Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand
CiteertitelBeleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het besluit van 3 maart 2015 tot vaststelling van de beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 35 Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-09-201601-01-201602-04-2020nieuwe regeling

02-08-2016

Stadsnieuws 2016, nr. 35, 4 september 2016

B16.00501

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand

 

 

Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand

 

Algemeen

Een alleenstaande of een gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De middelen zoals opgenomen in artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

In onderliggende beleidsregel wordt vastgesteld welke middelen in aanmerking genomen worden als draagkracht en de duur van de draagkrachtperiode.

 

 

Gemeentelijk beleid

Artikel 1. Vaststelling draagkracht

  • 1.

    Er is geen sprake van draagkracht wanneer het vastgestelde inkomen, met in achtneming van het gestelde in artikel 2 en 3, minder bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met uitzondering van artikel 22a van de Participatiewet.

  • 2.

    Indien het vastgestelde inkomen 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm overschrijdt, wordt de draagkracht vastgesteld op 50% van het bedrag van de overschrijding.

  • 3.

    De draagkracht wordt incidenteel of periodiek verrekend met de verstrekking(en).

  • 4.

    De draagkracht kan worden herzien als wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geeft.

Artikel 2. Middelen

  • 1.

    Bij de vaststelling van de draagkracht wordt uitgegaan van:

    • a.

      het inkomen van de maand waarin de aanvraag is ingediend, tenzij er sprake is van wisselende inkomsten. In dat geval wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend; Indien nodig wordt deze periode verlengd tot twaalf maanden.

    • b.

      het vermogen op de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Bij de berekening van het inkomen wordt rekening gehouden met het volgende:

    • a.

      het bedrag van particuliere oudedagsvoorziening als bedoeld in de artikel 33, vijfde lid, van de Participatiewet;

    • b.

      het voor rekening van belanghebbende blijvende verschil tussen de maximale zorgtoeslag en de zorgtoeslag die betrokkene daadwerkelijk ontvangt;

    • c.

      de ten laste van belanghebbende blijvende kosten van verpleging of verzorging in een inrichting;

    • d.

      buitengewone uitgaven.

  • 3.

    Bij overschrijding van de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals opgenomen in artikel 34 van de Participatiewet, wordt het meerdere van het vermogen volledig aangemerkt als draagkracht.

Artikel 3. Buitengewone uitgaven

Als buitengewone uitgaven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d worden, voor zover hiervoor geen bijstand, toeslagen of andere vergoedingen wordt verstrekt, aangemerkt:

  • a.

    de ten laste van de belanghebbende blijvende woonkosten tot een maximum waarbij rekening wordt gehouden met de normhuur;

  • b.

    de lasten van de door belanghebbende bewoonde woning in eigendom met in achtneming van het bepaalde in beleidsregel “Bijstandsverlening bij eigen woningbezit”;

  • c.

    de betalingen voor levensonderhoud ten behoeve van de niet in het gezinsverband van de belanghebbende levende echtgenoot en kinderen tot 21 jaar, evenals de verschuldigde betalingen onder aftrek van het belastingvoordeel ten behoeve van de gewezen echtgenoot;

  • d.

    de door de Dienst Uitvoering Onderwijs opgelegde verplichte ouderbijdrage (zoals vastgesteld in de beschikking) in verband met studie en opleiding van de studerende kinderen;

  • e.

    de eventuele reiskosten voor kinderen jonger dan 18 jaar die (voortgezet) onderwijs volgen buiten de gemeente, omdat de onderwijsvoorziening binnen de eigen gemeente niet aanwezig is;

  • f.

    de kosten van eigen bijdrage in de maatwerkvoorziening en andere WMO-voorzieningen;

  • g.

    de eigen bijdrage kinderopvang die overblijft na aftrek van de ontvangen toeslag van de belastingdienst (Wet Kinderopvangtoeslag);

  • h.

    eventuele ouderbijdrage in het kader van de jeugdhulpverlening.

Artikel 4. De draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

  • 2.

    De duur van de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor een periode van:

    • a.

      12 maanden voor belanghebbende(n) met variabele inkomsten zoals inkomen uit of in verband met arbeid, pensioenen, alimentatie of uitkeringen (waaronder uit IOAW, IOAZ of WAZ);

    • b.

      36 maanden voor belanghebbende(n) met constante variabele inkomsten zoals een volledig inkomen uit Wajong, WAO/WIA ;

    • c.

      onbepaalde tijd voor belanghebbende(n) met een inkomen uit een (aanvullende) bijstandsuitkering of AOW met aanvullend pensioen.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan in individuele situaties ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel als toepassing van die bepalingen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Na bekendmaking treedt dit besluit in werking en werkt terug vanaf 1 januari 2016.

 

 

 

 

Den Helder, 2 augustus 2016

Burgemeester en Wethouders van Den Helder

 

Koen Schuiling, Burgemeester

Robert Reus, gemeentesecretaris