Organisatie | Deurne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Archeologieverordening Gemeente Deurne 2008 |
Citeertitel | Archeologieverordening Gemeente Deurne 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening en volkshuisvesting |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-09-2010 | 01-06-2021 | nieuwe regeling | 14-09-2010 Weekblad voor Deurne, 23-09-2010 | Raadsbesluit 2010, nr. 026 |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010, nr. 026;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Archeologieverordening Gemeente Deurne 2008
Verordening van 1 juli 2008, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 14 september 2010.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
Archeologisch verwachtingsgebied
Terrein dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen vanwege zijn betekenis voor de gemeentelijke archeologische monumentenzorg en geregistreerd is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart
Kaart met een ruimtelijke presentatie van de gemeentelijke archeologische verwachtingsgebieden en het te voeren beleid, vastgesteld door de bevoegde overheid.
Gemeentelijk archeologisch monument
Terrein dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen en geregistreerd als gemeentelijk monument.
Gebied of terrein van archeologische waarde
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Deurne als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 2) en waarvan is aangetoond dat er concentraties van archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd.
Gebied of terrein met hoge archeologische verwachting
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Deurne als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 3) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met gematigde archeologische verwachting
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Deurne als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 4) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met lage archeologische verwachting
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Deurne als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 5) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
De lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen onroerende zaken en terreinen.
De door het college van burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, over de gemeentelijke monumentenverordening en over het gemeentelijk monumentenbeleid.
Archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) door een erkende partij. De resultaten van het onderzoek worden geïnterpreteerd en vastgelegd in een rapport dat aan het bevoegd gezag wordt overgelegd.
De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
Deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar belast met de gemeentelijke archeologische monumentenzorg, of een externe adviseur.
Alle grondwerkzaamheden/ activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van archeologische waarden in situ, ook wel bodemverstoring genoemd.
Onderzoek, in een schriftelijke rapportage vastgelegd, naar de bouwgeschiedenis, de bouwhistorische kwaliteit en de monumentale waarde van een monument.
Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
HOOFDSTUK 2 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSGEBIEDEN
Artikel 4 Aanwijzing archeologische verwachtingsgebieden
Conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart worden de volgende archeologische verwachtingsgebieden aangewezen:
Gebied of terrein met hoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 3) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met gematigde archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 4) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met lage archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 5) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Artikel 5 Wijzigen kwalificatie van een locatie
Op grond van een melding ingevolge artikel 53 van de Monumentenwet en op grond van de resultaten van archeologisch onderzoek kan het college een terrein of locatie alsnog aanwijzen als gemeentelijk archeologisch monument, gebied van archeologische waarde, of gebied met hoge of middelhoge verwachting.
Artikel 6 Verbodsbepaling archeologische verwachtingsgebieden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning het archeologisch bodemarchief in een archeologisch verwachtingsgebied te verstoren, te beschadigen of te vernielen.
Artikel 7 Vergunning archeologische verwachtingsgebieden
Aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning door middel van een rapportage van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen:
Artikel 9 Vrijstelling archeologische verwachtingsgebieden
Vrijstelling van het bepaalde in artikel 7 wordt verleend in de volgende gevallen:
HOOFDSTUK 3 GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN
Artikel 12 De aanwijzing tot gemeentelijk archeologisch monument
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk archeologisch monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 15 plaatsheeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 18 tot en met 21 bij wijze van voorbescherming van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18 Verbodsbepalingen gemeentelijke archeologische monumenten
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op en in gemeentelijke archeologische monumenten de volgende werken uit te (laten) voeren:
Artikel 19 Vergunning gemeentelijke archeologische monumenten
Aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning door middel van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen:
Artikel 20 Ter inzage legging, zienswijzen, termijnen advies en vergunningverlening
Na de ter inzage legging wordt de vergunningaanvraag aan de monumentencommissie gezonden, vergezeld van de ingekomen zienswijzen. De monumentencommissie brengt binnen 8 weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan het college van burgemeester en wethouders en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 12, lid 2 bij haar advies. Eveneens zal waar nodig worden geraadpleegd:
Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
voorwaarden verbonden aan de vergunning voor bodemingrepen op een gemeentelijk archeologisch monument schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
HOOFDSTUK 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988 twee maanden nadat zij ter kennis is gebracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tenzij deze minister vóór die datum de verordening tot schorsing heeft voorgedragen.