Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zundert

Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZundert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Burgerinitiatiefvoorstel
CiteertitelVerordening Burgerinitiatiefvoorstel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-09-200914-02-2015Nieuwe regeling

02-07-2009

De Zundertse Bode, 29 Juli 2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

De Raad der Gemeente Zundert;

gezien het voorstel d.d. 26 mei 2009 van de Griffie

besluit :

vast te stellen de

Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

 

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de betreffende raadscommissie.Nadat een burgerinitiatiefvoorstel is behandeld in een commissievergadering wordt het op een volgende agenda van de raadsvergadering geplaatst

Artikel 2

Een burgerinitiatiefvoorstel wordt op de agenda van de betreffende raadscommissie geplaatst, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend. Ongeldig is het verzoek dat:

  • a.

    niet wordt ondersteund door ten minste 25 initiatiefgerechtigden

  • b.

    een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

  • c.

    niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3
  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel kan geen betrekking hebben op:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid en/of de uitvoering ervan;

  • c.

    voorstellen die een wijziging in beleid betreffen dat al in een ver gevorderd stadium van ontwikkeling is of al in uitvoering is;

  • d.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • e.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

  • f.

    een voorstel waarover al eerder door de raad een besluit is genomen en waarbij zich geen nieuwe feiten hebben voorgedaan;

  • g.

    voorstellen die privé-belangen betreffen en daarmee niet in het belang zijn van een buurt of wijk of dorp, of

  • h.

    voorstellen die expliciet nadeel of schade opleveren voor specifieke bewonersgroepen.

Artikel 5
  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raadscommissie wordt schriftelijk ingediend bij de raadsgriffier.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een standaardformulier burgerinitiatieven.

Artikel 6
  • 1.

    De raadscommissie beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel of het op de agenda van de vergadering van de commissie wordt geplaatst, met dien verstande dat tenminste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel en de dag van de vergadering waarin de commissie beslist of het voorstel op de agenda van de commissie wordt geplaatst.

  • 2.

    Indien de commissie agendering van het voorstel afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a moet de commissie het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders indien het een onderwerp betreft waarover het college beslissingsbevoegdheid heeft. Dit moet ook worden medegedeeld aan de indiener van het voorstel.

  • 3.

    Indien de commissie agendering van het burgerinitiatiefvoorstel toewijst, dan agendeert zij het voor de eerstvolgende vergadering van de commissie.

  • 4.

    De raadsgriffier nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    De commissie kan tijdens de vergadering waarin het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is, besluiten dat nader onderzoek vereist is alvorens door de raad een besluit kan worden genomen over het burgerinitiatiefvoorstel.Bij aanvaarding van het burgerinitiatief wordt door de commissie – in overleg met het college – aangegeven welke afdoeningstermijn voorgestaan wordt.

  • 6.

    Na inhoudelijke behandeling van een burgerinitiatiefvoorstel in een commissievergadering, dient het voorstel op de agenda van een volgende raadsvergadering geplaatst te worden.

  • 7.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan via de gebruikelijke media.

  • 8.

    Voorafgaand aan de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit in het burgerjaarverslag over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

Deze verordening treedt zes weken na de dag van bekendmaking in werking.

 

 

Gedaan ter openbare vergadering van 2 juli 2009

de griffier,

A.van der Veen

de voorzitter,

L.C. Poppe-de Looff

Toelichting Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Algemeen

Een van de doelstellingen van het dualisme is de betrokkenheid van de burger bij de lokale politiek te vergroten en participatie van burgers bij de beleids- en besluitvorming door de gemeenteraad te stimuleren. Een van de middelen om dit te bereiken is de introductie van het burgerinitiatief.

Het burgerinitiatief houdt in dat burgers met inachtneming van bepaalde voorwaarden onderwerpen of voorstellen op de raadsagenda kunnen laten plaatsen. Het gaat hier dus om onderwerpen die de gemeenteraad naar hun idee zou moeten agenderen, maar die (nog) niet door de raad zijn opgepakt. In de huidige situatie hebben burgers natuurlijk al verschillende mogelijkheden om te participeren in politieke besluitvormingsprocessen, bijvoorbeeld door middel van het inspreekrecht in commissie- en raadsvergaderingen. Met het burgerinitiatief wordt echter een instrument geïntroduceerd waarmee burgers een voorstel kunnen agenderen in de raad. De raad moet vervolgens over dit punt beraadslagen, mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

Het invoeren van een recht van burgerinitiatief biedt burgers dus de gelegenheid om publieke agendapunten onderdeel van de politieke agenda te maken. Zo wordt er nog een kanaal aangelegd, waarlangs de zaken die in de samenleving leven, hun weg naar de gemeentelijke politiek kunnen vinden. Hierdoor wordt de leefbaarheid in de gemeente vergroot, en de vertegenwoordigende rol van de raad versterkt.

In onze gemeenteis het recht van burgerinitiatief al door de raad aangenomen en zijn er positieve ervaringen mee opgedaan. Het burgerinitiatiefrecht heeft er in Zundert toe geleid dat over enkele problemen die al langere tijd speelden snel besluiten zijn genomen. Burgers blijken het directe contact met raadsleden over de lokale problematiek bovendien positief te waarderen.

Het burgerinitiatief biedt de afzonderlijke fracties in de raad bovendien de mogelijkheid om zich politiek te profileren op een bepaald onderwerp en de burgers zo te laten zien waar ze voor staan en waarom. Het draagt met andere woorden bij aan de herkenbaarheid van de lokale politiek. De betrokkenheid van de burgers bij de lokale politiek zal hierdoor toenemen. Omgekeerd zal ook de betrokkenheid van lokale politici bij de burgers worden vergroot. Het burgerinitiatiefrecht is dus een belangrijk instrument om als raadslid voeling te hebben en houden met datgene wat leeft in de Zundertse samenleving.

Bij de bepalingen die in het hiernavolgende de revue zullen passeren is aansluiting gezocht bij de modelbepalingen van de VNG en de bepalingen die in andere gemeenten worden gehanteerd in het kader van het burgerinitiatiefrecht, alsmede bij de specifieke Zundertse situatie.

Artikel 1:

Er is gekozen voor het agenderen van een voorstel. Dit betekent, dat indieners alleen een uitgewerkt initiatiefvoorstel kunnen indienen. Gekozen wordt om burgers een initiatiefvoorstel te laten indienen bij de raadscommissies, en dus niet bij de gemeenteraad.

Uiteraard moeten aan het recht van burgerinitiatief voorwaarden en procedureregels worden gesteld. Deze moeten echter zo helder en eenvoudig mogelijk zijn. Want een grote hoeveelheid regels en ingewikkelde voorwaarden zouden de burgers kunnen ontmoedigen en het burgerinitiatiefrecht zou daarmee zijn doel voorbij schieten.

Artikel 2:

Een voor de hand liggende voorwaarde is dat het burgerinitiatief een zekere, aantoonbare steun onder de bevolking heeft. Dat kan door als vereiste te stellen dat de verzoeker een lijst met een nader te bepalen aantal handtekeningen van ondersteuners moet indienen. De hoeveelheid van die ondersteuners kan de gemeente zelf vaststellen. De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie bieden dat het desbetreffende voorstel gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het burgerinitiatiefrecht moet niet alleen betrekking hebben op de leefomgeving in straten, buurten of wijken, maar ook moeten plannen c.q. voorstellen kunnen worden ingediend die een wijkoverstijgend karakter hebben. Burgers moeten met andere woorden de mogelijkheid hebben om plannen in te dienen die betrekking hebben op de gehele gemeente.Het minimumaantal handtekeningen dat benodigd is, is reeds eerdervastgesteld op 25. Opgemerkt moet worden dat de raad dit aantal eenvoudigweg kan aanpassen als zich een duidelijke toe- of afname van het aantal ingediende initiatiefvoorstellen voordoet.

Artikel 3:

Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft de groep initiatief- en ondersteuningsgerechtigden. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor de burgers die kiesgerechtigd zijn bij de gemeenteraadsverkiezingen. Niets staat echter een verlaging van de leeftijdsgrens voor initiatief- en ondersteuningsgerechtigdheid tot zestien, veertien of zelfs twaalf jaar in de weg.

De meningen verschillen wat betreft de vereiste minimumleeftijd van degenen die initiatiefgerechtigd zijn en bevoegd tot ondersteuning van een burgerinitiatiefvoorstel. Het ligt voor de hand een leeftijd hiervoor te kiezen en deze te stellen op een minimumleeftijd van 16 jaar.

Artikel 4:

Voor een geldig verzoek om plaatsing van een initiatiefvoorstel op de agenda van de raads- c.q. commissievergadering is niet alleen vereist dat men initiatiefgerechtigd is en het voorstel door een voldoende aantal ondersteuningsgerechtigden onderschreven wordt. Ook moet aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan. De beperkingen die onder a t/m h zijn gesteld aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om als raad te beraadslagen over een onderwerp waarover de raad geen beslissingsbevoegdheid heeft. De afstand tussen burger en bestuur zou alleen maar worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissievergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtenprocedure doorkruist. Voor het indienen van een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur of een bezwaarschrift tegen een besluit van het gemeentebestuur heeft de burger andere wegen.Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.

Artikel 5:

Voorgesteld wordt dat burgerinitiatiefvoorstellen schriftelijk moeten worden ingediend bij de raadsgriffier, aangezien de raadsgriffier de raad bijstaat in zijn werkzaamheden. De raadsgriffier verstrekt ook informatie aan burgers wat betreft de procedures voor het opstellen en indienen van een burgerinitiatiefvoorstel.Verder moet het initiatiefvoorstel goed worden omschreven en moet de reden waarom gebruik wordt gemaakt van het recht van burgerinitiatief worden gemotiveerd in een toelichting. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier burgerinitiatieven. Het standaardformulier burgerinitiatieven moet worden voorzien van een heldere toelichting, zodat de indiener van een initiatiefvoorstel weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Het standaardformulier burgerinitiatieven en de toelichting bij dit formulier moeten bovendien op de website van de gemeenteraad vanZundert worden geplaatst.

Artikel 6:

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de commissie c.q. raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Als een onderwerp tot de bevoegdheid van het college behoort, moet de commissie c.q. raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders en dit moet worden medegedeeld aan de indiener van het initiatiefvoorstel. Verder worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel. Bij het nader onderzoek kan o.a. worden onderzocht in hoeverre het voorstel past in bestaand beleid en wat er de juridische, financiële en procedurele aspecten van zijn. Tevens kan een peiling naar het draagvlak van het voorstel gedaan worden. De indiener van het burgerinitiatiefvoorstel wordt altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het voorstel wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing in de zin van artikel 6:3 Awb, die niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. Gekozen is voor indiening van burgerinitiatiefvoorstellen bij commissievergaderingen, en dus niet bij raadsvergaderingen. Verder moet het volgende gelden: Elk initiatiefvoorstel dat wordt ingediend moet zijn voorzien van een ambtelijke toets wat betreft de afdoening ervan, met dien verstande dat tenminste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het initiatiefvoorstel en de dag van de vergadering waarin de commissie beslist over de wijze van afdoening van het initiatiefvoorstel. Er wordt gemotiveerd aangegeven of het voorstel al dan niet op de agenda van de commissievergadering dient te worden geplaatst (hierbij wordt getoetst aan de bepalingen van artikel 4). Wat betreft de termijn waarbinnen het voorstel inhoudelijk aan de orde moet komen in de commissievergadering geldt een redelijke termijn; de indiener van het voorstel wordt van deze termijn schriftelijk op de hoogte gebracht. Aan lid 5 is toegevoegd, dat de commissie, bij aanvaarding van het burgerinitiatief – in overleg met het college – aangeeft welke afdoeningstermijn voorgestaan wordt.Op het moment dat een initiatiefvoorstel inhoudelijk wordt behandeld in een commissievergadering, moet het zijn voorzien van een gemotiveerd ambtelijk advies wat betreft het te nemen besluit. In dit advies wordt ook aangegeven hoeveel kosten gemoeid zijn met de realisering van het initiatiefvoorstel. Dit kan (bij geen budgettaire gevolgen) ook zijn in de vorm van een raadsmededeling. Bekendmaking van het besluit aan de verzoeker moet plaatsvinden voorafgaand aan de bekendmaking van het besluit in de gebruikelijke media.

Artikel 7:

Voorgesteld wordt de burgemeester jaarlijks verslag uit te laten brengen in het burgerjaarverslag over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8:

Deze verordening treedt zes weken na de dag van bekendmaking in werking.