Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende uitvoeringsregels voor de subsidie van peuteropvang Uitvoeringsregeling Subsidiëring peuteropvang Noordoostpolder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende uitvoeringsregels voor de subsidie van peuteropvang Uitvoeringsregeling Subsidiëring peuteropvang Noordoostpolder
CiteertitelUitvoeringsregeling Subsidiëring peuteropvang Noordoostpolder
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening subsidiëring peuteropvang gemeente Noordoostpolder 2017

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2017nieuwe regeling

25-10-2016

Gemeenteblad 2016, 180828

433243

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregeling Subsidiëring peuteropvang Noordoostpolder

Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,

overwegende dat:

 

  • -

    de gemeenteraad op 10 oktober 2016 besloten heeft het peuterspeelzaalwerk te harmoniseren tot peuteropvang en de Verordening Subsidiëring peuteropvang gemeente Noordoostpolder 2017 (kortweg de Verordening) heeft vastgesteld;

  • -

     gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • -

    Burgemeester en wethouders (kortweg: het college) op grond van de voornoemde

verordening bevoegd is om nadere regels op te stellen:

 

besluiten de volgende uitvoeringsregeling vast te stellen:

 

Uitvoeringsregeling Subsidiëring peuteropvang Noordoostpolder.

Artikel 1. De overeenkomst

  • 1.

    Een overeenkomst als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Verordening omvat tenminste de volgende gegevens:

    • a)

      De startdatum van de peuteropvang;

    • b)

      Het aantal dagdelen waarop gebruik wordt gemaakt van de peuteropvang (let op: exclusief extra dagdelen VVE);

    • c)

      Indien van toepassing de VVE indicatie;

    • d)

      De prijs per uur van de peuteropvang;

    • e)

      Het LRKP nummer van de aanbieder;

    • f)

      Het BSN nummer van de peuter;

    • g)

      De BSN nummers van de ouders(s).

      .

  • 2.

    De inkomensverklaring als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Verordening omvat de volgende gegevens:

     

    • a)

      Naam en adres;

    • b)

      Naam- en adresgegevens van de Belastingdienst;

    • c)

      Het jaar waarover de inkomensverklaring wordt afgegeven;

    • d)

      Inkomensgegevens.

Artikel 2. Procedurebepalingen voor de verstrekking van de subsidie peuteropvang

  • 1.

    De aanvraag kan gedurende het hele jaar worden ingediend bij de aanbieder.

  • 2.

    Het college zal de subsidie peuteropvang rechtstreeks aan de aanbieder uitbetalen. De aanbieder int de inkomensafhankelijke ouderbijdrage bij de ouders/verzorgers en is verantwoordelijk voor een eventueel optredend debiteurenverlies.

  • 3.

    Indien de peuteropvang, door dringende omstandigheden, van start gaat voorafgaand aan het afhandelen van de aanvraagprocedure van de subsidiëring, is de ouder de volledige kosten voor de peuteropvang verschuldigd. Nadat de procedure (maximaal 8 weken) is afgerond en vast is komen te staan dat de ouders/verzorgers gebruik kunnen maken van de subsidiëring peuteropvang, vindt verrekening plaats op basis van de vastgestelde ouderbijdrage.

  • 4.

    De aanbieder zal uiterlijk binnen 1 maand na ontvangst van de volledige aanvraag (inclusief de gevraagde inkomensgegevens en dergelijke) de toetsing uitvoeren of ouders/verzorgers in aanmerking komen voor de subsidiëring peuteropvang en ouders/verzorgers een overeenkomst aanbieden.

  • 5.

    Ouder(s)/verzorgers van wie de peuter tussen 1 januari en 30 juni geplaatst wordt overleggen de laatst beschikbare Inkomensverklaring (2 jaar oud) aan de aanbieder, ouders/verzorgers van wie de peuter tussen 1 juli en 31 december geplaatst is, overleggen de inkomensverklaring van het voorgaande jaar.

  • 6.

    Indien ondernemers niet de meest recente aanslag inkomstenbelasting kunnen of willen overleggen, moeten zij aantonen startend ondernemer te zijn door middel van een bewijs van de Kamer van Koophandel, waarbij ze in de laagste categorie ingeschaald kunnen worden. Indien geen sprake is van een startende onderneming, kan de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie, waarbij het recht op herziening is voorbehouden.

  • 7.

    Indien sprake is van inkomenswijziging door werkeloosheid, kunnen ouders/verzorgers nog gedurende een half jaar aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag, nadat deze termijn verstreken is kunnen zij in aanmerking komen voor de subsidiëring peuteropvang.

  • 8.

    In oktober van elk kalenderjaar vindt toetsing plaats van het niet-recht op kinderopvangtoeslag en de inschaling op basis van de inkomensverklaring van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor ouders/verzorgers van wie de peuter voor 30 juni van dat betreffende jaar geplaatst is, maar niet voor ouders/verzorgers van wie de peuter na 1 juli geplaatst is.

  • 9.

    De subsidie wordt stopgezet op de dag dat de peuter vier jaar wordt of als een tussentijdse wijziging, zoals omschreven in artikel 3 daartoe aanleiding geeft.

  • 10.

    Indien de aanbieder aangeeft dat de ouder/verzorger die subsidie ontvangt voor de derde keer op rij of drie keer binnen een half jaar de ouderbijdrage niet betaalt aan de aanbieder, dan vervalt het recht op de subsidie en wordt de peuteropvang beëindigd.

  • 11.

    Ouders/verzorgers met een minimum inkomen, waarvan de hoogte jaarlijks door het college vastgesteld wordt, betalen geen ouderbijdrage.

  • 12.

    Ouders/verzorgers die geen inkomensverklaring of andere documenten willen overleggen komen niet in aanmerking voor de subsidie en moeten tegen het volledige tarief peuteropvang afnemen.

Artikel 3. Tussentijdse wijzigingen

  • 1.

    Na aanvang van het recht op kinderopvangtoeslag vervalt het recht op de subsidiëring peuteropvang. Ouders moeten dit melden aan de aanbieder. Indien bij de jaarlijkse inkomenstoets blijkt dat de wijziging niet is doorgegeven, wordt de subsidie met ingang van het nieuwe kalenderjaar beëindigd.

  • 2.

    Tevens moet een aanvraag voor herziening worden gedaan bij deelname van een volgend kind uit hetzelfde gezin aan peuteropvang, in hetzelfde kalenderjaar als waar de subsidie en ouderbijdrage al voor berekend was.

Artikel 4. Berekening van de subsidie peuteropvang

  • 1.

    De hoogte van de subsidie peuteropvang en de ouderbijdrage per maand wordt bepaald door:

    • a)

      De ouderbijdrage per maand vast te stellen aan de hand van de inkomenscategorie uit de onderstaande, door het college vastgestelde, inkomenstabel op basis van het maximum uurtarief en op basis van 3 uren per dagdeel ( 2 dagdelen/6 uren per week).

      Inkomenstabel met ouderbijdragen

       

      Toetsingsinkomen

       

       

      ouderbijdragetabel per maand voor 2 dagdelen van 3 uren

      eerste kind

       

       

      ouderbijdragetabel per maand voor 2 dagdelen van 3 uren

      tweede kind e.v.

      € 0 – € 18.485

      € 15/*€ 0

      € 13,50/*€ 0

      € 18.486 – € 28.421

      € 16

      € 14

      € 28.422 – € 39.109

      € 25

      € 15

      € 39.110 – € 53.193

      € 35

      € 15

      € 53.194 – € 76.462

      € 56

      € 19

      € 76.463– € 105.955

      € 90

      € 27

      € 105.956 en hoger

      € 102

      € 44

      *Ouders die onder de minimaregeling vallen betalen geen ouderbijdrage.

    • b)

      Het aantal uren peuteropvang per week te vermenigvuldigen met het maximum uurtarief x 40 weken. Dit is het jaarbedrag peuteropvang.

    • c)

      De, door het college vastgestelde, ouderbijdrage 1 te vermenigvuldigen met 12 maanden. Dit is het jaarbedrag ouderbijdrage.

    • d)

      Het jaarbedrag peuteropvang te verminderen met het jaarbedrag ouderbijdrage en vervolgens dit bedrag te delen door 12 maanden. Dit is het subsidiebedrag wat maandelijks toegekend wordt en aan de aanbieder uitbetaald wordt.

Artikel 5. Subsidiëring peuteropvang door rechtstreekse uitbetaling aan aanbieder(s)

  • 1.

    De subsidiëring van de peuteropvang (= verschil inkomensafhankelijke ouderbijdrage en maximum uurtarief, wordt rechtstreeks uitbetaald aan de aanbieder(s). De aanbieders(s) dienen daarvoor een registratie bij te houden zoals omschreven in artikel 8.

  • 2.

    De subsidie wordt op basis van een voorschot per kwartaal aan de aanbieder uitbetaald.

  • 3.

    Het voorschot wordt enerzijds bepaald op basis van het aantal gerealiseerde plaatsen peuteropvang van het voorgaande jaar, anderzijds op basis van het maandtarief dat vastgesteld is in de zin van artikel 4, lid 1 verminderd met de gemiddelde ouderbijdrage per maand.

  • 4.

    De gemiddelde ouderbijdrage wordt in overleg met de aanbieder(s) vastgesteld.

  • 5.

    Na afloop van de voorschotperiode vindt de verrekening plaats op basis van de registratie van het werkelijk gebruik per peuter per maand/per jaar en de vastgestelde ouderbijdrage per peuter.

Artikel 6. Subsidiëring koptarief voor alle ouders/verzorgers aan de aanbieder(s)

  • 1.

    Het college betaalt het zogenoemde koptarief voor 2017 van € 0,50 per uur (= verschil tussen de gemiddelde kostprijs van € 8,- per uur en het vastgestelde maximum uurtarief tot waaraan gesubsidieerd wordt van € 7,50 per uur in 2017) aan de aanbieders. Dit is inclusief de ouders/verzorgers die gebruik maken van de kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    De aanbieders(s) dienen daarvoor een registratie bij te houden zoals omschreven in artikel 8.

Artikel 7. Gemeentelijke financiële bijdrage VVE

Het evaluatieformulier als bedoeld in artikel 13, tweede lid van de Verordening wordt uitgebreid met een kwalitatieve evaluatie van de VVE inspanning (ontwikkeling kind, aantal warme overdrachten, enzovoort).

Dit biedt de mogelijkheid om maatwerk per kind te initiëren, waarbij de mogelijkheid bestaat dat als een kind al na een half jaar weer ‘op normaal niveau’ is, het aantal dagdelen teruggebracht kan worden.

Artikel 8. Dossiervorming en controle

  • 1.

    Omdat het college de subsidie rechtstreeks aan de aanbieder uitbetaalt, dient de aanbieder de volgende informatie vast te leggen:

    • a)

      De startdatum van de peuteropvang.

    • b)

      Het aantal uren peuteropvang per maand.

    • c)

      Het uurtarief en de ouderbijdrage.

    • d)

      Geboortedatum kind.

    • e)

      De aard van de opvang (VVE of niet).

    • f)

      De startdatum, het aantal uren van de 2 extra dagdelen opvang.

    • g)

      Indien van toepassing de wijziging of einddatum van de peuteropvang

  • 2.

    Daarnaast dient per peuter een dossier aangelegd te worden, waarin de volgende documenten verzameld zijn:

    • a)

      Aanvraagformulier subsidiëring peuteropvang.

    • b)

      Bewijs inschrijving gemeente Noordoostpolder.

    • c)

      Toekenningsformulier, waarin zowel de subsidie als de ouderbijdrage per maand opgenomen zijn.

    • d)

      Door ouder(s) en aanbieder ondertekende overeenkomst.

    • e)

      Inkomensverklaringen van de ouder(s) of overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling heeft plaatsgevonden.

    • f)

      Documenten die overlegd zijn naar aanleiding van jaarlijkse toetsing.

    • g)

      Documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de ouderbijdrage.

    • h)

      Een afschrift van de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau)

    • i)

      De bevestiging van de opzegging op datum.

Artikel 9. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college is bevoegd om af te wijken van de regeling.

  • 2.

    Als door toepassing van deze uitvoeringsregeling ouders/verzorgers in een onevenredig nadelige positie komen, treedt de aanbieder in overleg met het college om te onderzoeken of er kan worden afgeweken van de regels.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Subsidiëring peuteropvang Noordoostpolder.


1

Zie inkomenstabel met ouderbijdragen op bladzijde 3