Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende zaak of een onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
- e.
woning: een onroerende zaak als bedoeld in artikel 220a Gemeentewet
met dien verstande dat daartoe ook die gedeelten van een onroerende
zaak behoren die als perceel kunnen worden aangemerkt en waarvan de
waarde ingevolge artikel 220e Gemeentewet buiten de heffingsmaatstaf
van de onroerende-zaakbelastingen worden gelaten.
- f.
niet-woning: elke onroerende zaak of zelfstandig gedeelte daarvan
die niet als woning is aan te merken als voornoemd.
- g.
Waterverbruik: het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan
het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar
het perceel is toegevoerd of opgepompt.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot
heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel
dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke
riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
- b.
van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of
indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder
te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een
onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar
als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat
hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht is.
- 3.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker
aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeelt het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
Het eigenarendeel van de rioolheffing wordt geheven naar een vast
bedrag per perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient
(Eigenarendeel niet-woning). Garageboxen en soortgelijke
opslagruimten worden daarbij als niet-woning aangemerkt.
- 2.
Ten aanzien van een perceel, dan wel een zelfstandig gedeelte
daarvan, dat niet in hoofdzaak tot woning dient wordt het
gebruikersdeel van de rioolheffing geheven naar het aantal kubieke
meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd (Gebruikersdeel
niet-woning).
- 3.
Ten aanzien van een perceel, dan wel een zelfstandig gedeelte
daarvan, dat in hoofdzaak tot woning dient wordt de rioolheffing
geheven naar het aantal feitelijke gebruikers aan het begin van het
belastingjaar van het perceel (Gebruikersdeel woning).
- 4.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin
van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel
is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk
is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water
door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt
een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand
gerekend.
- 5.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
Artikel 6 Belastingtarieven
Eigenarendeel niet-woning
1.De belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid bedraagt per perceel €
70,00
Gebruikersdeel niet-woning
2.2. | De belasting als bedoel in artikel 5, tweede lid
bedraagt voor een perceel met een waterverbruik: | |
| a.van 0 m³ tot en met 300 m³: | € 260,50 |
| b.van 301 m³ tot en met 1000 m³: | € 593,00 |
| c.van 1001 m³ tot en met 2000 m³: | € 1.184,50 |
| d.van 2001 m³ tot en met 5000 m³: | € 1.776,50 |
| e.van 5001 m³ tot en met 10000 m³: | € 2.370,00 |
| f.van 10001 m³ en meer: | € 3.259,00 |
Gebruikersdeel woning
| De belasting als bedoeld in artikel 5, derde lid
bedraagt indien het perceel in gebruik is bij een
huishouden: | |
| -met een omvang tot en met 3 personen: | € 273,00 |
| -met een omvang van meer dan 3 personen: | € 307,50 |
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor
het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat
jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat
jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening
die op het aanslagbiljet vermeld is.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen
door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke
termijnen als er na het opleggen van de aanslag nog maanden in het
belastingjaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de
dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen
telkens één maand later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening rioolheffing’ van 5 november 2015 wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening
rioolheffing’.