Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Verordening Individuele Studietoeslag Rijswijk 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Individuele Studietoeslag Rijswijk 2016
CiteertitelVerordening Individuele Studietoeslag Rijswijk 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpregeling individuele studietoeslag

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet artikelen 8 en 36b, gemeentewet artikel 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-201601-09-2016Onbekend

13-12-2016

Gemeenteblad, Groot Rijswijk en gemeentelijke website

16.071222

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Individuele Studietoeslag Rijswijk 2016

De gemeenteraad van Rijswijk,

bijeen in openbare vergadering op 13 december 2016;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

d.d. 25 oktober 2016, nr. 16.071222;

Gelet op:

  • -

    artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Participatiewet;

  • -

    artikel 36b, van de Participatiewet;

  • -

    artikel 147 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening Individuele Studietoeslag gemeente Rijswijk 2016.

Verordening Individuele Studietoeslag gemeente Rijswijk 2016

Artikel 1 - Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk;

  • b.

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet;

  • c.

    studietoeslag individuele studietoeslag, als bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 2 - Doelgroep studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag wordt op verzoek verstrekt aan de persoon, die voldoet aan de criteria van artikel 36b van de Participatiewet.

  • 2.

    Er wordt geen studietoeslag verstrekt als de persoon op grond van een andere studieregeling aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming.

Artikel 3 - Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 4 - Beoordeling

  • 1.

    Het college beoordeelt of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • 2.

    Het college kan belanghebbende vragen gegevens en bescheiden te verstrekken die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 5 - Hoogte en duur van de studietoeslag

  • 1.

    De hoogte van de studietoeslag bedraagt 150 euro netto per maand.

  • 2.

    Indien over een gedeelte van een maand aanspraak bestaat op de studietoeslag, is de hoogte van de studietoeslag naar rato.

  • 3.

    De studietoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 6 - Toekenning van de studietoeslag

  • 1.

    De aanspraak op een individuele studietoeslag wordt niet eerder toegekend dan de eerste dag van de maand waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het recht op studietoeslag wordt halfjaarlijks getoetst.

Artikel 7 - Frequentie van de betaling

Uitbetaling van de studietoeslag vindt maandelijks plaats.

Artikel 8 - Terugvordering

Ten onrechte verstrekte studietoeslag wordt door het college teruggevorderd.

Artikel 9 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aarde leidt.

Artikel 10 - Intrekking

Per datum als in artikel 11 genoemd wordt de Verordening Individuele Studietoeslag gemeente Rijswijk 2015 ingetrokken.

Artikel 11 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 september 2016.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Individuele Studietoeslag gemeente Rijswijk 2016.

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Rijswijk, in de openbare raadsvergadering van 13 december 2016.

de gemeenteraad,

de griffier,

J.A. Massaar, bpa

de voorzitter,

drs. M.J. Bezuijen

TOELICHTING OP VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG GEMEENTE RIJSWIJK 2016

ALGEMEEN

In de Participatiewet is een studieregeling opgenomen: de individuele studietoeslag. De studietoeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). Het betreft een vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerenden. Het verlenen van individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet) en is bedoeld voor arbeidsgehandicapte studenten.

De gemeenteraad dient in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de studietoeslag.

Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten

Met de studietoeslag krijgt het college de mogelijkheid om aan personen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen of een medische urenbeperking hebben, een toeslag te verstrekken als ze studeren.

De gedachte achter de studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.

Achtergrond

Als studenten door een handicap/beperking geen bijbaantje kunnen nemen, is het redelijk een financiële compensatie te bieden. De huidige bepaling sluit aan bij de doelgroepbepaling van het instrument loonkostensubsidie. Het is daarom voor gemeenten mogelijk gemaakt om als is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, deze vaststelling ook te gebruiken om te bepalen of iemand op basis van dit vereiste in aanmerking komt voor de studietoeslag. Dit zorgt ervoor dat gemeenten geen apart beoordelingsinstrumentarium hoeven te ontwikkelen. Dit draagt in grote mate bij aan de uitvoerbaarheid van deze studietoeslag.

Vast te leggen regels in beleidsregels

In beleidsregels kan het college nadere regels stellen aan wie een studietoeslag kan worden verstrekt. In de beleidsregels kunnen ook groepen worden uitgesloten van het recht op individuele studietoeslag.

De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een WTOS-tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende.

Een studietoeslag wordt op aanvraag verleend (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Daarbij zijn de artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet niet van toepassing bij verlening van de studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als belanghebbende met de toeslag schulden wil aflossen. Daarnaast kan de studietoeslag niet worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

TOELICHTING PER ARTIKEL

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1 - Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Artikel 2 - Doelgroep studietoeslag

Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, kan een aanvraag indienen voor een studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een belanghebbende – een studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat de belanghebbende op de datum van de aanvraag:

  • a.

    18 jaar of ouder is;

  • b.

    recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c.

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet, en

  • d.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dit betekent dat zowel personen die niet in staat zijn om per uur het wettelijk minimumloon te verdienen als personen die een medische urenbeperking hebben, in aanmerking kunnen komen voor een studietoeslag.

In het tweede lid wordt aangegeven dat geen studietoeslag wordt verstrekt als de belanghebbende op grond van een andere studieregeling aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming. Ook het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft een studieregeling. Dit is een voorliggende voorziening van de studietoeslag zoals bedoeld in deze verordening.

Artikel 3 - Indienen verzoek

Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep kan een verzoek om een individuele studietoeslag schriftelijk worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1, van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 3 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1, van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 4 - Beoordeling

Het college toetst vooraf en tijdens de halfjaarlijkse toetsing het recht op studietoeslag. Hierbij maakt het college gebruik van de gegevens die de aanvrager zelf verstrekt, informatie uit het netwerk en maakt het college gebruik van een gestandaardiseerde meetmethode van Dariuz als uit de beschikbare informatie onvoldoende blijkt of de persoon tot de doelgroep behoort.

Artikel 5 - Hoogte en duur van de toeslag

Bij het bepalen van de hoogte van de studietoeslag is gekeken naar de wijze waarop andere gemeenten (landelijk, de G4 en in de regio) de studietoeslag hebben ingevuld, de grootte van de doelgroep en het besteedbare budget.

In regionaal verband heeft de arbeidsmarktregio Haaglanden (bestaande uit Den Haag, Delft, Rijswijk, Westland en Midden-Delfland) de regeling afgestemd en de hoogte van de toeslag bepaald op 150 euro netto per maand, onder voorbehoud van instemming door de betreffende gemeenteraden.

Artikel 6 - Toekenning van de studietoeslag

Het recht op de studietoeslag wordt bij aanvraag getoetst. Na de toetsing van dit recht kan het toekennen van de toeslag ambtshalve worden voortgezet. Halfjaarlijks wordt het recht opnieuw beoordeeld. Indien de belanghebbende niet meer aan de voorwaarden voldoet, wordt de toeslag vanaf dat moment beëindigd.

Artikel 7 - Frequentie van de betaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 - Terugvordering

Op grond van artikel 17 lid 1 van de Participatiewet geldt de inlichtingenplicht. Deze inlichtingenplicht geldt ook voor de studietoeslag voor die feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op studietoeslag. Indien de inlichtingenplicht niet of onbehoorlijk is nagekomen, waardoor ten onrechte studietoeslag is verstrekt, is herziening/intrekking en terugvordering aan de orde op grond van artikel 54, derde lid en artikel 58, eerste lid van de Participatiewet.

Artikel 9 - Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 - Intrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 - Inwerkingtreding en citeertitel

De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 september 2016. Dit houdt in dat iedereen die vanaf 1 september 2016 recht heeft op studietoeslag, een bedrag van 150,00 euro netto per maand ontvangt.