Organisatie | Gorinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Gorinchem 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Gorinchem 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiële verordening |
Geen
Gemeentewet; artikel 212
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | Onbekend | 10-11-2016 gemeenteblad 2016/181990 | 2016-1642 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;
afdeling: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie;
inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;
bruto-schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva;
netto-schuld: bruto schuld min de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak;
taakveld: eenheden waarin de programma’s, conform het BBV verplicht zijn onderverdeeld;
investeringen: duurzame goederen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;
bouwgrond in exploitatie: gronden in eigendom van een gemeente, waarvoor de raad een grondexploitatiecomplex en een grondexploitatiebegroting heeft vastgesteld;
economische activiteit: iedere activiteit bestaande uit het aanbieden van goederen en/of diensten op een bepaalde markt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast:
een programma-indeling en een paragraafindeling binnen de kaders van het BBV;
per programma de relevante (beleids)indicatoren.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de geraamde lasten en baten per taakveld weergegeven en bij de Jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe en lopende investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.
Artikel 4. Kaders Perspectiefnota (begroting)
Het college biedt uiterlijk de eerste helft van juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk de eerste helft van juli vast.
De raad stelt een raadsnotitie Financiële uitgangspunten Perspectiefnota (en begroting) vast.
Artikel 5. Autorisatiebeleid begroting en investeringskredieten
De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting, de baten en de lasten per programma en de investeringskredieten, slechts voor het eerste begrotingsjaar.
De raad geeft bij de begrotingsbehandeling aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.
De raad neemt bij een financiële afwijking vooraf een besluit (via een raadsvoorstel) voordat verplichtingen worden aangegaan in situaties van:
Opstarten nieuw beleid en daaraan gekoppelde investeringen waarvoor geen budget is geautoriseerd.
Beïnvloedbare afwijkingen (overschrijdingen) van een programma boven de €50.000.
Afwijkingen (overschrijdingen) van een investeringskrediet van tenminste 10% én boven de € 0,1 miljoen.
Afwijkingen in een jaar per grondexploitatiecomplex van tenminste 10% én boven de € 0,1 miljoen.
De raad neemt bij een financiële afwijking in de overige situaties achteraf een besluit.
Het college is gemachtigd bij nieuwe projecten/ ontwikkelingen uitgaven te doen tot €50.000 (op totaalniveau van projecten) en legt hierover achteraf in de tussenrapportage en /of Jaarstukken verantwoording af.
Bij investeringen groter dan € 0,5 miljoen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Niet-bestede delen van exploitatiebudgetten lopende het begrotingsjaar worden niet overgeheveld, tenzij het budget een incidenteel karakter heeft en de uitvoering van de werkzaamheden gepland zijn in het volgende jaar (behandeling bij de Jaarstukken).
Niet-bestede delen van kredieten bij werken die niet zijn uitgevoerd, kunnen gemotiveerd overgeheveld worden bij de behandeling van de Jaarstukken. De termijn voor overheveling van deze restantkredieten is maximaal twee jaar.
Artikel 6.Tussentijdse rapportage
Het college informeert de raad 1 keer per jaar over de financiële afwijkingen door middel van een tussentijdse rapportage in september over de stand van de realisatie per 1 juli van het lopende boekjaar ten aanzien van:
de baten en de lasten per programma onderverdeeld naar de taakvelden;
het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;
het bedrag van de heffing voor de vennootschapsbelasting en het bedrag Onvoorzien;
het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b, c en d;
de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;
het geraamde resultaat volgend uit de onderdelen e en f.
Het college informeert de raad 1 keer per jaar over beleidsmatige ontwikkelingen (ten tijde van Perspectiefnota).
In de tussenrapportage worden afwijkingen overeenkomstig artikel 5.4 (= achteraf) op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van taakvelden groter dan € 50.000 en afwijkingen op investeringskredieten van tenminste 10% en boven de € 0,1 miljoen toegelicht.
Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:
aankoop van vastgoed waarvan de voorgenomen aankoopwaarde € 30.000 hoger is dan de marktwaarde en / of de voorgenomen aankoopwaarde meer dan 15% boven de marktwaarde ligt.
het verstrekken van leningen, waarborgen en garantie.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Afschrijvingsbeleid
De technische levensduur wordt als basis voor de afschrijvingstermijn gehanteerd.
Bij nieuwe investeringen wordt alleen de lineaire afschrijvingsmethode gehanteerd.
Activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.
Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.
Een saldo voor agio of disagio wordt linear in 5 jaar afgeschreven.
Duurzame goederen met een aanschafwaarde kleiner dan € 25.000 worden niet geactiveerd.
Het college heeft de bevoegdheid om binnen de gestelde interval zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen de exacte afschrijvingstermijn te bepalen.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.
Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
Artikel 11. Reserves en voorzieningenbeleid
De raad stelt een nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen vast.
Het uitgangspunt is een zo beperkt mogelijk aantal bestemmingsreserves.
Een nieuwe bestemmingsreserve wordt pas gecreëerd bij een minimale omvang van €500.000.
Het college heeft de bevoegdheid te muteren in de egalisatiereserve tarieven reiniging en de egalisatiereserve riolering zonder dat daar lopende het jaar een expliciet raadsbesluit vooraf over hoeft te worden genomen tot het moment dat de raad anders besluit. Het college legt hierover achteraf in de tussenrapportage en/ of Jaarstukken verantwoording af.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend.
Voor de kostprijsberekening wordt de methodiek voor de integrale kostentoerekening (directe en indirecte kosten) gehanteerd.
Kosten van overhead worden toegerekend aan investeringen en grondexploitaties. Deze doorberekening is gebaseerd op het aantal interne bestede uren per grondexploitatie/ complex/ investering en een overheadtarief.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Bij het uitoefenen van economische activiteiten wordt conform de Wet markt en overheid gehandeld.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
De raad stelt de kaders voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen vast.
Het college legt bij een tussentijdse wijziging de kaders voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Het college neemt bij het aantrekken en / of het uitzetten van middelen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren de volgende kaders in acht:
voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;
er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;
het aantrekken en / of uitzetten van geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij Nederlandse financiële instellingen met minimaal een AA rating of andere overheden.
Het college stelt uitvoeringsregels voor de financiering en regels voor de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op. Het college legt deze vast in een besluit Treasurystatuut.
Artikel 15A: Beleid inzake garantiestelling/ uitgegeven geldleningen
Garantieverlening en uitgegeven geldleningen dienen te passen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren, het gemeentelijke beleid en moeten een publieke taak of het algemeen belang dienen. Uitgangspunt is “nee tenzij”.
Het college past de voorhangprocedure toe bij aanvragen nieuwe garanties en uitgegeven geldleningen.
Het college toetst de financiële positie van de aanvrager, vraagt indien mogelijk zakelijke zekerheden en stelt voorwaarden op om de financiële positie van de aanvrager gedurende looptijd te kunnen monitoren.
Het college legt verantwoording af over alle garanties en uitgegeven geldleningen via de planning en controlcyclus.
Het college stelt uitvoeringsregels op voor gemeentegaranties en uitgegeven geldleningen. Het college legt deze vast in een Instructie gemeentegarantie.
Artikel 16. Paragraaf Lokale heffingen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten met vergelijkbare gemeenten en het landelijke gemiddelde.
Bij de bepaling van de kostendekkendheid (dekkingspercentage) worden de overheadlasten extra comptabel toegerekend aan de heffingen. Deze doorberekening is gebaseerd op het aantal intern bestede uren per relevant taakveld en het overheadtarief.
Artikel 17. Paragraaf Financiering
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de notitie rente 2017 van de commissie BBV in ieder geval op:
Artikel 18. Paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast verschaft de paragraaf inzicht in de dekkingsgraad van het Weerstandsvermogen.
De raad stelt een nota Reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen vast.
Artikel 19. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
de voortgang van het geplande onderhoud;
de omvang van het achterstallig onderhoud;
het kwaliteitsniveau en de onderhoudslasten.
De raad stelt een Visie en Beleidsplan Openbare ruimte vast.
De raad stelt een meerjaren onderhoudsplan kapitaalgoederen vast.
De raad stelt een Gemeentelijk rioleringsplan vast.
Artikel 20. Paragraaf Bedrijfsvoering
In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en de Jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 21 Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van art. 15 van het BBV op.
De basis voor de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur. Het betreft de vijf normen:
Het college toetst een nieuw op te richten verbonden partij aan de algemene normen van goed bestuur. Daarbij zijn 8 selectiecriteria leidend:
De gemeentelijke inspanning is erop gericht dat de planning- & controlcyclus van de gemeenschappelijke regeling optimaal aansluit op de gemeentelijke planning- & controlcyclus.
Het college hanteert een beleidsmatige en een financiële toets op de voorstellen van de verbonden partijen.
Het college legt jaarlijks een zienswijze op de begroting en een opvatting op de jaarstukken van een gemeenschappelijke regeling via een raadsvoorstel en – besluit aan de raad voor.
Artikel 22. Paragraaf Grondbeleid en vastgoedbeleid
In de paragraaf grondbeleid en vastgoedbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
De raad stelt een raadsbeleidskader grondbeleid vast.
De raad stelt een raadsbeleidskader vastgoedbeleid vast.
Periodiek wordt een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van de uitgangspunten en toekomstgerichtheid van de grondexploitaties.
Via een bijeenkomst wordt de raad één keer per jaar (eerste helft van het jaar) geïnformeerd over de ontwikkelingen en risico’s grondexploitaties.
De raad stelt jaarlijks de (herziene) de grondexploitaties vast in een Meerjaren Programma Grondexploitaties (MPG).
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 24. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 26. Intrekken oude verordening, oude financiële raadsbeleidskaders en overgangsrecht
De financiële verordening gemeente Gorinchem 2011 wordt ingetrokken. De financiële verordening uit 2011 en de genoemde financiële raadsbeleidskaders uit artikel 26 lid 4 blijft echter van toepassing op de Jaarstukken 2016. De financiële verordening is, voor zover mogelijk, van toepassing vanaf het begrotingsjaar 2017.
Alle in deze verordening genoemde raadsnotities, raadsbeleidskaders en dergelijke worden eens in de vier jaar door de raad vastgesteld.
De volgende financiële raadsbeleidskaders worden ingetrokken:
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.
Deze verordening wordt aangehaald als: ''Financiële verordening gemeente Gorinchem 2017''.
Artikelsgewijze toelichting financiële verordening gemeente Gorinchem 2017
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, Besluit begroting en verantwoording (BBV), de notities van de commissie BBV en het besluit accountantscontrole Provincies en gemeenten.
Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling
De raad stelt bij de aanvang van iedere raadsperiode de programma- en paragraafindeling en per programma de beleidsindicatoren vast. Om de vier jaar vindt een bestuurlijke evaluatie plaats.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Artikel 4. Kaders Perspectiefnota (begroting)
Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota (= Perspectiefnota) vaststelt. Het tweede lid gaat in op een kaderstellende nota ‘’Financiële uitgangspunten’’. Dit lid bepaalt dat de raad in het eerste jaar van de nieuwe raad- c.q. collegeperiode een kaderstellende uitspraak doet over de financiële uitgangspunten ten aanzien van ondermeer de berekeningswijze van inflatie, de systematiek ‘’Samen trap op, trap af’’ gemeenschappelijke regelingen en de indexering subsidie-instellingen. Deze nota draagt bij aan het budgetrecht van de raad. De financiële uitgangspunten zijn nl. bepalend voor de omvang van de financiële ruimte.
Artikel 5. Autorisatiebeleid begroting en investeringskredieten
Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s (eerste lid). Naast lopende uitgaven kennen gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet.
In lid 3 en 4 is het autorisatiebeleid (voorheen ‘’financieel afwijkingenbeleid’’ (raadsbesluit april 2009)) verwoord inzake het moment van raadsautorisatie bij geconstateerde financiële afwijkingen. Het autorisatiebeleid heeft als doel dat het college belangrijke wijzigingen bij dreigende overschrijdingen tijdig aan de raad meldt, zodat de raad hierover tijdig een besluit kan nemen. Een werkwijze met voldoende waarborgen voor tijdige melding aan de raad van budgetoverschrijdingen draagt bij aan het budgetrecht van de raad.
Van belang daarbij is het onderscheid ‘’vooraf’’ dan wel ‘’achteraf’’ naar de raad. ‘’Vooraf’’ wil zeggen: eerst moet de raad een raadsbesluit (= moment van autorisatie is het vaststellen van het raadsvoorstel via een raadsbesluit) nemen voordat het college verplichtingen kan aangaan. ‘’Achteraf’’ wil zeggen: de financiële afwijkingen worden toegelicht in de tussenrapportage en Jaarstukken (= moment van autorisatie via raadsbesluit) en dat het college verplichtingen al kan aangaan.
Voorstellen voor nieuw beleid c.q. beleidswijzigingen worden altijd voorafgaand aan de uitvoering voorgelegd aan de raad. Tot de beleidswijzigingen worden gerekend: wijziging van bestaand beleid/ starten nieuwe activiteiten/ intensiveren bestaande activiteiten waarvoor geen budget in de begroting is opgenomen. Hieronder worden ook gerekend besluiten voor investeringen waarvoor geen kredieten door de raad zijn vastgesteld.
Beïnvloedbare afwijkingen (expliciete keuze/ invloed kunnen uitoefenen):
Niet-beïnvloedbare afwijkingen (geen keuze/ invloed, vaak van rijkswege opgelegd)
Lid 6 beoogt inzicht te geven van een investering op de totale schuldpositie van de gemeente. Het past bij het voornemen van het college, de ambitie van de raad en de opmerkingen van de accountant op het gebied van verlaging van de schuldpositie.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Een onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad is de tussenrapportage. Op basis van de tussenrapportage wordt de raad onder andere geïnformeerd over de financiële afwijkingen van budgetten op taakveldniveau en investeringskredieten.
De financiële en beleidsmatige rapportages zijn twee aparte rapportages.
Artikel 169 van de Gemeentewet verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente (‘’voorhangbesluit’’).
Artikel 7 is hiervan een invulling.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald.
Artikel 9. Afschrijvingsbeleid
Het BBV laat beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. De afschrijvingstermijnen voor de activa met economisch en maatschappelijk nut zijn in de bijlage opgenomen. Door opname van een aantal geactualiseerde raadsbeleidskaders Afschrijvingen, is er geen aanleiding meer tot een apart raadsbeleidskader Afschrijvingsbeleid (raad april 2009).
In lid 7 is een investeringsondergrens van € 25.000 opgenomen. Het bedrag van € 25.000 is afgezet tegen de gemeentelijke omzet van Gorinchem en is als niet-materieel te bestempelen. Het zal daarom de vergelijkbaarheid tussen gemeenten niet in belangrijke mate beïnvloeden.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 11. Reserves en voorzieningenbeleid
Het instellen van een bestemmingsreserve betekent een beperking van de financiële ruimte omdat deze gelden geoormerkt zijn voor een specifiek doel en daardoor niet vrij inzetbaar zijn ter uitvoering van gemeentelijke beleidsdoelen. Terughoudendheid bij het instellen van een bestemmingsreserve is daarom op zijn plaats. In het derde lid is daarom een ondergrens voor het instellen van een nieuwe bestemmingsreserve op € 500.000.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Conform de BBV – notitie Overhead (juli 2016) zijn de leden 4 en 5 opgenomen. Het in lid 5 genoemde overheadtarief wordt berekend door de totale overheadlasten van taakveld 0.4 te delen door het totaal aantal uren per begrotingsjaar van binnendienstmedewerkers excl. leidinggevenden.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Hierbij wordt aangesloten bij de bepalingen uit de Wet markt en overheid.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het eerste lid van artikel 14 bepaalt dat de raad (na de aanvang van een nieuwe coalitieperiode) een kaderstellende nota opstelt voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen. Deze nota betreft een raadsbevoegdheid en doet daarmee recht aan de kaderstellende rol van de raad. Ondermeer kan ingegaan worden op de heffingsystematiek van de afvalstoffenheffing. Ook valt te denken aan de kostendekkendheid van bijvoorbeeld de begraafrechten. Onder art. 14 van deze verordening vallen ook de parkeertarieven en de tarieven Veerdienst.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Het artikel bevat kaders voor een prudent financieringsbeleid.
Artikel 15A: Beleid inzake garantiestelling/ uitgegeven geldleningen
In dit artikel zijn de bestaande door de raad vastgestelde kaders inzake gemeentegaranties en uitgegeven geldleningen (maart 2013) overgenomen voor zover betrekking hebbend op college en raad. Hiermee maken deze kaders integraal onderdeel uit van de financiële verordening. De uitvoeringsregels worden opgenomen in een Instructie gemeentegarantie. Het huidige kader wordt ingetrokken bij vaststelling van deze verordening.
Art. 16. Paragraaf Lokale heffingen
In de paragraaf Lokale heffingen wordt een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten op basis van de COELO (= Centrum voor Onderzoek van de Economie van de lagere overheden) atlas opgenomen. Vanuit het vernieuwde BBV 2016 wordt in de paragraaf Lokale heffingen (notitie overhead juli 2016 van de commissie BBV en de notitie Lokale heffingen van de VNG) inzichtelijk gemaakt hoe bij de berekening van de tarieven van heffingen, die kostendekkend mogen zijn, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen. In artikel 16.2 is de berekeningswijze weergegeven. Het in artikel 16.2 genoemde overheadtarief wordt berekend door de totale overheadlasten van taakveld 0.4 te delen door het totaal aantal uren per begrotingsjaar van de binnendienstmedewerkers excl. leidinggevenden.
Art. 17. Paragraaf Financiering
Vanuit het vernieuwde BBV 2016 wordt aan de paragraaf Financiering het renteresultaat op het taakveld Treasury inzichtelijk gemaakt. Hierbij is aangesloten bij de BBV notitie rente 2017 (juli 2016).
Art. 18. Paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In het tweede lid van dit artikel is aangegeven dat de raad een raadsnotitie Reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen vaststelt. Gezien de complexiteit van dit onderwerp, lenen de bestaande kaders Weerstandsvermogen zich er niet voor om in de financiële verordening op te nemen.
Art. 19. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen
Aangesloten is bij artikel 12 BBV.
Art. 20. Paragraaf bedrijfsvoering
In de paragraaf Bedrijfsvoering wordt de raad geïnformeerd over de verplichte onderdelen op basis van het BBV. Daarnaast is in art. 20 de indeling vanuit het raadsbeleidskader Bedrijfsvoering uit juni 2005 gedeeltelijk opgenomen waarmee het kader komt te vervallen.
De paragraaf Bedrijfsvoering beperkt zich tot het personeel- en organisatiebeleid en het formatieplan met een vergelijking van het verloop van de formatie gedurende een aantal jaar van eigen personeel en inhuur externen. Verder bevat de paragraaf informatie over de voortgang bevindingen ten aanzien van de administratieve organisatie en interne controle.
Art. 21. Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen
In de verordening wordt gebruik gemaakt van de raadsbeleidskaders verbonden partijen uit april 2011 (zie lid 2 en 3). Het raadsbeleidskader uit 2012 komt hiermee dan ook te vervallen.
De recente BBV – wijziging maart 2016 (Staatsblad 2016_101) geeft aan dat de visie op de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen in een raadsbeleidskader dan wel in de financiële verordening vastgelegd dient te worden. De visie kan concreet gemaakt worden door stil te staan bij de vraag welke uitgangspunten gehanteerd worden wanneer er juist wel of geen gebruik wordt gemaakt van verbonden partijen voor het realiseren van beleid. Ook dient stilgestaan te worden bij het type rechtspersoon (privaatrechtelijk of publiekrechtelijk) en voor welk doel. Dergelijke kaders gelden vaak voor de gehele zittingsperiode van de raad. De basis voor visie op de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur, de zogeheten governance vereisten. Het betreft de vijf normen die input geven aan een visie op verbonden partijen (lid 2):
Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) in werking getreden. Eén van de veranderingen van de Wgr is de zienswijze procedure. In de wet is geregeld dat de zienswijze procedure 8 weken bedraagt en raadsleden in de periode van 15 april tot en met 15 juni in de gelegenheid moeten worden gesteld een zienswijze uit te brengen over de concept-begroting van de gemeenschappelijke regeling. Het eventueel indienen van een zienswijze is een raadsbevoegdheid. In het artikel is verwoord dat het college jaarlijks een zienswijze op de begroting van een gemeenschappelijke regeling via een raadsvoorstel en - besluit aan de raad voorlegt.
Artikel. 22. Paragraaf Grondbeleid en vastgoedbeleid
De informatie is vanuit de paragraaf Vastgoed ondergebracht in de paragraaf Grondbeleid. De herziene grondexploitaties worden via een Meerjaren Programma Grondexploitaties (MPG) jaarlijks voorafgaand aan de behandeling van de Jaarstukken, ter vaststelling aan de raad aangeboden (lid 6) In het MPG wordt inzicht verschaft in de stand van zaken actieve grondexploitaties. De nota grondbeleid bevat een overzicht van het actieve grondbeleid, het passieve grondbeleid en het faciliterend grondbeleid.
Artikel 24. Financiële organisatie
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen.
Art. 26 Intrekken oude verordening, oude financiële raadsbeleidskaders en overgangsrecht
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel
De financiële verordening gemeente Gorinchem 2017 treedt in werking op 1 januari 2017.