Organisatie | De Wolden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling toegang individuele jeugdhulp De Wolden 2017 |
Citeertitel | Regeling toegang individuele jeugdhulp De Wolden 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn - besluiten en regelingen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 20-12-2016 Digitaal gemeenteblad | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden,
- de Verordening jeugdhulp gemeente De Wolden;
- het Visiedocument ‘Als jeugd en toekomst tellen’;
- het Beleidsplan jeugdhulp De Wolden 2015-2016;
- Artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet;
- Artikel 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente De Wolden 2015
vast te stellen de Regeling toegang individuele jeugdhulp De Wolden 2017
In deze regeling wordt verstaan onder:
deskundige(n) / deskundigheid: (externe) deskundigen die beschikken over deskundigheid zoals bedoeld in art. 2.1 besluit Jeugdwet;
verordening: verordening jeugdhulp gemeente De Wolden;
voorveld: partners die naast de gemeente onderdeel uitmaken van het Centrum voor Jeugd en Gezin;
pgb: persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet;
budgethouder: degene die het pgb budget beheert;
professionele hulpverlener: een hulpverlener die voldoet aan de kwaliteitscriteria zoals in de toelichting beschreven;
naaste(n) of niet-professionele hulpverlener: een hulpverlener die niet voldoet aan de kwaliteitscriteria voor professionele hulpverlener maar wel aan de criteria voor niet-professionele hulpverlener of naaste zoals in de toelichting beschreven;
Het college onderzoekt in gesprek met de jeugdige of zijn ouder en zo nodig met één of meer deskundigen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
a. de aanwezigheid van een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet en betrekt dit bij het onderzoek;
b. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouder en het probleem of de hulpvraag;
c. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
d. het vermogen van de jeugdige of zijn ouder om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
e. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening zoals bedoeld in de verordening;
f. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening zoals bedoeld in de verordening;
g. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
h. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
i. of er sprake is van (boven)gebruikelijke zorg;
j. of er zorg in natura of een pgb gevraagd wordt;
k. of er sprake is van een herindicatie. Wanneer sprake is van een herindicatie wordt onderzocht of de ingezette jeugdhulp passend is geweest.
Het college weigert in elk geval verlening van een pgb indien:
a. de jeugdige of zijn ouder, ook na het verlenen van een hersteltermijn, geen volledig ingevuld persoonlijk plan heeft overgelegd binnen de daartoe door het college gestelde redelijke termijn;
b. de jeugdige of zijn ouder weigert het persoonlijk plan desgevraagd met het college te bespreken of wanneer de jeugdige of zijn ouder na hiervoor te zijn opgeroepen ook na toepassing van een hersteltermijn, zonder geldige reden niet verschijnt;
c. uit het persoonlijk plan onvoldoende blijkt dat voldaan is aan de eisen voor de verstrekking van een pgb zoals die genoemd zijn in artikel 6 lid 2; of
d. de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige of zijn ouder voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
Artikel 9 Inhoud van de beschikking
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb in de beschikking in ieder geval tevens vastgelegd:
a. of wordt voldaan aan de eisen die gelden voor de besteding van het pgb;
b. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
c. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Uit het pgb mag wel betaald worden:
a. de maximale tarieven zoals die bepaald zijn het Besluit tarieven Jeugdhulp De Wolden 2017 of een vast maandloon op basis van deze tarieven;
b. reiskosten hulpverlener op basis van woon-werkverkeer (max. € 0,19 per km);
c. vervanging hulpverlener bij ziekte/vakantie van hulpverlener;
d. feestdagenuitkering tot een maximum van € 272,- bruto (één keer per jaar).
Uit het pgb mag in elk geval niet betaald worden:
b. bloemetje/cadeau hulpverlener bij ziekte of verjaardagen;
d. loon aan mensen die gebruikelijke zorg leveren;
e. kledingvergoeding hulpverlener;
f. loonkosten van de zorgverlener die gemaakt zijn voor/na de indicatieperiode;
h. kosten voor belangbehartigers of tussenpersonen;
i. administratiekosten zoals kosten voor acceptgiro’s;
j. eenmalige uitkering aan de hulpverlener;
k. verantwoordingsvrij bedrag zoals dat onder de AWBZ gehanteerd werd;
l. zaken die niet bijdragen aan de in individuele voorziening verbonden doelen;
Voor zover het bepaalde in deze regeling de jeugdige of zijn ouders onevenredig nadelig treft en het doen van deze regeling voorbijschiet, kan het college gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze regeling.
De gemeenteraad heeft het vaststellen van nadere (procedure) regels gedelegeerd aan het college. Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Ook kunnen nadere regels gesteld worden over de toekenning van een pgb. We zijn gebonden aan wat hierin staat en we mogen er niet van afwijken, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden zijn. Anderzijds is de jeugdige of zijn ouder er ook aan gebonden. We spreken daarom over een regeling en niet over beleidsregels.
Op grond van de Jeugdwet kan de jeugdige of zijn ouder onder voorwaarden kiezen voor een pgb in plaats van zorg in natura (ZIN). In deze regeling is vastgelegd welke procedurele eisen gelden voor de toegang tot jeugdhulp en de rechten en plichten welke gelden rondom een persoonsgebonden budget (pgb).
In dit artikel worden de in deze regeling gebruikte begrippen toegelicht. Ten overvloede is ook vermeld dat de begrippen uit de verordening en de wet van toepassing zijn, dit om eventuele twijfel daarover bij de uitvoering te voorkomen.
Verder wordt waar mogelijk gesproken over de jeugdige of zijn ouder of zijn ouders, conform de modelverordening van de VNG. In die modelverordening staat daarover het volgende in de toelichting:
In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige of zijn ouder en ouder overeenkomstig de Jeugdwet, indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdige of zijn ouder en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouder of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of zijn ouder of zijn ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige of zijn ouder (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige of zijn ouder met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige of zijn ouder als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige of zijn ouder tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige of zijn ouder (bij een jeugdige of zijn ouder jonger dan 12 jaar).
Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
We kiezen er voor dat iedereen kan melden, dus niet alleen de ouder of de jeugdige of zijn ouder. Het kan ook gaan om een professional of iemand uit de sociale omgeving van de jeugdige of zijn ouder.
Omdat het belangrijk is de drempel voor een hulpvraag zo laag mogelijk te houden, is ervoor gekozen dit vormvrij te houden. Het college heeft bepaald dat een hulpvraag telefonisch, per mail en per post kan worden gemeld en dat hulpvragen die op een andere wijze binnenkomen ook worden opgepakt. Vragen die gemeld worden bij loketten van de gemeente worden doorverwezen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG).
Voor spoedeisende gevallen buiten kantooruren is in de regio een bereikbaarheidsdienst ingericht. Telefoontjes aan het CJG worden buiten kantooruren doorgeschakeld.
Met de termijn ‘binnen drie werkdagen en anders zo spoedig mogelijk’ bedoelen we dat we verwachten het merendeel van de hulpvragen binnen één werkdag contact op te nemen. In het contact handelen we de vraag, afhankelijk van zijn aard, direct af of maken we een afspraak voor een gesprek.
Wie moet een aanvraag ondertekenen?
Jonger dan twaalf: de gezaghebbende ouder(s) (indien niet anders is bepaald, beide ouders). Indien slechts één ouder bij een intake aanwezig is moet de hulpverlener zich ervan verzekeren dat de andere ouder instemt.
Tussen twaalf en zestien jaar: toestemming van de gezaghebbende ouder(s) (indien niet anders is bepaald, beide ouders) en het kind.
Zestien jaar en ouder: zelf bekwaam, alleen toestemming kind is voldoende.
(Voor het wettelijk kader zie artikel 7.3.4 van de Jeugdwet)
Als beide ouders gezag hebben, moeten beide ouders tekenen/instemmen als jeugdhulp moet worden ingezet. Wat nu als 1 van de ouders dit weigert? Wat kunnen we dan? Wat mogen we dan?
Vertegenwoordiging van jongeren jonger dan twaalf jaar;
Vertegenwoordiging van jongeren tussen twaalf en zestien jaar;
Vertegenwoordiging van jongeren van zestien jaar en ouder.
In de leeftijdscategorie tot twaalf jaar kan het dubbele toestemmingsvereiste opzij worden geschoven indien dit in strijd is met de zorg voor een goede hulpverlening. In sommige situaties kan de weigering van één dan wel beide ouders in de wind worden geslagen. Hierover is wel bepaald dat het moet gaan om uitzonderlijke gevallen. Een concrete situatie is daar dus niet voor te geven: er zal steeds een afweging gemaakt moeten worden tussen de weigering van (één van) de ouders en het belang van het kind. Dit wel vastleggen met datum en tijd.
In de leeftijdscategorie vanaf twaalf tot zestien jaar zijn er twee situaties waarin een kind tegen de wil van de ouder(s) jeugdhulp kan krijgen:
Wordt jeugdhulp niet verleend dan heeft dit ernstig nadeel voor het kind als gevolg, of
Het kind maakt zelf een weloverwogen beslissing om toch jeugdhulp te ontvangen.
Zestien jaar en ouder is het kind zelf bevoegd.
Bij een kind van 16 jaar en ouder is deze o.g.v. 7.3.5, lid 1 Jeugdwet zelf bevoegd om toestemming te verlenen voor jeugdhulp:
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, is bekwaam tot het verlenen van toestemming voor de verlening van jeugdhulp ten behoeve van zichzelf, alsmede tot het verrichten van rechtshandelingen die daarmee onmiddellijk verband houden. Als een ouder geen toestemming geeft, maakt dat dus in principe geen verschil.
Waar de wet nog een ‘escape’ geeft voor hulpverleners indien zorg voor kinderen jonger dan 12 en kinderen in de leeftijdscategorie van 12 tot 16 wordt geweigerd (artikel 7.3.4, lid 2 en 7.3.15, lid 4), kent de wet deze niet voor kinderen met een leeftijd van 16 jaar of ouder. Geeft een kind van 16 jaar of ouder geen toestemming, dan is daar dus weinig aan te doen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Het gesprek wordt gevoerd door een professional die namens het college handelt. Het kan ook zijn dat een professional uit het voorveld het gesprek voert. Wanneer de professional oordeelt dat er mogelijk een interventieniveau hoger dan 3 noodzakelijk is, roept de professional deskundigheid in van onder andere het college binnen een multidisciplinair overleg (MDO). Het college geeft op basis van het advies van het MDO wel of niet een beschikking af.
De identiteit van de jeugdige moet vastgesteld worden. Mocht worden afgezien van het gesprek dan dient de identiteit van de jeugdige op andere wijze te worden bepaald indien er wordt verwezen naar interventieniveau 4 of hoger. Het is belangrijk dat de professional vastlegt dat hij de identiteit heeft vastgesteld. Indien dit niet gebeurd is moet hij kunnen uitleggen welke overweging daaraan ten grondslag lag. Dat kan bijvoorbeeld wanneer er geen aanvraag is gedaan maar het college in het belang van de jeugdige besluit tot het toekennen van individuele jeugdhulp zonder aanvraag.
In het gesprek kan de jeugdige of zijn ouder een ondersteuner meebrengen, als hij dat wenst.
Om te benadrukken dat er waarde wordt gehecht aan het familiegroepsplan, is expliciet opgenomen dat wanneer dit is opgesteld, dit onderdeel uitmaakt van het onderzoek tijdens gesprek.
Onder lid 4 onder i. wordt gesproken over (boven)gebruikelijke zorg. Voor gebruikelijke zorg wordt geen jeugdhulp ingezet. Onder gebruikelijke of normale zorg wordt verstaan (dit is gebaseerd op de oude AWBZ-systematiek):
• Hebben bij alle activiteiten zorg/ondersteuning van een ouder nodig;
• Hebben toezicht van een volwassene dichtbij nodig
• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
• Gaan steeds meer zelf bewegen en zich verplaatsen
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen ( kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand, bijv. volwassene kan was ophangen in andere kamer);
• hebben gedeeltelijk begeleiding en volledig stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
• kunnen zelf zitten, en zelf staan en lopen;
• worden door volwassenen geholpen bij het zindelijk worden ;
• hebben hulp, stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten, wassen, in en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;
• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;
• Hebben begeleiding nodig in het verkeer.
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
• hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;
• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als volwassene thuis is);
• hebben hulp en beperkt toezicht nodig bij hun persoonlijke verzorging;
• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
• zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig nog zindelijkheidstraining van een volwassenen;
• hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
• hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;
• kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;
• kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;
• hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;
• hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/via een opleiding;
• hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).
• Hebben, in ieder geval tot 18 jaar, een beschermende woonomgeving nodig waarin de fy- sieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
• kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;
• hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding / arbeid
Het verslag wordt aan het dossier toegevoegd. Er wordt geen apart verslag toegestuurd maar samengevat in de beschikking.
Bij het bespreken van de mogelijkheid voor een aanvraag van een pgb in het gesprek wordt de jeugdige of zijn ouder ook gewezen op de verplichting van een persoonlijk plan. De jeugdige of zijn ouder kan hier beperkt bij ondersteund worden vanuit het college; wanneer de jeugdige of zijn ouder immers niet in staat is zelf (al dan niet met hulp door inschakeling van anderen) een persoonlijk plan op te stellen, is het de vraag in hoeverre de jeugdige of zijn ouder op eigen kracht een pgb kan (laten) beheren.
In het persoonlijk plan moet aangegeven worden welke ondersteuning met het pgb wordt ingekocht. Daarbij moet aangegeven worden welke zorg dit betreft, hoeveel uur per week en gedurende welke periode deze zorg wordt ingezet. Bij de gegevens over wie de zorg levert, kan gedacht worden aan de NAW gegevens van de zorgverlener of bijvoorbeeld het KvK nummer.
Het persoonlijk plan moet ook duidelijkheid geven over de pgb vaardigheid van de jeugdige. Een PGB voor een jeugdige of zijn ouder betekent ook verantwoordelijkheden voor de jeugdige of zijn ouder. Het gaat daarbij over (niet limitatief):
Uit het persoonlijk plan moet ten slotte blijken hoe de kwaliteit van de in te zetten zorg wordt gewaarborgd. Uit de wet en de toelichting blijkt dat dit getoetst moet worden aan de criteria veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid. Hiervoor is in regionaal verband het Drents kwaliteitskader ontwikkeld. Gemeente De Wolden sluit hierbij aan. Dat betekent dat de jeugdhulp die ingezet wordt met een pgb aan deze kwaliteitscriteria moeten voldoen. Uit het persoonlijk plan moet blijken dat zorg die ingezet wordt voldoet aan de kwaliteitscriteria.
A. Kwaliteitscriteria professionele jeugdhulpverleners
Uit het persoonlijk plan blijkt dat:
De aanbieder met de jeugdige of zijn ouder een contract of de samenwerkingsovereenkomst opstelt waarin inhoud en tijdsbesteding en de afspraken over de momenten van de dag waarop de hulp en/of zorg wordt uitgevoerd zijn vastgelegd. Een contract of samenwerkingsovereenkomst is altijd ondertekend en het document is niet ouder dan 1 jaar
B.Kwaliteitscriteria naasten of niet professionele hulpverleners
Uit het persoonlijk plan blijkt dat:
Artikel 7 Toekenning individuele jeugdhulp
Na het onderzoek, gesprek en toetsing van de weigeringsgronden kan de toekenning plaatsvinden. Dat wordt in het eerste lid geregeld.
Er zijn situaties waarin het college zonder aanvraag toch jeugdhulp wil inzetten. Om dit mogelijk te maken is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om zonder aanvraag een beschikking af te geven. Van deze bevoegdheid kan in uitzonderingssituaties gemotiveerd gebruik worden gemaakt.
Hoewel er in de wetten beperkte mogelijkheden zijn om de verlening van een pgb te weigeren, zijn er wel algemene redenen om de aanvraag te weigeren. Een en ander vloeit voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en uit vaststaande rechtspraak op grond van de sociale zekerheidswetten. Voor de volledigheid is ervoor gekozen deze situaties op te nemen in deze regeling zodat dit inzichtelijk is voor zowel de uitvoering als voor de jeugdige of zijn ouder.
Artikel 9. Inhoud van de beschikking
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 10. Verantwoording PGB
In dit artikel zijn diverse verplichtingen opgenomen waar de jeugdige of zijn ouder zich aan moet houden bij de verstrekking van een pgb. Bij het opstellen van dit artikel is gekeken naar de verplichtingen zoals die golden onder de AWBZ tot 1 januari 2015 en bijvoorbeeld ook naar de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de standaardovereenkomsten die de SVB aanbiedt. Hoewel niet verplicht, is het jeugdige of zijn ouder aan te raden de standaardovereenkomsten te gebruiken. Deze zijn te vinden op www.svb.nl.
De verplichtingen zijn bedoeld de rechtmatigheid van de besteding van het pgb te waarborgen.
Artikel 11. Definitieve vaststelling pgb
Aan het eind van de verstrekkingsperiode of aan het eind van een kalenderjaar moet worden vastgesteld welk deel van het pgb is besteed. Het restant vloeit weer terug naar de gemeente middels een terugvordering. Hoewel het pgb geen subsidie is in de zin van afdeling 4.2 Awb, wordt dus wel gewerkt met een vaststelling.
Aan het eind van het jaar stort de SVB het niet gebruikte deel van een pgb terug aan het college. Nu de SVB de uitbetalingen vooraf controleert, hoeft er niet achteraf gecontroleerd te worden op de betalingen. Het college moet dan enkel nog ambtshalve de jeugdige of zijn ouder op de hoogte stellen van deze terugvordering.
Overigens wil het feit dat de betalingen rechtmatig verlopen, niet zeggen dat het pgb ook daadwerkelijk rechtmatig wordt besteed. Wanneer de jeugdige of zijn ouder bijvoorbeeld feitelijk andere zorg inkoopt dan waarvoor het budget is verleend, kan dit alsnog leiden tot een terugvordering. Deze situatie is geregeld in artikel 13 van deze regeling.
Voor zover het pgb door het college zelf aan de jeugdige of zijn ouder is verstrekt en er sprake is van een niet besteed deel, moet het college dit deel zelf actief terugvorderen bij de jeugdige of zijn ouder.
Hoewel in de regeling gesproken wordt over het meedelen van de terugvordering aan de jeugdige of zijn ouder per beschikking, staat deze beschikking wel degelijk open voor bezwaar en beroep.
Artikel 12. Rechtmatigheidsonderzoek
In dit artikel is opgenomen dat de jeugdige of zijn ouder bewijsstukken dient te bewaren voor een rechtmatigheidsonderzoek naar de (inhoudelijk) juiste besteding van een pgb.
Artikel 13. Herziening, intrekking en terugvordering
Dit artikel regelt allereerst de situatie waarin aan het eind van een verstrekkingsperiode of een kalenderjaar een deel van het budget onbesteed overblijft. Dit deel van het budget is niet besteed volgens de voorwaarden zoals opgenomen in deze regeling en kan derhalve teruggevorderd worden.
Voorts regelt artikel 13 de herziening, intrekking en terugvordering voor de situaties waarin blijkt dat het pgb op andere wijze niet of onrechtmatig is besteed.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.