Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert houdende regels voor ontheffing van arbeidsverplichting en voorzieningen Nadere regels Re-integratieverordening gemeente Weert 2016 |
Citeertitel | Nadere regels Re-integratieverordening gemeente Weert 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Participatiewet |
Deze regeling vervangt de Herziene beleidsregels Re-integratie gemeente Weert 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2016 | nieuwe regeling | 29-11-2016 | BW-010067 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;
overwegende dat conform de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Weert 2016 nadere regels dienen te worden vastgesteld ten aanzien van de criteria voor ontheffing van de arbeidsverplichting, doelgroep en voorzieningen;
gelet op de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Weert 2016;
gelet op de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Weert 2015 en de Algemene wet bestuursrecht:
besluit vast te stellen de “Nadere regels re-integratie gemeente Weert 2016”.
HOOFDSTUK 2. SCHOLINGSPLICHT JONGEREN
In de Participatiewet is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar een zoekperiode van vier weken krijgen. Gedurende de zoekperiode dient de jongere zelf actief te zoeken naar opleiding of werk voordat aanspraak op een uitkering en op ondersteuning richting werk kan ontstaan.
Artikel 2.2 Uitzonderingsgronden op de scholingsplicht jongeren
Het college kan een uitzondering op de scholingsplicht maken, wanneer een jongere geobjectiveerd aantoont dat hij geen regulier onderwijs kan volgen of wanneer dit in redelijkheid (nog) niet van hem gevergd kan worden. Deze uitzondering is mogelijk, indien de jongere naar het oordeel van het college:
HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET ARBEIDSINSCHAKELING
De plicht tot arbeidsinschakeling
De wetgever legt in beginsel aan iedere uitkeringsgerechtigde tussen 18 jaar en de pensioen gerechtigde leeftijd de plicht tot arbeidsinschakeling op. De plicht tot arbeidsinschakeling bestaat uit een arbeidsplicht en een re-integratieplicht.
Artikel 4.1 Ontheffing van de arbeidsplicht
De ontheffing gaat in beginsel vergezeld van een verplichting om de omstandigheden, die maken dat een ontheffing noodzakelijk is, teniet te doen. De periode van de ontheffing wordt bepaald door de duur van de omstandigheden die maken dat belanghebbende nog niet algemeen geaccepteerde arbeid kan aanvaarden. Steeds wordt na afloop van de periode opnieuw beoordeeld in hoeverre er dringende redenen zijn om de belanghebbende te ontheffen van de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
HOOFDSTUK 5. ONDERSTEUNING EN VOORZIENINGEN
Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een traject, waarbij zo nodig re-integratievoorzieningen kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.
HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN OVER VOORZIENINGEN
Tot de aantoonbare inzet van een andere voorziening, als bedoeld in lid 2, behoort in elk geval dat belanghebbende gedurende een periode van minimaal 12 en maximaal 23 maanden, aantoonbaar gedurende minimaal 8 dagdelen van 4 uur per week heeft deelgenomen aan sociale activering of arbeidsmatige dagbesteding.
Artikel 6.10a Hoogte van de loonkostentegemoetkoming
De hoogte van de loonkostentegemoetkoming bedraagt:
Artikel 6.12a Duur van de ondersteuning
De ondersteuning bij leer-werktraject duurt maximaal 6 maanden. In incidentele gevallen kan deze termijn eenmaal worden verlengd.
Voor de volgende vergoedingen kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere in aanmerking komen:
reiskosten, indien re-integratie buiten de gemeente Weert plaatsvindt en gebruik wordt gemaakt van het goedkoopste openbaar vervoertarief. Indien het openbaar vervoer niet doelmatig wordt geacht dan kan een kilometervergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer (op basis van de kortste route in de routeplanner van de ANWB) worden verstrekt.
HOOFDSTUK 7. LOONKOSTENSUBSIDIE
Artikel 7.3 Vaststelling en betaling loonkostensubsidie
Het college stelt jaarlijks de loonwaarde en de hoogte van de loonkostensubsidie schriftelijk vast in een beschikking aan de werkgever. Wordt de loonkostensubsidie ingezet bij de voorziening beschut werk, dan worden de loonwaarde en de hoogte van de loonkostensubsidie eenmaal per drie jaar vastgesteld.
Artikel 7.4 Forfaitaire loonkostensubsidie
Nadat het college in overleg met de werkgever van mening is dat de vaststelling van de loonwaarde van die persoon achterwege kan blijven en de dienstbetrekking tot stand komt, bedraagt de hoogte van de loonkostensubsidie gedurende een periode van maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking 50 procent van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten.
HOOFDSTUK 8. INKOMSTENVRIJLATING
In de Participatiewet is geregeld dat gedurende een beperkte periode een deel van de inkomsten uit deeltijdarbeid niet met de bijstand of uitkering verrekend wordt. De wet kent drie inkomstenvrijlatingen: een reguliere inkomstenvrijlating (artikel 31 lid 2 onder n Participatiewet), een aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders (artikel 31 lid 2 onder r Participatiewet) en een inkomstenvrijlating voor medisch uren beperkten (artikel 31 lid 1 onder z Participatiewet).
Artikel 8.2 Inkomstenvrijlating alleenstaande ouders
Het college past de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders toe indien:
Geen recht op een inkomstenvrijlating en inkomstenvrijlating alleenstaande ouders bestaat als een uitkeringsgerechtigde:
Artikel 10.3 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
In afwijking van lid 1 kan het college de ingangsdatum van de tegemoetkoming vaststellen op een datum, gelegen voor de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling is begonnen, als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is om tijdige plaatsing bij het kindercentrum of gastouderbureau te realiseren.
Aldus vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van Weert d.d. 29 november 2016.
De secretaris, De burgemeester,
BIJLAGE I SCHEMA RE-INTEGRATIEINSTRUMENTEN EN DOELGROEPEN