Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Borsele 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Borsele 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Externe bijlage | Bijlage financiële verordening 2017 gemeente Borsele |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 01-12-2016 Gemeenteblad, d.d. 12-12-2016, nr. 172677 | raadsvoorstel dd. 01-12-2016, nr. B11 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Planning & controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college van de jaarstukken, de kadernota, de programmarapportage, de (meerjaren)begroting en de budgetrapportage. Dit betreft het jaarlijkse planningsoverzicht van het college voor de raad. Daarmee heeft de raad inzicht in de data waarop de onderscheiden stukken worden aangeboden en ter vaststelling kunnen worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.
Dit artikel regelt de inrichting van de programmabegroting en de jaarstukken. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad besluiten nemen tot wijziging van de begroting.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn, in aanvulling op het BBV, bepalingen opgenomen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. Deze dienen qua opzet gelijk te zijn. Het college geeft de raad inzicht door in de begroting en de jaarrekening per programma een overzicht op te nemen van de beleidsproducten met daarbij de verschillende ramingen. Indien naar oordeel van het college wijziging van de productindeling nodig is, kan het college dit naar eigen inzicht doen. Wel dient de raad hierover geïnformeerd te worden. In de begroting en de jaarstukken wordt dit expliciet gemeld. Uiteraard dienen de budgetregels in acht genomen te worden.
Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productrealisatie ingedeeld naar programma’s. Tevens wordt bij de begroting en de jaarrekening een overzicht gepresenteerd met de indeling naar de verplichte taakvelden.Wijzigingen worden bij de begroting expliciet en met redenen gemeld;
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven;
De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen op grond van de BBV ook een overzicht voor reserves en voorzieningen. Op voorstel van het college besluit de raad specifieke paragrafen toe te voegen aan de begroting en de jaarstukken. Deze gelden voor de gehele raadsperiode of de duur waarvoor deze nodig worden geacht. In de jaarstukken legt het college in elke paragraaf verantwoording af over het gevoerde beleid;
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen het op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd;
Het college is bevoegd om binnen een programma budgetten te verschuiven zolang het totaal der baten of het totaal der lasten van het programma niet wijzigt. Uitgezonderd zijn incidentele lasten waartegenover een incidentele bate van derden staat voor dezelfde gemeentelijke last (bv. bijdrage andere gemeente in gezamenlijke kosten organisatie van een activiteit zoals een woonbeurs).
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodiek en termijnen. Binnen de gemeente geldt het criterium dat de afschrijvingsmethodiek en termijn van een actief economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Immers indien dit wordt nagelaten is er geen betrouwbaar beeld van de jaarrekening. De richtlijnen zijn als volgt geformuleerd:
voor het afschrijven van materiele vaste activa worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de bijlage. Er wordt geen langere afschrijvingsduur vastgesteld dan de technische, economische en/of functionele levensduur van dat object rechtvaardigt. Er wordt een kortere afschrijvingsduur toegepast bij aanpassingen in al bestaande materiele vaste activa. De afschrijvingsduur is nooit langer dan de afschrijvingsduur bij de eerste investering;
afschrijving vindt niet eerder plaats dan nadat het desbetreffende actief in gebruik is genomen. Als het actief in het eerste halfjaar in exploitatie is genomen, wordt er afgeschreven met ingang van dat desbetreffende jaar. Ligt die datum in het tweede halfjaar, dan wordt afgeschreven met ingang van het daarop volgende jaar.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Bij dit artikel is onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke aanslagen en heffingen die het karakter van bulkheffingen hebben en overige vorderingen:
Artikel 11. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt een systeem van kostenberekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten (het zogenaamde overheadpercentage);
Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de ingebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldings- beleid;
Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Het rentepercentages (omslagrente) voor deze vergoeding wordt bij de behandeling van de kadernota of begroting voor het desbetreffende jaar vastgesteld;
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenministe de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen.
Artikel 14. Financieringsfunctie
Het college stelt beleidsregels op voor het verstrekken van gemeentegaranties. Het college informeert de raad in elk geval vooraf, en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, bij het verstrekken van gemeentegaranties boven de € 50.000.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:
Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:
Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad ten ministe eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhouds- niveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota wordt (naast de verplichte onderdelen in artikel 16 van het BBV) aandacht besteed aan:
Bij de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- en winstverwachtingen, de verwerving en verkoop van gronden.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de regelmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijks interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijking neemt het college maatregelen tot herstel.