Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Persoonsgebonden Budget in de WMO en de Jeugdwet 2016 Gemeente Epe |
Citeertitel | Beleidsregels Persoonsgebonden Budget in de WMO en de Jeugdwet 2016 Gemeente Epe |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2016 | 01-01-2018 | Nieuwe regels | 15-11-2016 Gemeenteblad 30-11-2016 nr. 167768 | 2016-23601 |
AWBZ Algemene wet bijzondere ziektekosten
BIG Beroepen individuele gezondheidszorg
CAK Centraal Administratie Kantoor
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
GGZ Geestelijke gezondheidszorg
HH Huishoudelijke Hulp (huishoudelijke ondersteuning)
VOG Verklaring omtrent het gedrag
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WMO Wet maatschappelijke ondersteuning
ZZP-‘er Zelfstandige zonder personeel
De stapeling / optelsom van de eigen bijdragen (berekend en geïnd door het CAK) kan nooit meer bedragen dan de maximum gestelde eigen bijdrage door het Rijk.
Eenmalige uitkering zoals gehanteerd in de Awbz: Indien besloten wordt dat een pgb-houder geen recht meer heeft op een pgb krijgt de zorgverlener in dat geval een eenmalige uitkering ter hoogte van één gemiddeld maandloon over de laatste drie volle kalendermaanden, voor zover er nog voldoende budget is.
Familieleden in de eerste graad zijn: (ex) echtgenoot of echtgenote, de persoon met wie men samenwoont of een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap heeft, ouders, pleegouders, schoonouders,
kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, schoonzonen en schoondochters.
Een hulpverlener is een formele hulp als deze staat ingeschreven als zorgverlenende organisatie bij de Kamer van Koophandel, in het Kwaliteitsregister Jeugd, in het BIG-register of als zelfstandige zonder personeel over een VAR-verklaring beschikt en geen familielid is.
Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is
die in staat kan worden geacht om bijvoorbeeld lichte huishoudelijke
ondersteuning over te nemen. Bij gebruikelijke hulp wordt rekening
gehouden met de leeftijd van de huisgenoten.
In een gezins- of ondersteuningsplan wordt aangegeven welke ondersteuning iemand nodig heeft. Er wordt aangegeven aan welke doelen wordt gewerkt en op welke manier hieraan wordt gewerkt (wie zijn hiervoor nodig en wanneer zijn de doelen behaald).
Een persoon die –ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze- een huishouden vormt met de persoon die een hulpvraag heeft / beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning, wordt beoordeeld aan de hand van de concrete en feitelijke situatie. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding.
Hulp uit het eigen sociaal netwerk wordt ook wel informele hulp
genoemd. Informele hulp kan geboden worden door een mantelzorger of
vrijwilliger, bijvoorbeeld een familielid, vriend(in), buur of een
Het gesprek tussen iemand met een hulp/ondersteuningsvraag en een professional. Tijdens dit gesprek wordt geïnventariseerd wat iemands behoefte is en hoe dit ingevuld kan worden.
Mantelzorg = Bovengebruikelijke zorg
Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch
zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige
zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band
hebben met degene voor wie ze zorgen. Mantelzorg overstijgt
gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt ook wel bovengebruikelijke
Ter voorbereiding op een keukentafelgesprek kan een inwoner een persoonlijk plan indienen, waarin diegene alvast zijn situatie kan omschrijven, zijn ondersteuningsbehoefte kan uitleggen en kan aangeven welke hulpverleners hij wil inschakelen.
Per 1 januari 2015 maakt de gemeente het pgb-bedrag niet meer rechtstreeks over aan de pgb-houder maar aan de SVB. Dit is een wettelijke verplichting. Hiermee wordt beoogd om fraude met pgb’s tegen te gaan en daarmee de
houdbaarheid van het pgb te vergroten.
Familieleden in de tweede graad zijn: broers, zussen, zwagers, schoonzussen, grootouders, kleinkinderen.
Persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt, dan wel, indien zodanige persoon of rechtspersoon ontbreekt, zijn echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook deze persoon ontbreekt, zijn ouder, kind, broer of zus, tenzij deze persoon dat niet wenst;
Vrijwilliger Vrijwilligers kiezen er bewust voor om voor iemand te zorgen. Als zij met het vrijwilligerswerk starten, is er (nog) geen emotionele band. Daarnaast zorgen zij voor iemand in een afgebakende tijd (bijvoorbeeld een dagdeel per week) en kunnen zij de zorg op eigen initiatief beëindigen.
De regering beschouwt het persoonsgebonden budget (pgb), naast zorg in natura (ZIN), als een goed instrument om tot individueel maatwerk te komen. Een belangrijk voordeel van het pgb is dat het voor mensen met een beperking of een ondersteuningsvraag bijdraagt tot het behouden van de regie over hun eigen leven. Ook vergoot het mogelijkheden om deel te kunnen nemen aan de samenleving. Mensen hebben de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen zij die wensen te ontvangen.
De definitie van het persoonsgebonden budget is:
“Bedrag waaruit namens de gemeente betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een individuele voorziening behoren, en die een persoon van een derde heeft betrokken”.
De Wmo 2015 en Jeugdwet geven de gemeenten de verplichting om de mogelijkheid van een pgb te creëren. De vrijheid voor een inwoner om voor een pgb te kiezen blijft daarmee behouden, maar sinds 1 januari 2015 zijn er wel veranderingen. Het kiezen voor een pgb dient altijd een bewuste en vrijwillige keuze te zijn van de aanvrager. Ook hebben gemeenten de verplichting om de aanvrager te informeren over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb en de gevolgen van die keuze. Wanneer inwoners vooraf helder en volledig geïnformeerd worden over wat er komt kijken bij het beheren van een pgb, vergroot dit de kans dat men weloverwogen kiest voor het pgb en hier op adequate wijze mee om kan gaan.
Deze notitie schetst de uitgangspunten van een gezamenlijk afwegingskader voor het pgb voor jeugd (Jeugdwet) en volwassenen (Wmo). In de volgende hoofstukken komen de visie van de gemeente Epe, de wettelijke kaders en de toetsingsvoorwaarden voor het pgb aan bod.
2. Visie persoonsgebonden budget
Voor al het sociale beleid, dus ook voor Wmo en Jeugd, geldt de Sociale Agenda 2015-2021 als kader waarbinnen het sociale beleid in de gemeente Epe wordt ingericht. De basisprincipes zijn zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Binnen dit kader ziet de gemeente Epe het pgb voor volwassenen, jeugdigen en hun ouders als een waardevol instrument voor het realiseren van maatwerkgerichte, mantelzorg ondersteunende en innovatieve zorg voor inwoners die zelf op verantwoorde wijze het pgb vorm en inhoud willen en kunnen geven.
Vraaggericht / maatwerkgericht
Een pgb maakt het mogelijk voor inwoners om autonomie te hebben over de inkoop van zorg. De gemeente Epe ziet dat het pgb-houders beter lukt om ondersteuning in te kopen die exact aansluit op hun persoonlijke behoeften, wensen en voorkeuren. Door een pgb aan te bieden realiseert de gemeente bovendien meer keuzevrijheid. Met het pgb kunnen inwoners namelijk ook kiezen voor een ander, duurder alternatief dan de goedkoopst compenserende oplossing. Het meerdere betaalt de budgethouder dan zelf bij.
Met het pgb kan hulp worden ingekocht die aansluit op de wensen en voorkeuren van mantelzorgers. Dit is belangrijk om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen en het mogelijk te maken dat mantelzorgers werk en zorgtaken kunnen blijven combineren.
De gemeente Epe wil innovatie in de zorg realiseren. Dit betekent meer kortdurende hulp die gericht is op het aanleren van vaardigheden en zelfhulp, maar ook het mogelijk maken dat inwoners het maximale uit zichzelf kunnen halen en kunnen meedoen aan de samenleving. De drijvende kracht achter deze vernieuwing zijn vaak inwoners, ouders of vertegenwoordigers zelf. Met het pgb hebben zij een middel in handen om dit te realiseren. Wel is het van belang dat de kwaliteit bij innovatieve projecten voldoende geborgd is en fraude en oneigenlijk gebruik wordt tegengegaan.
3. Voorwaarden / wettelijk kader
In de Wmo 2015 en Jeugdwet worden aan personen een drietal voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een pgb. Een gemeentelijk pgb wordt verstrekt, indien:
1) De cliënt naar oordeel van de gemeente op eigen kracht, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn aangewezen vertegenwoordiger, voldoende in staat is om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
De cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorzieningen die worden geleverd door een aanbieder, voor hem niet passend wordt geacht.
Wet maatschappelijke ondersteuning De cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen.
3) Naar het oordeel van de gemeente is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn.
Het pgb is in beginsel beschikbaar voor alle inwoners van de gemeente Epe die in aanmerking komen voor ondersteuning op grond van de Wmo 2015 of Jeugdwet. Wel houden we rekening met een aantal voorwaarden, voordat er ondersteuning in pgb wordt verstrekt. Deze worden hieronder uitgelegd.
A. Bekwaamheid van de aanvrager
Allereerst wordt van een inwoner verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De inwoner wordt bijvoorbeeld door de gemeente gevraagd duidelijk te maken in een persoonlijk plan welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning diegene gebaat zou zijn. Ten tweede wordt van de inwoner verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB), gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de inwoner om een budget te beheren. (Trekkingsrecht:per 1 januari 2015 maakt de gemeente het pgb-bedrag niet meer rechtstreeks over aan de pgb-houder maar aan de Sociale Verzekeringsbank. Zie voor meer informatie over het trekkingsrehct en de SVB, hoofstuk 10 en 12 van deze notitie.) Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en de 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat (zie bijlage VI voor een verdere toelichting).
Verder is wettelijk bepaald dat een pgb-houder, die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt bij één aanbieder, een werkgever is. Hierbij horen werkgeversplichten (o.a. overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn). Deze werkgeversverplichtingen worden gefinancierd vanuit het pgb, waardoor er minder geld overblijft om de daadwerkelijke in te zetten zorg te financieren. De SVB ondersteunt de pgb-houder met de administratie betreffende het werkgeverschap.
Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de aanvrager de, aan het pgb verbonden taken, niet op verantwoorde wijze kan uitvoeren, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dit is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
In de Jeugdwet dient de inwoner te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is, waardoor de inwoner gebruik wenst te maken van een pgb. In de Wmo dient de inwoner te motiveren waarom hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen.
Met de argumentatie moet duidelijk worden welke belangen de inwoner heeft, dat de inwoner zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura en kan de inwoner aangeven dat deze niet voldoen aan zijn behoeften. Ook dient de inwoner op de hoogte te zijn van de verantwoordelijkheden die bij een pgb horen. Door een persoonlijk plan in te dienen voorafgaand aan het keukentafelgesprek wordt de inwoner zich alvast bewust van wat er komt kijken bij het beheren van een pgb. Wanneer de inwoner de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. (Anders dan bij de eerste en derde voorwaarde is bij de motivering niet het oordeel van de gemeente leidend, maar het oordeel van de aanvrager). Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de inwoner. In deze gevallen kan de gemeente het pgb omwille van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen pgb af te geven bij de gemeente. Als de gemeente weigert een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan.
Tot slot dient de gemeente rekening te houden met de behoeften van inwoners op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor inwoners om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren die past bij de eigen levensovertuiging.
C. Gewaarborgde kwaliteit van dienstverlening
In Epe is de kwaliteit van de dienstverlening een belangrijk gespreksonderwerp tussen de gespreksvoerder (gemeente) en de inwoner. De gemaakte afspraken, inclusief kwaliteit, worden vastgelegd in het ondersteuningsplan of gezinsplan. De gemeente moet in ieder geval beoordelen of de ingekochte hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. De eisen die de gemeente stelt worden vooraf met de inwoner besproken en vastgelegd in de beschikking. Om te toetsen of de kwaliteit voldoet aan de benodigde zorgbehoefte, worden pgb’s met een korte looptijd afgegeven. Daarna vindt een evaluatie plaats en wordt er gekeken of de ingezette zorg nog aansluit bij de zorgbehoefte van de inwoner. Wanneer de ingezette zorg niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen kan de gemeente besluiten geen pgb meer te verstrekken of het pgb te beëindigen en eventueel terug te vorderen. De kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning wordt gemonitord door de gemeente. Denk hierbij aan gesprekken met pgb-houders, steekproefsgewijze controles en het reageren op signalen van bijvoorbeeld de SVB. De controle op de kwaliteit van de hulp en ondersteuning blijft primair een verantwoordelijkheid van de pgb-houder.
De gemeente stelt in ieder geval de volgende kwaliteitseisen aan de formele hulp (=professionals). De
ingekochte formele ondersteuning met het pgb:
Er bestaat wel een duidelijk verschil tussen kwaliteitseisen in de Jeugdwet en in de Wmo.
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In de Jeugdwet (Zie Hoofdstuk 4 van de Jeugdwet) staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (zie kader 1). Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.
Kader 1: Kwaliteitseisen jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
In het geval van de Wmo heeft de pgb-houder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. De gemeente kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd. De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
Afwijzingsgronden pgb De gemeente mag het pgb weigeren wanneer:
Het pgb kan worden geweigerd voor zover de kosten van het betrekken van de ondersteuning via een pgb hoger zijn dan de individuele voorziening (Jeugd) en/of maatwerkvoorziening (Wmo) in natura. Indien de wensen van de inwoner hoger zijn dan de kosten van een individuele voorziening / maatwerkvoorziening in natura kan de inwoner in dit geval zelf de aanvullende kosten bijleggen.
Waarborgen kwaliteit in de praktijk
De gemeente toetst vooraf of de kwaliteit bij de pgb-houder voldoende is gegarandeerd. De aanvrager maakt dit inzichtelijk in het ondersteuningsplan of gezinsplan. (In de Wmo (volwassenen) spreken we over een persoonlijk ondersteuningsplan en bij Jeugd(zorg) over een gezinsplan.) In dit ondersteuningsplan of gezinsplan is vastgelegd bij wie de pgb-houder zijn ondersteuning, zorg of hulp zal inkopen, op welke manier dit bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid en hoe de kwaliteit van die hulp is gewaarborgd. De gemeente gaat periodiek in gesprek met de pgb-houder over de behaalde resultaten. Per pgb-houder wordt bij de toegang bepaald hoe deze periodieke toetsing plaatsvindt (op basis van maatwerk).
Daarnaast toetst de gemeente steekproefsgewijs of de ingekochte hulp aan de afgesproken kwaliteitseisen voldoet. Zie verder hoofdstuk 9: “Regels voor de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik of ten onrechte ontvangen pgb”.
5. Welke ondersteuning kan worden ingekocht met een pgb?
In principe kan een inwoner voor alle individuele voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en de
maatwerkvoorzieningen Wmo kiezen om deze in natura of via een pgb te ontvangen. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet voor welke zorg of voorzieningen wel of geen pgb kan worden aangevraagd.
5.1 Zorg of voorzieningen waarvoor een pgb kan worden ontvangen
Voor de volgende voorzieningen kan binnen de huidige regelingen een pgb worden ontvangen:
Wmo: zo goed als alle individuele voorzieningen, ook begeleiding, persoonlijke verzorging[1] en kortdurend verblijf; (Een klein deel van de Persoonlijke Verzorging (5%) is gedecentraliseerd naar de gemeente per 1-1-2015. Het deel dat over is gekomen naar de Wmo betreft die gevallen waarin de persoonlijke verzorging het karakter heeft van begeleiding bij algemene dagelijkse levensverrichtingen ten behoeve van mensen met een verstandelijke, psychische / zintuigelijke problematiek. Het gaat hierbij nadrukkelijk om cliënten waarbij geen sprake is van somatische problematiek en/of primair medische problematiek. )
Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals maatschappelijke opvang, beschermd wonen, (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden of een inwoner regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfel zal geen pgb voor deze zorgvormen worden toegekend.
5.2 Zorg of voorzieningen die zijn uitgesloten van een pgb
Voor de volgende voorzieningen is een pgb niet mogelijk:
Vaak zijn algemene voorzieningen vrij toegankelijk en wordt er soms een kleine eigen bijdrage gevraagd. Wel is het mogelijk om de mogelijkheid voor een pgb uit te sluiten indien de algemene voorziening (bij Jeugd overige voorziening genaamd) die in de wijk of in de gemeente Epe aanwezig is, volledig toereikend is om passende ondersteuning te bieden aan de inwoner.
Daarnaast sluit de gemeente Epe de volgende onderdelen uit van het pgb:
Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden verleend is er geen tijd om een persoonlijk ondersteuningsplan of gezinsplan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids-) overeenkomst te sluiten met een hulpverlener / organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.
De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding die niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het pgb. Via de organisatie die pleegzorg organiseert is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder wel een pgb ontvangen.
6. Proces aanvraag benodigde zorg
Wanneer iemand ondersteuning in de vorm van een pgb wil krijgen, kan er voorafgaand aan het keukentafelgesprek een persoonlijk plan worden ingediend, waarin staat welke doelen de inwoner wil bereiken met het pgb. Vervolgens wordt met de inwoner tijdens het keukentafelgesprek besproken welke mogelijkheden hij zelf heeft en wat zijn sociale netwerk kan betekenen. Daarbij wordt gekeken naar voorliggende oplossingsmogelijkheden (zoals gebruik van algemene voorzieningen/collectief aanbod in de wijk). Als deze niet voor voldoende compensatie van de beperking zorgen of de hulpvraag kunnen beantwoorden, dan wordt gekeken welke individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk is.
In een ondersteuningsplan of gezinsplan geeft de aanvrager van een pgb gemotiveerd aan van welke hulpverleners hij gebruik wil maken, het vervoer dat hij evt. wil inkopen en de fysieke goederen die hij wil aanschaffen. Wanneer overeenstemming is bereikt over het ondersteuningsplan of gezinsplan (of delen hiervan) tussen de aanvrager en de gemeente, kan de aanvrager de benodigde hulp contracteren middels een pgb. De pgb-houder sluit vervolgens (arbeids-) overeenkomsten af met de zorgverlener waarin de te leveren hulp wordt omschreven. Pas na goedkeuring van de (arbeids-) overeenkomsten -of de offerte in het geval van de aanschaf van een voorziening- door het SVB, kunnen facturen door de SVB worden uitbetaald.
7. Bij wie kan ondersteuning worden ingekocht via een pgb?
Een inwoner die de ondersteuning zelf organiseert met een pgb kan deze ondersteuning afnemen bij een aanbieder, een zelfstandig werkende hulp (formele hulp / professional) of een informele hulp (bijvoorbeeld een familielid, vrienden, buren of een bekende). Dat mag diegene zelf bepalen.
De hulpverlener is een formele hulp als deze aan de volgende voorwaarden voldoet:
Hulp uit het eigen sociaal netwerk wordt ook wel informele hulp genoemd. Het pgb voor informele zorg werd vanuit de Wmo 2007 al toegepast. Informele hulp kan geboden worden door mantelzorgers of vrijwilligers.
(Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.Het verschil met mantelzorgers is dat vrijwilligers ervoor kiezen om te zorgen. Als zij met het vrijwilligerswerk starten, is er (nog) geen emotionele band. Daarnaast zorgen zij voor iemand in een afgebakende tijd (bijvoorbeeld een dagdeel per week) en kunnen zij de zorg op eigen initiatief beëindigen.)
Mantelzorgers en vrijwilligers zijn onmisbaar, want zonder hen zouden veel mensen niet in staat zijn om zelfstandig te (blijven) wonen. Dit is zeer waardevol, maar kent ook een keerzijde. De afgelopen jaren is het pgb-gebruik fors toegenomen. Hierdoor is steeds meer mantelzorg omgezet naar betaalde zorg. Om het pgb ook voor de toekomst solide in te richten is het noodzakelijk om normen te stellen aan het uitbetalen van informele hulpen. Dit betekent enerzijds inperken, maar ook de mogelijkheid van het uitbetalen van structureel zwaarbelaste mantelzorgers te behouden. Dit past in de gemeentelijke koers die is ingezet, waarbij juist een groter beroep wordt gedaan op de eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners en hun sociale netwerk, maar ook ondersteuning te bieden op maat waar nodig.
Een zorgverlener mag naast zijn baan maximaal 48 uur per week hulpverlenen vanuit het pgb. Als de hulpverlener geen werk heeft, dan kan hij maximaal 36 uur per week hulp verlenen vanuit het pgb (Arbeidstijdenwet). De gemeente Epe vindt het belangrijk dat mantelzorgers op de arbeidsmarkt blijven participeren, maar dit betekent wel dat de geboden voorzieningen dit ook mogelijk moet maken. Denk hierbij aan afstemming tussen werktijden van de mantelzorger op de tijden van de dagbesteding van de cliënt. De gemeente vindt het verder belangrijk dat mantelzorgers ook in de toekomst hulp kunnen blijven bieden zonder daarbij overbelast te raken. De gemeente Epe investeert daarom in goede mantelzorg-ondersteuning. Bij het gesprek met de inwoner over het pgb wordt de (eventuele) mantelzorger dan ook betrokken. In uitzonderlijke situaties wanneer de mantelzorgtaken niet overgenomen kunnen worden door een ander (formele of informele hulp) en de mantelzorger hierdoor niet kan deelnemen aan het arbeidsproces, kan een uitzondering gemaakt worden op de maximumvergoeding.
Wegingskader voor het uitbetalen van informele hulp
Bij het uitbetalen van informele hulp wordt tijdens de onderzoeksfase een afweging gemaakt waarbij met het volgende rekening wordt gehouden:
de omvang van de betaalde en onbetaalde informele hulp die iemand verleent, de gebruikelijke hulp, werk, het type hulp, de frequentie van de geboden hulp, de duur van de hulp (tijdelijk of langere periode) en de mate van de verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk) spelen een rol bij het al dan niet overgaan tot betaling;
Na zorgvuldig onderzoek zal worden bepaald of mantelzorg wel of niet voor betaling in aanmerking komt. Mantelzorg die structureel wordt geboden, te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder voor een vergoeding in aanmerking komen dan incidenteel geboden hulp. Wel kan van inwonende eerste- en tweedegraads familieleden meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden. Gebruikelijke hulp komt niet voor een vergoeding in aanmerking.
Van het bovenstaande kan worden afgeweken indien:
In situaties waar het voor de mantelzorger lastig is om werk en zorgtaken te combineren zal samen met de inwoner en de mantelzorger gezocht worden naar een oplossing. Wij vinden het belangrijk dat zowel de inwoner als de mantelzorger een ‘eigen leven’ heeft en zo mogelijk in een eigen inkomen kan voorzien. Wij weten ook dat dit niet altijd haalbaar is. Daarom kan de budgethouder ervoor kiezen om de mantelzorger structureel een aantal uren ondersteuning uit te betalen.
Het hebben van een uitkering mag geen invloed hebben op de indicatie van de hulpvrager. Wanneer de mantelzorger een uitkering heeft, dan behoort ontheffing van de sollicitatieplicht wel tot de mogelijkheden. Verder kunnen de inkomsten uit het pgb in mindering worden gebracht op de desbetreffende uitkering. Dit is een aangelegenheid van het UWV, de SVB of de Belastingdienst. Wij wijzen inwoners er slechts op dat zij inkomsten uit pgb dienen door te geven aan de desbetreffende uitkeringsinstantie en aangifte moeten doen van inkomsten bij de Belastingdienst.
In zowel de Jeugdwet als de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Onderdeel van deze toegangsprocedure is het gesprek tussen de gemeente Epe en de inwoner en zijn mantelzorger of (eventuele) vertegenwoordiger. Tijdens dit gesprek worden de mogelijkheden om te kiezen voor een verstrekking in de vorm van een pgb en de gevolgen van deze keuze toegelicht. In het ondersteuningsplan of gezinsplan geeft de inwoner vervolgens gemotiveerd aan van welke hulpverleners hij gebruik wil maken, het vervoer dat hij evt. wil inkopen en de fysieke goederen die hij wil aanschaffen. De inwoner dient in het ondersteuningsplan of gezinsplan ook een begroting voor de ondersteuning op te nemen. Het pgb wordt op basis van deze begroting en in overleg tussen gemeente Epe en de inwoner vastgesteld.
Gemeenten hebben de vrijheid om zelf de hoogte van het tarief voor het pgb te bepalen en om differentiatie aan te brengen. Zowel bij jeugd als volwassenen wordt voor de verschillende voorzieningen andere maximumtarieven gehanteerd. Een wettelijke eis is dat de hoogte van de tarieven voor het pgb toereikend moeten zijn. Dit betekent dat:
Het pgb de aanvrager in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort ook echt te kunnen ‘inkopen’.
De tarieven in ieder geval een situatie dienen te realiseren, waarbij de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en dat deze persoon zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Als er met een pgb formele hulp wordt ingeschakeld dan bedraagt het pgb maximaal 100% van de kostprijs van de goedkoopst vergelijkbare individuele maatwerkvoorziening in natura. Dit is ook het maximum uurtarief dat mag worden gedeclareerd. Eventuele meerkosten worden door de inwoner zelf betaald. De tarieven voor zorg in natura zijn vastgelegd in de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo, de raamovereenkomst individuele voorzieningen Jeugd en de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en beschermd wonen GGZ.
Als een informele hulp de ondersteuning levert dan geldt een lager uurtarief, namelijk 75% van het zorg in natura tarief met een maximum van € 20,- per uur (individueel) en maximaal € 30,- per etmaal (kortdurend verblijf). Zie voor de tarieven ook bijlage IV.
9. Regels voor de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik of ten onrechte ontvangen pgb
Trekkingsrecht Sociale verzekeringsbank (SVB)
In de Wmo 2015 en in de Jeugdwet is voor pgb’s het trekkingsrecht via de SVB als verplichting vastgelegd. De gemeente maakt het pgb-bedrag niet rechtstreeks over op de rekening van de inwoner, maar op de rekening van de SVB. Hiermee wordt beoogd om misbruik en oneigenlijk gebruik van pgb’s tegen te gaan en daarmee de houdbaarheid van het pgb te vergroten.
Pgb-houders krijgen van te voren te horen of de wijze waarop zij hun pgb willen inzetten ook daadwerkelijk mag. Gemeenten zijn verantwoordelijk om van te voren te toetsen of de zorg die de pgb-houder in wil kopen, zorginhoudelijk juist is en te bepalen of de zorg binnen het gemeentelijke domein valt. Het gesprek met de pgb-houder is samen met het ondersteuningsplan of gezinsplan een belangrijk instrument om afspraken te maken over het bevorderen van de zelfredzaamheid en de participatie. Er mag dus niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden c.q. tot aanschaf van de voorziening worden overgegaan c.q. gestart worden met de uitvoering van de ondersteuning waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente.
De gemeente Epe wil op de volgende wijze het oneigenlijk gebruik en misbruik van pgb’s tegengaan:
Op grond van de Jeugdwet en Wmo heeft de gemeente het trekkingsrecht ingevoerd. De SVB vraagt de zorgovereenkomst(en) op bij de pgb-houder en controleert op arbeidsrechtelijke aspecten. De gemeente maakt het pgb-bedrag daarnaast rechtstreeks over aan de SVB. De SVB verzorgt de betalingen aan de zorgverlener(s). Hierdoor vindt direct controle op betalingen plaats;
Terugvordering achteraf wordt voorkomen. De gemeente toetst alle (arbeids)overeenkomsten die pgb-houders sluiten, voordat betaling aan de hulpverlener plaatsvindt, zorginhoudelijk aan het ondersteuningsplan of gezinsplan. De gemeente kan wel achteraf om aanvullende informatie vragen als hier aanleiding voor is;
Op basis van de bestandsanalyse worden controles uitgevoerd. De budgethouder moet het pgb kunnen verantwoorden. Dit betekent dat de budgethouder op basis van een schriftelijke overeenkomst en urenregistratie moet kunnen aantonen welke pgb zorg is ingekocht. Wanneer de budgethouder dit niet kan verantwoorden, moet deze (een deel van) het pgb aan de gemeente terugbetalen. De budgethouder moet gedurende 5 jaar na uitbetaling van het pgb rekening houden met een steekproefsgewijze controle van de besteding van het budget. De hiervoor van belang zijnde stukken moet de budgethouder daarom beschikbaar houden.
De gemeente vindt het van belang dat ook informele hulp kwalitatief goed is. Als er twijfels zijn bij de kwaliteit van de zorg die middels een pgb wordt geleverd (bijvoorbeeld bij informele hulp) is het daarom mogelijk om een derde in te schakelen die door middel van onderzoek beoordeelt of de kwaliteit voldoende is.
Bij de beoordeling van een pgb voor informele hulp voor dagbesteding betrekt de gemeente de overwegingen van lid 2, 3 en lid 4 van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015. In het gesprek met de inwoner kan worden geconcludeerd dat de kwaliteit van de geleverde dagbesteding niet voldoende is om het doel te bereiken waarvoor het pgb wordt verstrekt. De aanvraag voor een pgb kan dan worden afgewezen.
Een zorgverlener kan ook optreden als bewindvoerder, mentor, curator of vertegenwoordiger van een pgb-budgethouder. Deze situaties worden wel goed bekeken,omdat het vaak wenselijk is dat rollen gescheiden zijn, omdat er anders belangenverstrengeling optreed. In bepaalde situaties is het wel wenselijk dat deze rollen door 1 en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk: in geval van ouders of partners. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.
Voor maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo is een landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage regeling van toepassing. De maximale eigen bijdrage is door het Rijk vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In de gemeente Epe wordt de maximum gestelde eigen bijdrage gehanteerd. De eigen bijdrage is afhankelijk van onder andere: zorggebruik, leeftijd, samenstelling van het huishouden en het inkomen en vermogen.
De normbijdrage, zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, bedraagt bij lage inkomens maximaal € 19,40 voor een alleenstaande en maximaal € 27,60 voor gehuwden per periode van vier weken.
De eigen bijdrage voor de Wmo wordt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) geïnd en valt onder een anti-cumulatie bepaling. Deze bepaling houdt in dat de stapeling van de eigen bijdragen samen nooit meer kan zijn dan de maximum gestelde eigen bijdrage.
De gemeente Epe heeft de volgende zaken uitgesloten voor de eigen bijdrage:
11. Citeertitel en inwerkingtreding
Epe, 15 november 2016
Burgemeester en wethouders van Epe,
de burgemeester, Ir. H. van der Hoeve
de secretaris mw. C. Kats
Bijlage I Achtergrond Persoonsgebonden budget
Het pgb bestaat zo’n 20 jaar. In de loop van de jaren is het aantal mensen met een pgb sterk gestegen, vooral bij de functie begeleiding en bij de jeugdigen. Hiermee komt de financiële houdbaarheid van het pgb binnen de Awbz onder druk te staan. Dit terwijl de hulp die de pgb-houder met het pgb inkoopt vaak goedkoper is dan zorg in natura. Pgb-houders geven ongeveer een kwart minder uit dan wanneer zij zorg in natura zouden gebruiken. Het onderstaande figuur illustreert de omvangrijke stijging van het gebruik van een pgb in de Wmo en de Awbz vanaf 1998. Fraude en oneigenlijk gebruik spelen bij deze stijging een rol, evenals de aanzuigende werking van de pgb-regeling op mensen die geen beroep op zorg zouden doen als er alleen zorg in natura voorhanden zou zijn. Hiervoor zijn verschillende redenen. Cliënten kiezen voor een pgb omdat: de zorg in natura niet (direct) beschikbaar, de kwaliteit ervan ontoereikend is, of de gewenste zorgvorm niet bestaat. Met een pgb is het mogelijk de zorg te laten draaien om het leven, in plaats van het leven om de zorg en de omgeving actiever in het zorgproces te betrekken. Onder andere door betaling van mantelzorgers. Betaling maakt het voor mantelzorgers mogelijk om meer tijd beschikbaar te stellen.
Figuur 1 Aantal pgb-houders 1995-2006
De afgelopen jaren is op verschillende wijzen geprobeerd grip te krijgen op de pgb-uitgaven. In juli 2010 is het pgb door het kabinet onhoudbaar verklaard en zijn tot 1 januari 2011 geen nieuwe pgb-houders toegelaten: ‘pgb-stop’. Een andere maatregel per 1 januari 2012, is dat een cliënt minimaal een indicatie van 10 uur zorg moet hebben om in aanmerking te komen voor een pgb. Later verviel deze maatregel voor bestaande pgb-houders weer. Ook bij het vormgeven van de nieuwe Wmo en Jeugdwet per 2015 is lang onduidelijk geweest of het pgb blijft bestaan. En wanneer deze toch zou blijven bestaan of gemeenten zelf mochten beslissen wanneer zij een pgb aanbieden (‘kan-bepaling’) of dat het pgb onder strikte voorwaarden een recht bleef, zoals nu in de Jeugdwet en Wmo per 2015 is opgenomen. De afgelopen periode ging gepaard met veel onduidelijkheid en onzekerheid voor pgb-houders en hun hulpen.
Inmiddels is een koers richting een solide pgb-regeling ingezet. Ontwikkelingen die effectief bleken binnen de Awbz zijn: een ondersteuningsplan of gezinsplan, materiële controles en het afleggen van huisbezoeken. De wijzigingen in de Wmo en de Jeugdwet zijn een volgende stap om de continuïteit van het pgb te kunnen garanderen. De regering wil de nadelen binnen de huidige situatie tegengaan, zonder de voordelen van het pgb teniet te doen. Dit kan door een lokale aanpak, waarbij gemeenten meer verantwoordelijkheid krijgen om het pgb-beleid af te stemmen op de lokale behoeften.
Bijlage II Wettelijk kader persoonsgebonden budget
De Wmo 2015 en Jeugdwet bevatten een aantal kaders met betrekking tot het pgb:
• Keuzevrijheid: Als een cliënt (dan wel zijn ouders in geval van een jeugdige) dit wenst, verstrekt de gemeente een pgb die hem in staat stelt ondersteuning die tot de individuele voorziening (Jeugd) dan wel maatwerkvoorziening (Wmo) behoort van derden te betrekken.
• Voorwaarden: Een pgb wordt verstrekt als:
een cliënt (dan wel zijn ouders) naar het oordeel van de gemeente op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
• Informele hulp: Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden wat betreft het
tarief de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt ondersteuning kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociaal netwerk (informele hulp).
• Meerkosten zelf betalen: Het pgb kan worden geweigerd voor zover de kosten van het betrekken van de ondersteuning via een pgb hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening/maatwerkvoorziening in natura. Een cliënt kan in dat geval eventueel zelf de aanvullende kosten bijleggen.
• Geen pgb: Verder is in de Jeugdwet opgenomen dat geen pgb verstrekt hoeft te worden als het gaat om een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of een jeugdige is opgenomen in een gesloten accommodatie.
• Kwaliteit: Daarnaast staat in beide wetsvoorstellen aan welke kwaliteitseisen de ondersteuning moet voldoen (o.a. veilig, doeltreffend en cliëntgericht).
• Overgangsrecht: Zowel in de Jeugdwet als de Wmo is een overgangsperiode van maximaal 1 jaar of 5 jaar voor beschermd wonen opgenomen voor cliënten die ondersteuning gebruiken die per 2015 overkomt naar de gemeente. Dit overgangsrecht geldt ook voor cliënten die zelf hun ondersteuning organiseren via een pgb en voor Wmo cliënten die nu een pgb voor Wmo-huishoudelijke hulp ontvangen. Voor alle doelgroepen waarvoor het overgangsrecht van toepassing is, geldt dat in goed overleg en met instemming van de cliënt altijd eerder tot een nieuw arrangement kan worden overgegaan.
• Van netto naar bruto pgb: Indien er sprake is van een op te leggen eigen bijdrage dan zal deze worden geïnd door het CAK (Centraal Administratie Kantoor). Op deze wijze is de anticumulatie geregeld, en betaalt een cliënt voor alle individuele (maatwerk) voorzieningen samen nooit meer dan haalbaar is op grond van zijn inkomen. Bij de huidige Awbz-pgb houders wordt de eigen bijdrage nog vooraf op het pgb ingehouden (netto pgb).
• Trekkingsrecht SVB: Verder is relevant dat landelijk per 2015 bij het pgb een model van trekkingsrechten wordt gehanteerd. Hierbij krijgen pgb-houders geen geld meer op de rekening. In plaats daarvan geven zij aan wie hen welke ondersteuning verleent. Nadat de ondersteuning is geleverd wordt tot uitbetaling aan de hulp overgegaan (tot een maximum van het pgb-bedrag). Voor de uitbetaling aan de hulp en enkele bijkomende administratieve zaken worden gemeenten wettelijk verplicht de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in te schakelen. De SVB zal ook de (arbeids-)overeenkomsten die pgb-houders afsluiten toetsen op arbeidsrechtelijke aspecten.
Bijlage III Wijzigingen persoonsgebonden budget voor en na 2015
Wijzigingen persoonsgebonden budget voor en na 2015
Bijlage IV Tarieven Wmo en Jeugdwet 2016
Maximum uurtarief Wmo & Jeugdwet
De maximum pgb-tarieven Wmo voor formele hulpen zijn per 2015 gekoppeld aan de in natura-tarieven. Wanneer de pgb-houder kiest voor een duurdere voorziening dan de goedkoopst compenserende oplossing betaalt de pgb-houder het meerdere zelf bij. Het maximum uurtarief voor een informele hulp is gesteld op 75% van het zorg in natura tarief met een maximum van € 20,- per uur.
Mensen met een indicatie voor Verblijf krijgen binnen de Awbz zorg toegekend in de vorm van een zorgzwaartepakket, het zogenoemde ZZP. Met een pgb-ZZP kan de pgb-houder thuis blijven wonen. Het pgb-ZZP is er speciaal voor mensen die thuis willen blijven wonen of willen wonen in kleinschalige woonvormen, eigen woning/ aanleunwoning, geclusterde woningen, kleinschalig wonen in groepsverband, Thomashuizen of andere huizen van particulier initiatief. Zij worden niet overgeheveld naar de gemeente, ondanks het afschaffen van de lagere ZZP’s bij nieuwe indicaties en herindicaties. Bewoners met een laag ZZP (1,2 en 3) mogen blijven wonen in het huis van hun keuze en vallen onder de Wet langdurige zorg. Alleen voor de ZZP's GGZ geldt dit niet (Beschermd wonen). Zij worden wel overgeheveld naar de gemeenten. Pgb-houders met een laag ZZP en die niet woonachtig zijn in een wooninitiatief worden wel overgeheveld naar de gemeente en ontvangen na het overgangsjaar het pgb, evenals de andere pgb-houders, in bekostigingseenheden.
Spoedopvang Verpleging & Verzorging en Gehandicaptenzorg (maximaal 8 weken, bedrag is inclusief hulpverlening) | |||
Beschut wonen Verpleging & Verzorging en Gehandicaptenzorg, component wonen |
Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De jeugdhulp kan evenwel zonder de toestemming van die ouders of de voogd worden verleend, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te
voorkomen, alsmede indien de betrokkene ook na de weigering van de toestemming, de verrichting weloverwogen blijft wensen.
In het geval waarin een betrokkene van zestien jaar of ouder niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden door de jeugdhulpverlener en een persoon als bedoeld in artikel 7.3.14, tweede of derde lid, de kennelijke opvattingen van de
betrokkene, geuit in schriftelijke vorm toen deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was en inhoudende een weigering van toestemming als bedoeld in het eerste lid, opgevolgd. De jeugdhulpverlener kan hiervan afwijken indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, is bekwaam tot het verlenen van toestemming voor de verlening van jeugdhulp ten behoeve van zichzelf, alsmede tot het verrichten van rechtshandelingen die daarmee onmiddellijk verband houden.
De minderjarige is aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiendeverbintenissen, onverminderd de verplichting van zijn ouders tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding.
In op die verlening van jeugdhulp betrekking hebbende aangelegenheden is de minderjarige bekwaam in en buiten rechte op te treden.