Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Velsen

Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Velsen 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVelsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Velsen 2016
CiteertitelBeleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Velsen 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-2016Onbekend

12-04-2016

Elektronisch gemeenteblad en Jutter/Hofgeest van 8 december 2016

B16.0111

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Velsen 2016

 

 

 

Beleidsregels Terugvordering en Verhaal

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheden waarop de regeling is gebaseerd:

  • -

    Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Besluit bijstandverlening zelfstandigen;

  • -

    Participatiewet;

  • -

    Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet 2013);

  • -

    Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • -

    Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    Bruteren: Het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.

  • a.

    Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen.

  • b.

    Inlichtingenplicht: De verplichting genoemd in artikel 17 lid 1 Participatiewet, artikel 13, lid 1 IOAW, artikel 13 lid 1 IOAZ en artikel 30c, lid 2 en 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • c.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer.

  • d.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • e.

    Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • f.

    Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen.

Artikel 2. Algemene bepalingen met betrekking tot terugvordering, herziening en verhaal

Onverminderd de wettelijke verplichting ten aanzien van herziening en terugvordering bij vorderingen, maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    
het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 Participatiewet, respectievelijk artikel 17 lid 3b IOAW/IOAZ, indien de uitkering tot een te hoog bedrag dan wel ten onrechte is verleend;

  • b.

    
het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening zoals omschreven in de artikelen 58 lid 2 en artikel 59 Participatiewet respectievelijk de artikelen 25 lid 2 en artikel 26 van de IOAW en IOAZ;

  • c.

    
het bruteren van vorderingen die zijn ontstaan door gebruik te maken van de onder b. genoemde bevoegdheid. Van brutering wordt afgezien bij niet verwijtbare vorderingen, die in het lopende kalenderjaar worden afgelost of die ontstaan in het 4e kwartaal van dat lopende kalenderjaar;

  • d.

    
het verhalen van kosten van bijstand overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 61 tot en met 62i van de Participatiewet.

HOOFSTUK 2 GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN TERUGVORDERING

Artikel 3. Reikwijdte

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op vorderingen, die zijn ontstaan als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 4. Afzien van terugvordering

Het college ziet af van terugvordering, indien

  • a. 
het terug te vorderen bedrag aan bijstand of inkomensvoorziening lager is dan € 250,00,

  • b. 
het terug te vorderen bedrag aan bijzondere bijstand lager is dan € 250,00.

Artikel 5. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

  • 1.

    Het college besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling, te weten een vastgestelde minnelijke regeling op basis van de Wgs dan wel een schuldsaneringstraject op basis van de Wsnp met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in artikel 9 bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen.

  • 2.

    Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van invordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere invordering wordt ingetrokken in de gevallen zoals beschreven in artikel 7 van deze beleidsregels.

Artikel 6. Afzien van kwijtschelding in het geval er sprake is van schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregel wordt afgezien indien:

  • a.

    de terugvordering van bijstand of inkomensvoorziening het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • b.

    
de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak, goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 7. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van invordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere invordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    
niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen; dit wordt als opschortende voorwaarde in de beschikking opgenomen;

  • b.

    
de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    
onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 8. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Het college besluit van invordering of van verdere invordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    
gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en minimaal 50% van het oorspronkelijke openstaande bedrag van de vordering heeft afgelost;

  • b.

    
gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde rente en kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    
gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten.

Artikel 9. Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting bij vermogen

Kwijtschelding als bedoeld in artikel 8 van deze beleidsregels vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een zaak, goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

HOOFDSTUK 3 INVORDERING

Artikel 10. Invorderen, aanmaning, dwangbevel

Invordering van terug te vorderen bijstand vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11. Verrekening

Onverminderd het bepaalde in artikel 60, lid 3 en 4 Participatiewet en artikel 28, lid 2 en 3 IOAW en IOAZ en ongeacht de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde betalingstermijn, gaat het college indien mogelijk, direct na de afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op bijstand of inkomensvoorziening.

Artikel 12. Uitstel van betaling

  • 1.

    Het college verleent, bij beschikking, op verzoek van belanghebbende dan wel ambtshalve uitstel van betaling als uit de beschikbare gegevens duidelijk is dat belanghebbende niet de mogelijkheid heeft om binnen de gestelde betalingstermijn de vordering geheel af te lossen.

  • 2.

    Beoordeling op het verzoek van uitstel van betaling vindt plaats met in achtneming van hetgeen gesteld in artikel 13 van deze beleidsregels.

Artikel 13. Aflossingscapaciteit

  • 1.

    
Indien de belanghebbende bijstand of een inkomensvoorziening ontvangt, wordt de aflossingscapaciteit berekend met in achtneming van de regels met betrekking tot de beslagvrije voet.

  • 2.

    
De aflossing wordt lager vastgesteld voor zover de vordering, niet zijnde een fraudevordering, binnen een periode van 60 maanden geheel kan worden afgelost.

  • 3.

    
Bij beëindiging van de uitkering blijft de aflossing gedurende maximaal twaalf maanden aansluitend aan de beëindiging beperkt tot het op basis van lid 1 genoemde berekende aflossingsbedrag.

Artikel 14. Wettelijke rente

Voor de periode dat uitstel is verleend, wordt geen wettelijke rente in rekening gebracht.

Artikel 15. Herbeoordeling lopende betalingsverplichtingen

  • 1.

    
Het college zal periodiek een draagkrachtonderzoek instellen om de aflossingscapaciteit opnieuw vast te stellen. Bij wijziging van het eerder opgelegde aflossingsbedrag wordt de belanghebbende hiervan, bij beschikking, in kennis gesteld. Een wijziging van die verplichting gaat in op de eerste van de maand, volgend op die waarin de beschikking is genomen.

  • 2.

    Als de belanghebbende gemotiveerd verzoekt om herziening van de betalingsverplichting, beslist het college hierover binnen acht weken. Een verzoek tot wijziging schort de lopende betalingsverplichting.

Artikel 16. Niet of niet meer voldoen aan betalingsverplichting

  • 1.

    
Als de belanghebbende niet (meer) voldoet aan de betalingsverplichting, wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 470g, tweede lid van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, op basis van een executoriale titel die is verbonden aan een dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    
Bij toepassing van het eerste lid wordt de vordering verhoogd met een bedrag voor rente en administratiekosten.

HOOFDSTUK 4 VERHAAL

Artikel 17. Verhaal

Het college verhaalt de kosten van bijstand met inachtneming van de wettelijke bepalingen en hetgeen hierover in deze beleidsregels staat vermeld.

Artikel 18. Afzien van verhaal

Het college ziet af van verhaal, indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,00 per maand.

  • b.

    
sprake is van een schenking of een nalatenschap van minder dan € 1000,00.

Artikel 19. Berekening verhaalsbedrag en indexering onderhoudsplichtige

  • 1.

    De op de onderhoudsplichtige te verhalen bijdrage wordt berekend aan de hand van de Tremanormen zoals die door de rechterlijke macht worden gehanteerd bij de alimentatievaststelling.

  • 2.

    Als daartoe aanleiding bestaat, doch tenminste eens per drie jaar wordt de te verhalen onderhoudsbijdrage herberekend.

  • 3.

    De volgens het eerste lid vastgestelde te verhalen bijdrage wordt jaarlijks verhoogd met het alimentatie-indexpercentage zoals dat door de minister van Justitie wordt vastgesteld.

Artikel 20. Ingangsdatum onderhoudsbijdrage

De ingangsdatum van de te verhalen onderhoudsbijdrage is de eerste dag van de maand volgend op die waarin het verhaalsbesluit is genomen.

Artikel 21. Vaststelling onderhoudsbijdrage door rechter

  • 1.

    
Het college neemt een rechterlijke uitspraak over alimentatie onverkort over.

  • 2.

    
Op een uitspraak bedoeld in het eerste lid en op een uitspraak naar aanleiding van verhaal in rechte als bedoeld in artikel 18 van deze beleidsregels is titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake aanmanen en het opleggen van een dwangbevel van toepassing.

Artikel 22. Verhaal in rechte

  • 1.

    
Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging dan wel dan na daartoe te zijn aangemaand niet bereid is te verhalen gelden aan te betalen, dan wel niet tijdig overgaat tot betaling daarvan, besluit het college conform artikel 62h Participatiewet tot verhaal in rechte.

  • 2.

    Het college gaat niet over tot verhaal in rechte als het totaal te verhalen bedrag niet meer is dan € 500,00.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24. Onvoorziene situaties en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking daags na publicatie en worden geciteerd als Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ 2016 gemeente Velsen.

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING EN VERHAAL PARTICIPATIEWET , IOAW EN IOAZ 2016 GEMEENTE VELSEN

Algemeen

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in 2004 is een vergaande decentralisatie van bevoegdheden in combinatie met de volledige overheveling van de financiële verantwoordelijkheid naar de gemeente ingeregeld. Met de invoering van de Participatiewet per 2015 is hier feitelijk niets aan gewijzigd. Op grond van artikel 58 van de Participatiewet is het voor gemeenten mogelijk onterecht verleende bijstand of te veel verleende bijstand terugvorderen. Tevens is het op grond van artikel 61 mogelijk de kosten voor bijstand te verhalen.

Terugvordering en verhaal zijn daarmee belangrijke instrumenten voor gemeenten bij de uitvoering van de Participatiewet. Enerzijds wil de gemeente veelal uit kostenoogpunt zoveel mogelijk onterecht en teveel verstrekte bijstand terugvorderen. Anderzijds streeft de gemeente ook sociale doelstellingen na. Het terugvorderen of verhalen van bijstandskosten heeft effect op deze socialen doelstellingen, zoals het armoede, schuldhulpverlening- en re-integratiebeleid. Bij het inzetten van de instrumenten terugvordering en verhaal dient met de verschillende effecten rekening gehouden te worden. Omdat het niet mogelijk is alle onterecht en teveel verstrekte bijstand terug te vorderen zijn gemeenten verplicht voor dergelijke vorderingen jaarlijks een voorziening te bepalen. Bij de controle op de jaarrekening 2014 is door de accountant aangegeven dat de gemeente Velsen onvoldoende kan onderbouwen hoe de hoogte van de voorziening is opgebouwd. Om de hoogte van de voorziening te kunnen beargumenteren is er een invorderingssystematiek ontwikkeld.

De gemeente Velsen houdt bij het terugvorderen en verhalen van onterecht of teveel verstrekte bijstand rekening met de verschillende effecten van terugvordering en verhaal. Dit komt tot uitdrukking in deze beleidsregels. In principe wordt alle onterecht en teveel verstrekte bijstand teruggevorderd.

Tevens zorgen deze beleidsregels voor een duidelijk uitvoeringskader die leidt tot duidelijkheid voor de medewerkers en ervoor zorgt dat de hoogte van de voorziening bepaald kan worden. Bij het vaststellen van deze beleidsregels zijn ontwikkelingen in wet- en regelgeving en de jurisprudentie meegenomen. In de artikelsgewijze toelichting worden alleen die artikelen toegelicht die uitleg behoeven.

Artikel 2. Algemene bepalingen met betrekking tot terugvordering

Dit artikel legt de basis voor de terugvorderingsmogelijkheden voor de gemeente en vormt daarmee de kernbepaling voor het terugvorderingsbeleid. Deze terugvorderingsmogelijkheid is gebaseerd op hetgeen gesteld in de Participatiewet en de IOAW/IOAZ. Omdat er op een zorgvuldige wijze met gemeenschapsgeld omgegaan dient te worden, wordt in principe altijd gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te veel verstrekte dan wel onterecht verstrekte bijstand terug te vorderen, tenzij wordt voldaan aan de uitzonderingen zoals beschreven in deze beleidsregels.

Artikel 3. Reikwijdte

Als gevolg van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet 2013) en hetgeen gesteld in de Participatiewet gelden de artikelen 4 tot en met 9 van deze beleidsregels alleen als het niet om fraudevorderingen gaat. Bij het opleggen en omgaan met boetes in het kader van bijstandsvorderingen wordt zoveel mogelijk de juridische lijnen gevolgd zoals die zijn uitgezet binnen het wettelijk kader en de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.

Artikel 4. Afzien van terugvordering

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld vanaf artikel 5 van deze beleidsregels.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Ten aanzien van verleende bijstand of inkomensvoorziening is het grensbedrag om wegens doelmatigheidsredenen niet terug te vorderen gesteld op € 250,00. Vorderingen boven € 250,00 worden in beginsel altijd teruggevorderd.

Voor bijzondere bijstand bedraagt dit kruimelbedrag eveneens € 250,00. Verder worden inkomsten uit de laatste maand van de uitkeringsperiode niet meer teruggevorderd, mits de belanghebbende al tenminste een jaar inkomsten (uit arbeid) heeft gehad die met de bijstand werden verrekend. Dit hangt samen met het systeem van achteraf verrekenen. Inkomsten worden na afloop van een maand opgegeven en verrekend met de bijstand of inkomensvoorziening over de volgende maand. Hierdoor valt er een gat van een maand bij beëindiging van de bijstand of inkomensvoorziening. Als die verrekening al lang het geval is (gesteld op tenminste een jaar), is er sprake van gewenning en wordt het niet billijk geacht het laatste bedrag aan inkomen dat niet meer kan worden verrekend (inclusief verrekening met het gereserveerde vakantiegeld), nog terug te vorderen.

Tenslotte kunnen er in individuele gevallen redenen zijn op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien.

Artikel 5. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In principe wordt alle onterecht en teveel verstrekte bijstand terug gevorderd vanwege het maatschappelijk belang dat hiervan uitgaat. Echter, er kunnen redenen zijn om van terugvordering af te zien. Een belangrijke reden is de schuldenproblematiek. Er is voor gekozen het bedrag aan openstaande vorderingen kwijt te schelden ingeval de belanghebbende deelneemt aan een vastgestelde minnelijke regeling dan wel een Wsnp-traject welke is uitgesproken door de rechter. In de gevallen dat de belanghebbende voortijdig stopt met het schuldsaneringstraject, is geen sprake van kwijtschelding.

Artikel 8. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Naast het nastreven van terugvorderingsdoelstellingen worden ook sociale doelstellingen nagestreefd. Deze beleidsregels zijn op een dusdanige wijze vormgegeven dat aan beide doelstellingen tegemoet wordt gekomen, door mensen niet langer dan nodig onder de armoedegrens te houden en de uitstroom naar werk zoveel mogelijk te bevorderen. Om die reden is ervoor gekozen openstaande vorderingen na vijf jaar kwijt te schelden als aan de betalingsverplichting is gedaan. Aan deze betalingsverplichting is voldaan als een debiteur minimaal 50% van het oorspronkelijke bedrag van de openstaande vordering na vijf jaar heeft afgelost. Dit aflossingspercentage van 50% wordt gehanteerd om willekeur zoveel mogelijk te voorkomen.

Artikel 9. Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting bij vermogen

Vorderingen worden nooit kwijtgescholden indien er sprake is van een onderpand welke ten grondslag ligt aan de vordering, zoals krediethypotheek.

Artikel 13. Aflossingscapaciteit

De aflossingscapaciteit wordt altijd op dezelfde wijze – met inachtneming van de regels met betrekking tot de beslagvrije voet – berekend. Er is bewust gekozen om de aflossingscapaciteit bij beëindiging van de uitkering, gedurende 12 maanden op hetzelfde niveau te houden. Dit om de inwoner in staat te stellen blijvend uit te stromen naar werk en de positieve effecten van extra inkomsten te behouden.

Artikel 15. Herbeoordeling lopende betalingsverplichtingen

Er wordt gestreefd naar een efficiënt en effectief debiteurenbeleid- en beheer. Daarom is gekozen de financiële heronderzoeken zoveel mogelijk op thematische wijze vorm te geven. Periodieke heronderzoeken worden uitgevoerd langs heldere criteria. Zo wordt voorkomen dat heronderzoeken onnodig vaak worden uitgevoerd. Financieel heronderzoek op verzoek van de debiteur is in geval er sprake is van gewijzigde omstandigheden altijd mogelijk.

Artikel 17. Verhaal

Kosten van bijstand kunnen op derden worden verhaald in de gevallen die de wet aangeeft. Benadrukt wordt dat de bijstand of inkomensvoorziening uitsluitend wordt verhaald in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd. Het college kiest er – ter uitvoering van het bepaalde in de Handhavingsverordening – voor om te verhalen. Verhaal vindt niet plaats op de bijstandsgerechtigde, maar op een derde.

Artikel 18. Afzien van verhaal

Om doelmatigheidsredenen wordt niet verhaald bij relatief geringe bedragen. De te maken kosten wegen dan niet op tegen de te innen bedragen.

Artikel 19. Berekening verhaalsbedrag en indexering

De verhaalsbijdrage van de onderhoudsplichtige wordt berekend volgens de zgn. Tremanormen. Is er al een rechtelijke uitspraak waarbij de alimentatie wordt vastgesteld, dan wordt hierbij aangesloten. Dat wil zeggen dat dan geen zelfstandige berekening wordt gemaakt. Hiervan wordt afgeweken als uit de rechterlijke uitspraak blijkt dat de vastgestelde alimentatie niet is gebaseerd op financiële gegevens. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als partijen zelf een afspraak maken over de alimentatie (of het afzien daarvan). De opgelegde alimentatie wordt geïndexeerd. In beginsel wordt eens per drie jaar de door de gemeente vastgestelde bijdrage herberekend.

Artikel 21. Verhaal in rechte

In rechte vastgestelde verhaalsbijdragen zijn bevoorrechte vorderingen. Met een beschikking van de rechter kan vereenvoudigd executoriaal beslag worden gelegd. Daar waar de rechter een alimentatieverplichting ten behoeve van kinderen heeft vastgesteld, kan de invordering van achterstallige alimentatie worden overgedragen van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

Artikel 22. Vaststelling door rechter

Als de rechter alimentatie heeft vastgesteld, doet de gemeente geen nader onderzoek. Het door de rechter vastgestelde bedrag is dan het bedrag waarmee rekening wordt gehouden bij het verhaal van kosten van bijstand.