Organisatie | Stein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Stein 2017 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Stein 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 149 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-06-2018 | Onbekend | 01-12-2016 Digitaal gemeenteblad, 20 december 2016 | Onbekend |
Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Stein 2017
Gezien het voorstel van het college inzake vaststelling van de Algemene Plaatselijke
Verordening Gemeente Stein 2017
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de raadscommissie Middelen, Bestuurlijke Zaken; overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde;
-in te trekken de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Stein 2016;
- vast te stellen de volgende Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Stein 2017;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1:1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDEAFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDENArtikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
AFDELING 2. BETOGINGArtikel 2:2 Optochten
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste een week voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKENArtikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 A: Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd
met de publieke functie van de weg
betrekking tot vaste netwerken van bepaalde reclameobjecten een exclusiviteitrecht is toegekend voor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte daarvan, wordt een vergunning als bedoeld in het eerste lid geweigerd. Hetzelfde geldt met betrekking tot reclameobjecten welke naar hun aard en omvang hiermee vergelijkbaar zijn.
b.Een vergunning bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd wanneer het een
b. aanvraag betreft van een niet-lokale vereniging, niet-lokale stichting of niet-lokale
b. organisatie zonder winstoogmerk voor (tijdelijke) reclameobjecten voor (niet-)lokale
Artikel 2:10 B: afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is, voorzover geen sprake is van de weigeringsgronden van het derde lid, onder a en c, van het vorige artikel;
containers, steigers en/of (bouw)materialen, die noodzakelijkerwijze op de weg gebracht worden in verband met bouw-, renovatie- en/of sloopwerkzaamheden, voorzover geen sprake is van de weigeringsgronden van het derde lid, onder a en c, van het vorige artikel en voorzover deze werkzaamheden voortvarend plaatsvinden;
vaste netwerken van bepaalde reclameobjecten indien en voor zover door de Gemeente Stein aan een exploitant een exclusiviteitsrecht is toegekend vor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte daarvan, voorzover geen sprake is van de weigeringsgronden van het derde lid, onder a en c, van het vorige artikel;
welkomstborden van plaatselijke carnavalsverenigingen in de periode 11 november (de opening van het carnavalsseizoen) van een jaar tot en met 2 dagen na Aswoensdag van het jaar erop in de nabijheid van bebouwde komingangen van de betreffende kernen, voorzover geen sprake is van de weigeringsgronden van het derde lid van het vorige artikel;
3. a. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
4.Op de ontheffing bedoeld in het eerste lid, sub b, h en i is paragraaf 4.1.3.3 van de Awb (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het
§AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEGArtikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken. Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
AFDELING 7. EVENEMENTENArtikel 2:24 Begripsbepaling
Onder B-evenement wordt verstaan een gemiddeld risico-evenement met grote impact op de directe omgeving en/of gevolgen voor het verkeer, zoals blijkt uit de uit te voeren Risicoscan Evenementen van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, met dien verstande dat een wielertoertocht met meer dan 250 deelnemers tenminste wordt aangemerkt als een B-evenement.
AFDELING 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte en/of terras waarin/ waarop bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Artikel 2:28 Exploitatie horecabedrijf
1 . Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren, indien naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
2.Bij de toepassing van het eerste lid houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
1.Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of
bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven in de nacht van 31 december op 1 januari, gedurende Koningsnacht en tijdens carnavals- en kermisdagen op maandag en dinsdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur, en ten aanzien van de kermisdagen alleen voor die kern van de gemeente, waar de kermis wordt gehouden en alwaar de inrichting is gelegen.
Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren. Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.
AFDELING 8a. TOEZICHT OP SMART- en HEADSHOPS
Artikel 2:34a. 1 Begripsomschrijvingen
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smart- of headshop;
Artikel 2:34a.3 Afnemend maximum
Vergunning kan worden verleend voor een beperkt aantal inrichtingen, waarbij het
maximum wordt bepaald door het aantal inrichtingen dat op het moment van
inwerkingtreding van deze verordening werd geëxploiteerd, welk aantal door de
burgemeester wordt vastgesteld op het moment van inwerkingtreding van deze
Artikel 2:34a.5 Weigeringsgronden
De vergunning wordt geweigerd indien:
leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting;
Artikel 2:34a.6 Verplaatsing inrichting
vergunning geacht te zijn verleend voor de nieuwe locatie, waarbij de in het tweede lid bedoelde plattegrond-tekening deel uitmaakt van de vergunning.
Artikel 2:34a.8 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of
gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de krachtens in artikel 2.34a.7, eerste lid, bedoelde regelgeving geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 13b van de Opiumwet van
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.34a.8 kan de burgemeester een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn gesloten verklaren indien:
Artikel 2:34a.10 Aanwezigheid in gesloten inrichting
1 Het is verboden gedurende de tijd dat een inrichting ingevolge de in artikel 2:34a.7, eerste lid, bedoelde regelgeving of krachtens een op grond van artikel 2.34a.8 dan wel artikel 2.34a.9 genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, zich als bezoeker daarin of aldaar te bevinden.
2.Het is de exploitant van een inrichting verboden gedurende de tijd dat een inrichting
ingevolge een op grond van artikel 2.34a.8 dan wel artikel 2.34a.9 genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, deze inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin of aldaar een of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:34a.11 Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN
NACHTVERBLIJFArtikel 2:35 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
[Vervallen] Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDENArtikel 2:39 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEIDArtikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten wordt in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages, rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door hen aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein. Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:57 Loslopende honden
groenbestemming alsmede op overige openbare ruimte, zonder dat die hond aangelijnd is;
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd middels een daartoe bedoeld hulpmiddel hetwelk op eerste vordering van de met het toezicht op de naleving van dit artikel belaste ambtenaren getoond dient te worden.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken. Artikel 2:63 Duiven
Artikel 2:65a Verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
1.Het is verboden op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijk doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door afdeling 5 van hoofdstuk 4.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de
Het is verboden dat tijdens de verkoopdagen van consumentenvuurwerk op ontoelaatbare wijze hinder of overlast voor de omgeving of het wegverkeer wordt veroorzaakt door een bedrijf of nevenbedrijf dat consumentenvuurwerk ter beschikking stelt dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig houdt, dan wel door de bezoekers van dat bedrijf of nevenbedrijf.
AFDELING 14. DRUGSOVERLASTArtikel 2:74 Drugshandel op straat inhoudelijk gelijk gebleven
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:47, 2:48; 2:50;2:73 en 5:35 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven. Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGENArtikel 3:1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKEArtikel 3:4 Seksinrichtingen
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba, Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Met het oog op de openbare orde en de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen of gebieden en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISTERMIJN; WEIGERINGSGRONDENArtikel 3:12 Beslistermijn
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEERArtikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTEAFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTINGArtikel 4:1 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet gedurende carnavalszaterdag en de 3 carnavalsdagen te weten van carnavalszondag tot de daarop volgende woensdag tot 1.00 uur, Kermis, Koningsnacht, Oudejaarsavond alsmede voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen overige collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan de geluidsnormen als vermeld in de artikelen 2.17, 2.19, en 2.20 van het besluit vermeerderd met 10dB(A). Bij niet-aanpandige situaties gelden de vorengenoemde geluidsnormen, gemeten op een hoogte van 1,5 meter.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGINGArtikel 4:7 Straatvegen
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen. Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant-of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen zijn of worden voor bomen kleiner dan 20 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;
takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;
Het bevoegd gezag kan bij toepassing van de boomwaarde tevens naar redelijkheid en billijkheid besluiten.
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van
verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds,
die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge
Artikel 4:11 Verbod om houtopstand te vellen of te doen vellen
1.Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen de bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet
g.houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in 4:10A.9 van
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLASTArtikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
[Vervallen] Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te
voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het
verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder of gevaar ontstaat voor de
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINENArtikel 4:17 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTEAFDELING 1. PARKEEREXCESSENArtikel 5:1 Begripsbepalingen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg of op een door het college aangewezen weg te plaatsen of te hebben, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
AFDELING 2. COLLECTERENArtikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
in de gemeente Stein gevestigde verenigingen en stichtingen, die krachtens statuten en activiteiten een doel nastreven dat van algemeen (gemeenschaps)belang is en die geld of goederen inzamelen buiten de periodes die door het Centraal Bureau Fondsenwerving zijn toegewezen aan de instellingen genoemd in sub a van dit lid;
AFDELING 3. VENTENArtikel 5:14 Begripsbepaling
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet, voor zover daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu niet in gevaar komt.
AFDELING 4. STANDPLAATSENArtikel 5:17 Begripsbepaling
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te
2.Het college kan de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan
weigeren, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit .
AFDELING 6. OPENBAAR WATERArtikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde. Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken. Artikel 5:30 Veiligheid op het water
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKENArtikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS Artikel 5:35 Begripsbepaling
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGENArtikel 6:1 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Besluiten, genomen krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stein 2016 of voorafgaande algemene plaatselijke verordeningen, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.