbeschikkingen:

1.heeft inzicht in ziekte/stoornis/handicap/beperking en bijbehorende problematiek;

De cliënt weet welke beperkingen hij heeft en welke gevolgen zijn beperkingen hebben voor zijn sociaal en persoonlijk functioneren.

 

2.accepteert ziekte/stoornis/handicap/beperking en bijbehorende problematiek;

De cliënt accepteert zijn beperkingen waardoor hij er beter mee om kan gaan dan voor de inzet van de ondersteuning.

 

3.is medicatie/behandel trouw;

De cliënt neemt zijn medicijnen volgens voorschrift in. De cliënt is zich ervan bewust dat dit belangrijk is voor zijn gezondheid en voor zijn zelfredzaamheid en participatie. De cliënt komt afspraken met zijn behandelaar na en kent het belang hiervan.

 

4.kent handvatten en kan deze toepassen om terugval te voorkomen;

De cliënt beschikt over vaardigheden om met zijn beperkingen om te gaan. De cliënt is in staat om verslechtering van zijn gezondheid tijdig te signaleren en hulp te vragen in eigen kring of daarbuiten.

 

5.partner/mantelzorger heeft voldoende informatie en voelt zich erkend, gesteund en ontlast;

De partner/mantelzorger weet welke beperkingen de cliënt heeft en hoe hij hiermee om moet gaan. De partner/mantelzorger voelt zich ontlast door de geleverde ondersteuning. De aanbieder heeft oog voor de behoefte van de partner/mantelzorger.

 

6.is toegeleid naar doelmatige, efficiënte (op elkaar afgestemde) gespecialiseerde hulpverlening;

De cliënt is door de aanbieder toegeleid naar professionele zorg, bijvoorbeeld behandeling of diagnostiek. De situatie van de cliënt is in kaart gebracht. De cliënt is gemotiveerd voor behandeling en de reguliere hulpverlening is opgestart.

 

7.krijgt begeleiding om terugval/verergering van problematiek te voorkomen;

Door de ondersteuning van de aanbieder is de cliënt voldoende zelfredzaam en wordt verergering of terugval voorkomen.

 

8.krijgt begeleiding om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen;

Met de ondersteuning van de aanbieder is de cliënt voldoende zelfredzaam om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Dit geldt niet voor cliënten die altijd toezicht of 24 uur per dag zorg dichtbij nodig hebben (Wet langdurige zorg).

 

9.is toegeleid naar opname (afkicken of RM);

De cliënt is door de aanbieder toegeleid naar een kliniek voor behandeling. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een verslavingskliniek of om een kliniek waar cliënten met psychische klachten worden behandeld. Dit kan via een vrijwillige of een gedwongen opname (Rechterlijke Machtiging).

De aanbieder sluit de ondersteuning pas af als de cliënt in een kliniek is opgenomen.

 

3.9.6 Intensiteiten van het resultaatgebied ‘zelfzorg en gezondheid’

Basis

De cliënt heeft belemmeringen op het gebied van zelfzorg en gezondheid, dit kan zijn door psychische, lichamelijke, verstandelijke of verslavingsproblemen. Er kan sprake zijn van een verminderde aandacht voor zelfzorg en gezondheid, behandeling en/of medicatie.

De ondersteuning kan bestaan uit het motiveren van de cliënt tot betere zelfzorg, het motiveren voor behandeling en/of het stimuleren van het volhouden daarvan of het stabiliseren/stabiel te houden van de situatie.

 

Plus

De cliënt heeft forse belemmeringen op het gebied van zelfzorg en gezondheid, vaak door psychische, lichamelijke, verstandelijke of verslavingsproblemen. Er kan sprake zijn van verwaarlozing op het gebied van zelfzorg en gezondheid, behandeling en/of medicatie. Het kan zijn dat cliënt niet gemotiveerd is voor behandeling.

De ondersteuning kan bestaan uit het stimuleren van dagelijkse activiteiten gericht op basale zelfzorg en gezondheid of het motiveren/begeleiden richting behandeling. Eventueel is ondersteuning in combinatie met behandelaren, begeleiders of verpleegkundige noodzakelijk.

 

Intensief

De cliënt heeft door psychische, lichamelijke, verstandelijke of verslavingsproblemen ernstige belemmeringen, die kunnen leiden tot acute problematiek, waardoor situaties met gevaar voor zichzelf of voor anderen kunnen ontstaan. Vaak is behandeling nog niet opgestart. Samenwerking en afstemming met gespecialiseerde hulpverleningsinstellingen is noodzakelijk om de situatie in kaart te brengen en te stabiliseren. Hierbij is van belang dat de begeleiders de ruimte krijgen om vertrouwen op te bouwen en aan de ondersteuningsrelatie te werken.

Staat cliënt open voor hulpverlening dan kan de ondersteuning bestaan uit het opstarten van begeleiding bij het ontwikkelen en bevorderen van de zelfzorg en gezondheid. De cliënt moet mogelijk nog gemotiveerd worden om ondersteuning te accepteren en/of de situatie is ontwricht en/of heeft geen overzicht over zijn zelfzorg en de gezondheid.

 

Intensiteit waakvlam

De waakvlam kan als intensiteit ingezet worden op het moment dat de cliënt gebaat is bij preventieve nazorg. De ondersteuning is erop gericht terugval te voorkomen.

 

3.9.7 Resultaatgebied ‘dagbesteding’

Het resultaatgebied dagbesteding richt zich op twee aspecten:

  • a.

    deelname aan maatschappelijke, gestructureerde activiteiten;

  • b.

    het ontlasten van de mantelzorger.

 

3.9.8 Resultaten en activiteiten van het resultaatgebied ‘dagbesteding’

Het resultaatgebied ‘dagbesteding’ is gericht op het bereiken van een of meer van de resultaten en activiteiten zoals genoemd in de modelbeschikkingen:

1.maakt gebruik van een activiteit, passend bij zijn behoeften;

De cliënt neemt deel aan activiteiten die bij zijn interesse en vaardigheden passen en is daarmee in de gelegenheid om zichzelf te ontwikkelen.

 

2.mantelzorger wordt ontlast waardoor cliënt thuis kan blijven wonen;

Met de ondersteuning van de aanbieder is de mantelzorger langer in staat om voor de cliënt te blijven zorgen. De cliënt kan daardoor langer zelfstandig thuis blijven wonen.

 

3. mantelzorger kan tot rust komen en is niet overbelast;

Met de ondersteuning van de aanbieder heeft de mantelzorger tijd voor zichzelf waardoor hij tot rust kan komen en de zorg voor de cliënt duurzaam vol kan houden.

 

4.mantelzorgtaken en overige taken en werkzaamheden zijn in balans;

De mantelzorger kan de zorg voor de cliënt goed combineren met zijn eigen bezigheden. De zorg voor de cliënt en de momenten die de mantelzorger voor zichzelf heeft, zijn in balans met elkaar waardoor de mantelzorger de zorg voor de cliënt duurzaam vol kan houden.

 

5.door dagbesteding is participatie mogelijk;

Met de ondersteuning van de aanbieder is de cliënt weer in staat om maatschappelijk te participeren. De cliënt voelt zich weer onderdeel van de samenleving. De aanbieder past de activiteiten van de dagbesteding aan op de ontwikkelingsbehoefte en -mogelijkheden van de cliënt.

 

3.9.9 Intensiteiten van het resultaatgebied ‘dagbesteding’

Basis

De cliënt heeft niet het vermogen om zelf de hele week voor een (zinvolle) dagbesteding te zorgen. De cliënt heeft mogelijk een aantal keer per week een georganiseerde/gestructureerde activiteit nodig. De georganiseerde/gestructureerde dagbesteding van de cliënt sluit aan bij de persoonlijke behoefte en eventuele ontwikkelingsmogelijkheden.

De dagbesteding kan ook worden ingezet om (dreigende) overbelasting van het steunsysteem te voorkomen.

 

Plus

De cliënt heeft niet het vermogen om zelf de hele week voor een (zinvolle) dagbesteding te zorgen en/of er is een mantelzorger die overbelast raakt. De cliënt heeft mogelijk meerdere keren per week een georganiseerde/gestructureerde activiteit nodig.

De georganiseerde/gestructureerde dagbesteding van de cliënt sluit aan bij de persoonlijke behoefte en eventuele ontwikkelingsmogelijkheden.

De dagbesteding kan ook worden ingezet om (dreigende) overbelasting van het steunsysteem te voorkomen.

 

Intensief

De cliënt heeft niet het vermogen om zelf de hele week voor een (zinvolle) dagbesteding te zorgen en/of er is een mantelzorger die overbelast raakt. De cliënt heeft mogelijk een groot deel van de week een georganiseerde/gestructureerde activiteit nodig.

De georganiseerde/gestructureerde dagbesteding van de cliënt sluit aan bij de persoonlijke behoefte en eventuele ontwikkelingsmogelijkheden.

De dagbesteding kan ook worden ingezet om (dreigende) overbelasting van het steunsysteem te voorkomen.

 

Intensiteit waakvlam

De waakvlam kan als intensiteit ingezet worden op het moment dat de cliënt gebaat is bij preventieve nazorg. De ondersteuning is erop gericht terugval te voorkomen.

 

3.9.10 Resultaatgebied ‘financiën’

Het resultaatgebied ‘financiën’ richt zich op de aspecten van inkomsten en uitgaven:

  • a.

    de balans tussen de inkomsten en de uitgaven en het hebben van een minimuminkomen;

  • b.

    het beheer en de dynamiek van (eventuele) schulden en/of toeleiding naar of afstemming met gespecialiseerde hulpverleningsinstellingen zoals beschermingsbewind, schuldhulpverlening;

  • c.

    het hebben en houden van betaalbare huisvesting.

     

3.9.11 Resultaten en activiteiten van het resultaatgebied ‘financiën’

Het resultaatgebied ‘financiën’ is gericht op het bereiken van een of meer van de resultaten en activiteiten zoals genoemd in de modelbeschikkingen:

1. heeft een basis inkomen;

De cliënt heeft een stabiel inkomen waarmee hij in zijn primaire levensbehoeften kan voorzien.

 

2. inkomen en uitgaven zijn in balans;

De cliënt weet wat er per maand binnenkomt en past zijn uitgaven daar op aan. De cliënt beschikt over een buffer waarmee hij tegenvallers op kan vangen.

 

3.financiële administratie is overzichtelijk;

De cliënt opent de post regelmatig, betaalt rekeningen op tijd en beschikt over een overzicht van inkomsten, uitgaven en eventuele schulden.

 

4.schulden zijn in kaart gebracht en nemen af;

De cliënt heeft inzicht in zijn schulden. De cliënt werkt aan het verhogen van zijn inkomsten en/of het verlagen van zijn uitgaven waardoor hij elke maand geld over houdt om zijn schulden mee af te kunnen lossen. De schulden worden afgelost.

 

5.er worden geen nieuwe schulden gemaakt;

De cliënt is in staat om zijn financiën te beheren, begroten en budgetteren waardoor zijn inkomsten en uitgaven in balans zijn. Er ontstaan geen nieuwe schulden.

 

6.zelfredzaamheid is vergroot door financiële stabiliteit;

De financiële situatie van de cliënt is stabiel waardoor hij weer ruimte heeft om zijn leven zelfstandig vorm te geven.

 

7.beschikt over stabiele huisvesting;

De cliënt beschikt over een voor hem betaalbare woning waar hij voor langere tijd kan blijven. Er is geen sprake van een dreigende uithuiszetting.

 

8.is toegeleid naar een schuldhulpverleningstraject;

Met de ondersteuning van de aanbieder voldoet de cliënt aan de voorwaarden voor gemeentelijke schuldhulpverlening of Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen). De aanbieder sluit de ondersteuning pas af als de cliënt is gestart met een schuldhulpverleningstraject.

 

9.financieel beheer is overgedragen aan een derde;

Als de cliënt niet meer in staat is om adequate beslissingen te nemen met betrekking tot zijn financiën, dan kan bewindvoering, budgetbeheer of curatele een oplossing zijn. Een aanvraag voor bewindvoering, budgetbeheer of curatele is echter een lang proces en ondersteuning daarbij is noodzakelijk. De aanbieder ondersteunt de cliënt in dit proces en sluit de ondersteuning pas af als het financieel beheer is overgedragen aan een derde.

 

3.9.12 Intensiteiten van het resultaatgebied ‘financiën’

Basis

De cliënt heeft lichte problemen bij het organiseren en/of structureren van zijn financiële administratie. Inkomsten en uitgaven kunnen uit balans zijn of raken. Er kan sprake zijn van schulden problematiek ook op het gebied van huisvesting en vaste lasten/woonlasten. Er zijn voldoende inkomsten. De cliënt heeft lichte ondersteuning nodig bij het plannen en organiseren van zijn financiële administratie, inkomsten/uitgaven en mogelijke schulden.

 

Plus

De cliënt heeft problemen bij het organiseren en/of structureren van zijn financiële administratie. Inkomsten en uitgaven zijn of raken uit balans. Er zijn mogelijk onvoldoende inkomsten en er kan sprake zijn van schulden problematiek ook op het gebied van huisvesting, vaste lasten/woonlasten.

De cliënt heeft ondersteuning nodig bij het plannen en organiseren van zijn financiële administratie, inkomsten/uitgaven en mogelijke schulden en het op orde krijgen van zijn basis inkomen.

 

Intensief

De cliënt heeft forse financiële problemen die de leefsituatie acuut destabiliseren. Er dreigt mogelijk huisuitzetting. Er is mogelijk geen overzichtelijke financiële administratie en/of geen inkomsten. Schulden zijn niet in kaart gebracht. De ondersteuning is gericht op beheersen van de problematiek om het voorkomen van verdere escalatie. Mogelijk is direct handelen nodig, bijvoorbeeld bij een dreigende uithuiszetting. Samenwerking en afstemming met gespecialiseerde hulpverleningsinstellingen is noodzakelijk om de situatie van de cliënt in kaart te brengen en te stabiliseren.

 

Intensiteit waakvlam

De waakvlam kan als intensiteit ingezet worden op het moment dat de cliënt gebaat is bij preventieve nazorg. De ondersteuning is erop gericht terugval te voorkomen.

 

3.9.13 Ondersteuning bij mantelzorg

De maatwerkvoorziening ondersteuning kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op de mantelzorger(s) in de directe omgeving van de cliënt, zoals zijn ouders, als dit ten goede komt aan de cliënt. De ondersteuning is dan gericht op het oefenen van de mantelzorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt. De indicatie wordt echter gesteld op naam van de cliënt en niet op naam van degene op wie de oefening zich direct richt.

 

3.9.14 Vervoer bij ondersteuning

Het vervoer zoals bedoeld in dit artikel is altijd in combinatie met de maatwerkvoorziening ondersteuning en is alleen voor het vervoer naar en van activiteiten die vallen onder de maatwerkvoorziening ondersteuning. Het vervoer wordt alleen geïndiceerd als er een medische noodzaak bestaat. Het vaststellen van de vervoersbehoefte maakt in dat geval deel uit van de indicatiestelling.

 

Paragraaf 3.10

Gereserveerd

Paragraaf 3.11 Waardering mantelzorgers

3.11.1 De voorziening

De waardering van mantelzorgers betreft een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Daarbij is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen maar ondersteuning geven aan een cliënt in de gemeente Den Haag.

 

Artikel II

Deze Regeling treedt in werking op 1 januari 2017.

 

Den Haag, 13 december 2016

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

mw. A.W.H. Bertram

 

de burgemeester,

J.J. van Aartsen

Toelichting

Voor 2017 wordt een algehele herziening van het beleid voorbereid die alle gemeentelijke regelgeving die betrekking heeft op de WMO-2015 integraal herziet. Als gevolg van het opnieuw aanbesteden van de maatwerkvoorzieningen moest het beleid dat betrekking heeft op maatwerkvoorzieningen al voor 1 januari 2017 zijn aangepast. Om die reden is ervoor gekozen om nu alleen de hoofdstukken die noodzakelijk zijn voor de maatwerkvoorzieningen te wijzigen. Daarbij lopen de voorgestelde aanpassingen enerzijds inhoudelijk vooruit op de nieuwe opzet voor 2017. Anderzijds is de tekst zo genummerd dat deze nog past bij de bestaande teksten die in 2017 worden herzien. De in dit voorstel gereserveerde paragrafen worden bij die herziening opnieuw bekeken.

 

De nieuwe opzet die in dit voorstel voor ogen staat is dat de Verordening de door de Raad vast te stellen bevoegdheden bevat. De Regeling is een nadere uitwerking van de normerende uitvoerende bevoegdheden van het college. De Beleidsregel (oud) wordt omgeschreven als toelichting op de artikelen van de Regeling. Om deze reden zijn de bestaande normerende bepalingen uit de Beleidsregel (oud) verplaatst naar de Regeling en wordt de Beleidsregel een toelichting bij de Regeling (nieuw) en intern gebruikt voor de uitvoeringsorganisatie en aanbieders van de voorziening. Het doel hiervan is om de besluitvorming (ondanks dat de voorziening maatwerk is en moet blijven) zo eenvormig mogelijk te laten verlopen. Hiervoor is nauw samengewerkt met de projectgroep die inmiddels de concept-beschikkingen heeft opgesteld.

 

Kern van deze wijziging is het mogelijk maken van resultaatgericht verstrekken van maatwerkvoorzieningen. Dit vraagt om een gemeentelijke regelgeving waarmee resultaatgericht hetzelfde niveau voorzieningen kan worden verstrekt als thans wordt verstrekt. Het huidige niveau van voorzieningen vormt daarom het uitgangspunt. Dit neemt niet weg dat de manier waarop tot dit resultaat wordt gekomen anders wordt per 1 januari 2017. Hierbij zijn de adviezen gevolgd van

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn en is de aanbestedingsrichtlijn geïmplementeerd in de Regeling en de Beleidsregel. Daarnaast vraagt de actuele jurisprudentie om enkele aanpassingen in het beleid.