Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Verordening Wet inburgering gemeente Delft

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Delft
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Delft
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artt 8, 19 lid 5, 23 lid 3, 35 Wet inburgering

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200727-01-2014Nieuwe regeling

29-03-2007

Stadskrant Delft1 april 2007

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Delft

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 februari 2007,

Gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

Overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatie- verstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

b e s l u i t :

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet inburgering

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt;

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college kan bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen onder andere gebruik maken van de volgende middelen:

    • a.

      een gemeentelijk informatiepunt;

    • b.

      de website van de gemeente Delft;

    • c.

      publicaties in de regionale pers;

    • d.

      individuele informatieverstrekking;

  • 3.

    Het college beoordeelt de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad via het beleidsverslag, zoals genoemd in artikel 13 van deze verordening.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden.

  • 2.

    Voor de groepen inburgeringsplichtigen in lid 1 worden de criteria periodiek, maar tenminste één keer per vier jaar, benoemd en vastgelegd door de gemeenteraad middels het beleidsplan, zoals genoemd in artikel 12 van deze verordening.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, extra onderdelen bevatten.

Artikel 5 Opleggen van verplichtingen

  • 1.

    Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

    • b.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • e.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

    • f.

      overige verplichtingen, die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede uit de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet kan in termijnen worden betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening het aantal en de hoogte van de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat aan de inburgeringsplichtige een premie ter hoogte van de eigen bijdrage wordt verstrekt.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste tot en met het derde lid.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

  • 1.

    Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

    • b.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

    • c.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • d.

      de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • e.

      de termijnen ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 afstemming van de hoogte van de boete

De hoogte van de boete en de recidive zoals bedoeld in de artikelen 10 en 11, wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van betrokkene. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt twintig procent van de geldende bijstandsnorm gedurende één maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden, als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan het maximale bedrag, zoals genoemd in artikel 34 onder a van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt twintig procent van de geldende bijstandsnorm gedurende één maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden, als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan het maximale bedrag, zoals genoemd in artikel 34 onder b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder c van de wet, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt honderd procent van de geldende bijstandsnorm gedurende één maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan het maximale bedrag, zoals genoemd in artikel 34 onder a van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt honderd procent van de geldende bijstandsnorm gedurende één maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan het maximale bedrag, zoals genoemd in artikel 34 onder b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder d indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Beleidsplan en beleidsverslag

Artikel 12 Beleidsplan

  • 1.

    Periodiek, maar tenminste één keer per vier jaar, wordt door het college een beleidsplan aan de raad ter vaststelling aangeboden, waarin in elk geval de navolgende onderwerpen aan de orde komen:

    • a.

      de aard, de omvang en het financiële kader van de in enig jaar aan te bieden voorzieningen;

    • b.

      de criteria op basis waarvan het college bij voorrang doelgroepen aanwijst die een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden.

Artikel 13 Beleidsverslag

Periodiek, maar tenminste één keer per vier jaar, wordt door het college een beleidsverslag ter vaststelling aan de raad aangeboden, waarin wordt gerapporteerd over de wijze waarop en de mate waarin de Wet inburgering ten uitvoer is gebracht.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 14 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: verordening Wet inburgering gemeente Delft.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 maart 2007.

Bekendgemaakt 1 april 2007.

burgemeester

mr. drs. G.A.A.Verkerk

griffier

drs. Y. van Delft

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de Wi gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 Wi).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).

Ad 1. Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 Wi bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Ad 2. Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, Wi).

Het college is verplichtdirect een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtige nieuwkomers en aan nieuwkomers die werkzaam zijn als geestelijk bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi). Het college is daarnaast verplicht op een nader te bepalen tijdstip een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtige oudkomers en aan oudkomers die geestelijk bedienaar zijn.

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

De Wi draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).

Ad 3. Het vaststellen van de bedragen van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad. De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan op allerlei manieren worden vormgegeven.

In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, Wi bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

In dit artikel draagt de gemeenteraad het college op om vast te stellen aan welke van bovengenoemde twee groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgerings- voorziening kan worden aangeboden. Hiertoe stelt de gemeenteraad via een beleidsplan de kaders vast hoe het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen.

Bij voorrang betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, Wi). Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden.

Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 Wi).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, Wi). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkdeel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. In het beleidsplan wordt het maximaal aantal termijnen vastgesteld waarin de inburgeringsplichtige de eigen bijdrage moet betalen. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Het opleggen van een eigen bijdrage kan een drempel betekenen voor het aanvaarden van het gemeentelijke aanbod. De wet biedt het college echter geen mogelijkheden om van het opleggen van de eigen bijdrage af te zien. In dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om inburgeringsplichtigen een premie te verstrekken.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Indien een inburgeringsplichtige het aanbod niet accepteert ligt het voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 Wi waarmee de inburgeringstermijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald. In dat geval kan de gemeente de inburgeringsplichtige actief handhaven door middel van boetes bij het niet verschijnen of niet meewerken aan bijvoorbeeld voortgangsgesprekken en een boete indien de vastgestelde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald niet wordt nageleefd.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de datum opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgerings- voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend.

Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Artikel 9 Afstemming van de hoogte van de boete

Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij zonodig ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt afgezien als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Te denken valt aan situaties waarbij de inburgeringsplichtige door overmacht niet in staat is geweest een of meer verplichtingen op grond van deze wet en/of verordening na te komen.

De afstemming geldt zowel voor de eerste oplegging als bedoeld in artikel 10, als voor de recidive als bedoeld in artikel 11

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd, welke op de peildatum 1 januari 2007 neerkomen op:

  • 1.

    € 250,- voor het verlenen van geen of onvoldoende medewerking aan het inburgeringsonderzoek, zoals bedoeld in artikel 25, vierde lid Wi;

  • 2.

    € 500,- voor het verlenen van geen of onvoldoende medewerking aan de uitvoering van de vastgestelde inburgeringsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid Wi, of de krachtens artikel 23, derde lid Wi, gestelde regels m.b.t. de inning van de eigen bijdrage;

  • 3.

    € 500,- voor het niet naleven van de wettelijke inburgeringstermijn zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid Wi, of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet verlengde termijn;

In dit artikel wordt bij de berekening van de hoogte van de bestuurlijke boete uitgegaan van de feitelijk van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hieronder wordt verstaan: de wettelijke norm, inclusief gemeentelijke toeslag of verlaging en inclusief vakantietoeslag.

De hoogte van de opgelegde boete wordt steeds begrensd door het van toepassing zijnde wettelijke maximum uit artikel 34 WI.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete in het kader van de Wi als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Om te garanderen dat inburgeringsplichtigen zonder bijstandsuitkering dezelfde sanctie krijgen als inburgeringsplichtigen met een bijstandsuitkering, is er voor gekozen de hoogte van de verschillende boetes zoveel mogelijk gelijk te stellen aan het bedrag van de verlaging van de bijstand zoals geregeld in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding binnen twaalf maanden een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is.

De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd, welke op de peildatum 1 januari 2007 neerkomen op:

  • 1.

    € 250,- voor het verlenen van geen of onvoldoende medewerking aan het inburgeringsonderzoek, zoals bedoeld in artikel 25, vierde lid Wi;

  • 2.

    € 500,- voor het verlenen van geen of onvoldoende medewerking aan de uitvoering van de vastgestelde inburgeringsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid Wi, of de krachtens artikel 23, derde lid Wi, gestelde regels m.b.t. de inning van de eigen bijdrage;

  • 3.

    € 1000,- voor het niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 Wi gestelde inburgeringstermijnen.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 11 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, Wi). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Artikel 12 Beleidsplan

Er is gekozen voor een periodiek door de raad vast te stellen beleidsplan. In dit beleidsplan wordt vastgelegd binnen welke kaders het college uitvoering geeft aan de Wi. Er wordt genoemd welke onderwerpen in het beleidsplan verder worden uitgewerkt, het betreft hier geen limitatieve opsomming.

De gemeente kan middels het beleidsplan of in de begroting een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het ontbreken van financiële middelen kan reden zijn om af te zien van een aanbod aan de doelgroepen, zoals bedoeld in artikel 3, aan wie het college een inburgeringsvoorziening kan aanbieden. Dit geldt niet voor de doelgroepen aan wie de gemeente verplicht is een voorziening aan te bieden (asielgerechtigde nieuw- en oudkomers en geestelijk bedienaren). De gemeente dient in dat geval na te gaan welke andere of goedkopere alternatieven beschikbaar zijn, waar naartoe kan worden uitgeweken.

Het college zal binnen de in het beleidsplan gestelde kaders gedurende een aantal jaren doelgroepen moeten kunnen aanwijzen die bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Op dit moment is er geen duidelijk zicht op de precieze omvang van deze doelgroepen. Te strenge criteria kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. Middels het beleidsplan wordt voorkomen dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Tevens kan de raad de ontwikkelingen rond de inburgering op deze manier op de voet volgen en controleren of met het door het college vastgestelde beleid sprake is van een evenwichtige verdeling van aandacht, voorzieningen en financiën over de verschillende prioritaire doelgroepen en subdoelgroepen.

Artikel 13 Beleidsverslag

Door periodiek verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad over de resultaten van eerder voorgenomen beleid, ontstaat een voortdurend toetsingskader van de effecten van beleid en kan waar nodig tijdig worden bijgesteld, verruimd of juist beperkt, al naar gelang de uitkomsten.

Artikel 14 bevoegdheid college

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.