Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatbesluit college aan DPG, tevens aanwijzingsbesluit college van DPG gemeenschappelijke regeling GGDrU |
Citeertitel | Mandaat- en aanwijzingsbesluit college - DPG GGDrU |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4 Gemeenschappelijke regeling GGDrU, afdeling 10.1.1 Algemene wet bestuursrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-05-2017 | mandaat advisering bij vrijstelling leerplicht toegevoegd | 21-03-2017 | BWV17.0083 | ||
03-12-2016 | 20-05-2017 | nieuwe regeling | 27-09-2016 | BWV16.0279 |
Gelet op artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling GGDrU en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten besloten tot vaststelling van het volgende besluit:
MANDAATBESLUIT COLLEGE AAN DPG, TEVENS AANWIJZINGSBESLUIT COLLEGE VAN DPG GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGDrU
Artikel 5 Uitvoering van het mandaat
Het algemeen bestuur stemt schriftelijk in met de verlening van dit mandaat aan de Directeur Publieke Gezondheid door kennisgeving daarvan aan het college van burgemeester en wethouders voordat de Directeur Publieke Gezondheid het mandaat uitvoert dan wel doet uitvoeren.
Artikel 6 Wijze van ondertekening
Een op grond van dit mandaat genomen besluit wordt door de (onder)gemandateerde ondertekend met de vermelding “Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, namens het college, [naam en aanduiding functie]”.
Tot de bevoegdheid tot het nemen van de besluiten als bedoeld in artikel 1 van het Mandaat- en aanwijzingsbesluit college - DPG GGDrU behoren de bevoegdheden zoals geregeld in de navolgende wettelijke bepalingen:
De GGDrU voert diverse taken voor de deelnemende gemeenten uit. Dat gebeurt deels rechtstreeks op grond van de bepalingen uit de Wet Publieke Gezondheid, en deels op verzoek van de colleges van burgemeester en wethouder van de deelnemende gemeenten aan de Gemeenschappelijke Regeling GGDrU.
Het doel van dit besluit is om de Directeur Publieke Gezondheid GGDrU (Directeur) via eenduidige besluiten van alle deelnemende colleges steeds rechtsgeldig besluiten te kunnen laten nemen, met inbegrip van de daartoe strekkende feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Deze eenduidigheid is wenselijk voor alle door de Directeur te nemen besluiten: zowel met betrekking tot de taken die voor alle gemeenten worden uitgevoerd, als voor de taken die aanvullend door de colleges met instemming van de GGDRU aan haar worden opgedragen.
De colleges verlenen elk mandaat aan de Directeur voor het nemen van besluiten (lid 1). De colleges geven de Directeur opdracht tot het uitoefenen van de in bijlage bij het mandaatbesluit genoemde besluiten. De taken worden onder verantwoordelijkheid van de colleges uitgevoerd. Om ieder misverstand te voorkomen is expliciet aangegeven dat het mandaat voor de Directeur zowel de bevoegdheid tot het nemen van het besluit als het ondertekenen daarvan betreft.
In de bijlage wordt voor de desbetreffende gemeente specifiek aangegeven welke besluiten het betreft. De gemeenten beslissen individueel, maar wel steeds in overleg met de GGDrU, welke taken zij wel en niet door de GGDrU willen laten uitvoeren. Buiten de taken die voor (vrijwel) alle gemeenten worden uitgevoerd kan deze bijlage dus per deelnemende gemeente verschillen. Ook kan de bijlage voor een gemeente op enig moment worden aangepast, wanneer deze gemeente de GGDrU vraagt meer of minder taken voor haar uit te voeren.
Het gaat om de volgende taken die reeds opgedragen zijn aan de GGDrU en reeds geruime tijd worden uitgevoerd:
het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 1.46, 1.47, 2.3 en 2.4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, en de artikelen 7, 8, 13 en 14 Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (enkel betreffende de bevoegdheid tot nemen van registratiebesluiten);
Omwille van de efficiency en overzichtelijkheid van de toedeling van bevoegdheden aan de Directeur wijst het college in het tweede lid van dit artikel tevens de Directeur aan als de toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 en 2.19 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De systematiek van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen verplicht het college om de Directeur als toezichthouder aan te wijzen; het college heeft geen ruimte om een andere functionaris als toezichthouder op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan te wijzen. Om de Directeur feitelijk in staat te stellen dit toezicht voor de gemeente uit te oefenen, zal de Directeur medewerkers van de GGDrU machtigen en zo nodig mandaat geven namens hem dat toezicht uit te oefenen. Deze machtiging respectievelijk dit mandaat zal de Directeur in een separaat mandaat/machtigingsbesluit verlenen.
De Directeur krijgt de bevoegdheid om ondermandaat aan ondergeschikten te verlenen. Ook wordt verduidelijkt dat de inhoud van het mandaat alle werkzaamheden bevat die tot het nemen van de in de bijlage genoemde besluiten strekken. Daarvoor is het ook nodig om privaatrechtelijke rechtshandelingen te kunnen uitvoeren. Dat betreffen enkel die handelingen die noodzakelijk zijn om het betreffende besluit te kunnen nemen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aanschaffen van apparatuur waarmee een kinderdagverblijf geïnspecteerd kan worden.
Sommige besluiten worden van het mandaat uitgezonderd. De aanwijzing van personen is uitgezonderd, uitsluitend de Directeur kan aanwijzen. De Directeur mag het aanwijzen niet ondermandateren.
De colleges behouden zelf de bevoegdheid om de besluiten op bezwaar tegen de in mandaat genomen besluiten te nemen. In overleg met het desbetreffende college kan de GGDrU wel de voorbereiding van en advisering omtrent het te nemen besluit op bezwaar verzorgen, dus: het bieden van inhoudelijke ondersteuning aan de ambtelijk medewerker van de desbetreffende gemeente die het college vertegenwoordigt in een procedure naar aanleiding van een bezwaar of (hoger) beroep. De GGDrU verzorgt niet het horen van de bezwaarde. Dat wordt door de betreffende gemeente zelf op de eigen gebruikelijke wijze verzorgd.
Het uitgangspunt bij het uitvoeren van de gemandateerde bevoegdheden is dat de bevoegdheid in lijn met het beleid van het betreffende college wordt uitgeoefend. Het college kan ter verduidelijking ook instructies verlenen voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Over de inhoud van die instructies moet tussen alle betrokkenen overeenstemming zijn. Die instructies zijn bij voorkeur schriftelijk om daarover geen onduidelijkheid te laten bestaan. Dat kan alleen in geval van een spoedeisende situatie anders gebeuren.