Organisatie | Wierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Hondenbelasting 2017 |
Citeertitel | Verordening Hondenbelasting 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet artikel 226
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 21-09-2017 | Onbekend | 06-12-2016 De Driehoek, 21 december 2016 | 16-01013 |
Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
tenzij blijkt dat een ander de houder is.
3.Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van
een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde
1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes
bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan
wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is
aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.
2. De belasting wordt niet geheven voor honden:
a. die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;
b. die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;
c. die verblijven in een hondenasiel;
d. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;
e. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.
1.De belasting bedraagt per belastingjaar:
2.In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een
kennel, per kennel € 294,-. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel
verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren,
bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.
3.Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde
belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van
2.Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop
van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het
toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting. De aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de
toename van het aantal honden, is de datum van aanmelding, waarbij de maand van de
aanmelding van de hond voor een volle maand wordt gerekend.
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de
loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht, respectievelijk de
vermindering van het aantal honden, eindigt op de datum van afmelding, waarbij de
maand van afmelding van de hond niet in rekening wordt gebracht.
4.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van
de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld
en de tweede twee maanden later.
2.In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder
is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in
zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in
het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het
aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de
laatste dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
3.In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar
genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben,
worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende
termijnen telkens een maand later.
4.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De “Verordening Hondenbelasting 2016”, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2015,
nummer 15-00921, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.