Organisatie | Wierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening reinigingsheffingen 2017 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b en artikel 15.33 vam de wet Milieubeheer
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 21-09-2017 | Onbekend | 06-12-2016 Driehoek en website 14-12-2016 | 16-01013 |
Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening reinigingsheffing 2017.
De raad, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 september 2016;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet en
artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten
aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting
1.De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel
ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een
verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.De belasting bedraagt per perceel per jaar € 73,80.
De belasting als bedoeld onder lid 1, wordt vermeerderd met:
zelfde container voor de aanbieding van groente- fruit en tuinafval dan wel de overige
huishoudelijke afvalstoffen dan wordt de onder 1. bedoelde belasting vermeerderd met
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De aanvang van de
belastingplicht is de datum van inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht
eindigt op de datum van uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt
4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
5.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
2.Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken
-het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid;
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 11 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, als bedoeld in artikel 9, onder 2 per
De belasting als bedoeld onder a. wordt vermeerderd met:
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 14 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1.Het recht als bedoeld in artikel 11, onder 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De aanvang van de
belastingplicht is de datum van inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht
eindigt op de datum van uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt
4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
5.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in artikel 11, zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 16 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 7 en artikel 13,
onder 1, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op
de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de tweede twee maanden later.
2.In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder
is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in
zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in
het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het
aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de
laatste dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
3.In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar
genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben,
worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende
termijnen telkens een maand later.
4.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
5.Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de
Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een
bestuurlijke boete is het in het eerste lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel
Inwerkingtreding en citeertitel.
1.De Verordening reinigingsheffingen 2016, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2015,
nummer 15-00921, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.