Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels voor subsidies bij voorschoolse educatie Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017 |
Citeertitel | Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018.
Deze regeling vervangt de Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2016.
Algemene Subsidieverordening 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2016 | 21-09-2017 | nieuwe regeling | 22-11-2016 | . |
Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;
gelezen de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Wet op het primair onderwijs, Handhavingsbeleid Kinderopvang Gemeente Amersfoort 2012, de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en het “Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs” – gepubliceerd op 10 oktober 2016;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening 2015 van de gemeente Amersfoort;
vast te stellen de volgende regeling:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2 Doel van de regeling
Het verstrekken van de subsidie heeft primair tot doel te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige voorschoolse educatie voor VVE-geïndiceerde kinderen. Kwalitatief hoogwaardig betekent ook voldoende voorzieningen in aantal en met voldoende spreiding over de stad.
Aanvullend heeft het verstrekken van subsidie tot doel om voorschoolse educatie toegankelijk te maken voor niet VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.
Het college kan, na kennisneming van het advies van de adviescommissie overeenkomstig artikel 7 lid 6, een maximum stellen aan de te verlenen subsidie uit de gerealiseerde aantallen blijkt dat de subsidieplafonds uit het voorgaande lid overschreden gaan worden. In dat geval verdeelt het college de beschikbare kindplaatsen naar rato van de gerealiseerde kindplaatsen.
Artikel 5 Beoordelingscriteria en verdeelregels
Aanvragen worden op basis van het beleidsplan op kwaliteit beoordeeld. In het beleidsplan dient de aanvrager voor wat betreft het VVE aanbod in te gaan op onderwerpen uit bijlage 5 van het Toezichtskader:
De voorschool behaalt met haar peuters resultaten voor taal en rekenen die ten minste in overeenstemming zijn met de gestelde doelen. De voorschool gaat na of de peuters goed zijn toegerust voor de basisschool. De peuters behalen daarnaast sociale competenties en motorische vaardigheden op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de gestelde doelen.
Artikel 11 Verantwoording en subsidievaststelling
Vóór 1 april 2018 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in met gebruikmaking van het formulier "Aanvraag vaststelling subsidie voorschoolse educatie". De aanvraag gaat vergezeld van een beleidsverslag, een financieel verslag en een jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar.
De eigen bijdrage die de subsidieontvanger bij ouders in rekening mag brengen voor een kindplaats is ten hoogste:
voor de ouders van een VVE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag:
een bijdrage die overeenkomt met de eigen bijdrage die ouders betalen voor de opvang van kinderen in de zin van hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang, op het moment dat een maximale kinderopvangtoeslag op grond van een algemene maatregel van bestuur in kosten kinderopvang wordt ontvangen;
De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10 en artikel 13 van de Algemene Subsidieverordening 2015 van gemeente Amersfoort – geweigerd, indien:
Het college kan van de bepalingen in deze subsidieregeling afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Tabel Ouderbijdrage niet VVE-geïndiceerd kind waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag
Toelichting bij de Subsidieregeling Voorschoolse Educatie Amersfoort 2017
Veel peuters groeien van huis uit niet op in een taalrijke omgeving. Deze kinderen beginnen daarom met een taalachterstand aan de basisschool. Het blijkt moeilijk om die taalachterstand dan nog in te halen. Deze kinderen stromen vervolgens door naar lagere niveaus van het voortgezet onderwijs en hebben uiteindelijk een grotere kans om zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt te komen. Een gestructureerde en intensieve aanpak op zeer jonge leeftijd kan deze achterstanden voorkomen. Voorschoolse educatie is daarvoor bedoeld.
Voorschoolse educatie is een verantwoordelijkheid van het college op grond van artikel 166 van de Wet op het Primair Onderwijs. Meer specifiek dient het college zorg te dragen voor voldoende voorzieningen waar kinderen met een risico op een taalachterstand deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie. De voorschoolse educatie moet ten minste voldoen aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: ‘de Wet kinderopvang’) en het daarop gebaseerde Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Ter uitvoering van deze wettelijke bepalingen stelt het college van Amersfoort de Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort (hierna: ‘ Subsidieregeling’) vast.
Uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie naar de uitvoering van de VVE in Amersfoort blijkt dat die uitvoering goed op orde is. Van de 13 indicatoren die de inspecties heeft onderzocht zijn er 6 op het niveau “voorbeeld voor anderen”, 5 zijn er “voldoende”en twee behoeven nog verbetering. Deze resultaten leiden er toe dat in deze subsidieregeling meer verbreding wordt gezocht van verdieping. Verbreding in die zin dat drempels voor het aanbieden van VVE zoveel mogelijk worden weggenomen zodat meer instellingen van deze subsidieregeling gebruik kunnen maken. Daarnaast overweegt het college begin 2017 een aparte regeling in het leven te roepen waardoor kinderopvang organisaties subsidie kunnen krijgen voor een kwaliteitsimpuls. Het bleek juridisch niet mogelijk dit aspect in deze regeling op te nemen. Subsidie voor een kwaliteitsimpuls zal uiteraard alleen verleend worden als daarvoor in het verleden niet eerder subsidie is verleend.
Deze Subsidieregeling heeft betrekking op 2017. Het jaar 2017 is opnieuw een overgangsjaar omdat op Rijksniveau een nieuwe verdeelsleutel wordt ontwikkeld voor verdeling van de gelden voor het gemeentelijk onderwijs achterstanden beleid. Op hoofdlijnen is deze regeling hetzelfde als de regeling voor 2016. Voor zo ver er veranderingen zijn gaat het om:
In het hiernavolgende wordt de Subsidieregeling (artikelsgewijs) toegelicht.
In artikel 1 zijn de omschrijvingen opgenomen van begrippen die in de Subsidieregeling worden gehanteerd. Enkele begrippen worden in de navolgende artikelen verder uitgewerkt, bijvoorbeeld de samenstelling en werkwijze van de adviescommissie.
Artikel 2 bevat kernachtig weergegeven het doel van de regeling. Het college voldoet met de Subsidieregeling aan de wettelijke verplichtingen om zorg te dragen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar kinderen (2,5 tot 4 jaar) met het risico op een achterstand in de Nederlandse taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie in een veilige omgeving. Dit is het primaire doel van de Subsidieregeling waarbij geldt dat de subsidie er ook toe strekt de voorschoolse educatie op een hoger kwaliteitsniveau te brengen dan wettelijk is voorgeschreven door aanvullende eisen te stellen.
Aanvullend heeft de regeling tot doel om ouders van niet VVE-geïndiceerde kinderen die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, de mogelijkheid te bieden hun kinderen te laten participeren in voorschoolse educatie.
Het eerste lid van dit artikel verwijst naar de formele kwaliteitscriteria waaraan moet worden voldaan. Deze kwaliteitseisen die de onderwijsinspectie voor 2017 hanteert zijn via deze link te vinden op de website van de Inspectie van het Onderwijs http://www.onderwijsinspectie.nl.
Het “Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het primair onderwijs en voorschoolse educatie” omschrijft de criteria die de onderwijsinspectie gebruikt om te toetsen of aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Het gaat voor VVE met name om hoofdstuk 11.4 en de bijlagen 4 en 5 van dit onderzoekskader. Als gemeente kiezen we er voor gebruik te maken van dit Toezichtskader en ontwikkelen dus niet een eigen kader om te toetsen of en hoe aan de wetgeving wordt voldaan.
Het tweede tot en met het vijfde lid omvat een aantal eisen (aanvullend op het Toezichtskader) die door de gemeente Amersfoort aan de te subsidiëren activiteit worden stelt.
Met het oog op die doorgaande lijn wordt in sub a verplicht gesteld om te werken met een erkend VVE-programma.
Onder relevante HBO-opleiding in sub b wordt verstaan een opleiding gericht op de ontwikkeling en opvoeding van het jonge kind, wij denken hierbij aan pabo of pedagogiek.
De hbo'er kan worden ingezet als:
Het bedrag dat beschikbaar is voor subsidie op grond van de Subsidieregeling is beperkt. Om die reden is in het tweede lid een subsidieplafond opgenomen waarbij tevens een begrotingsvoorbehoud is gemaakt.
In het derde lid is de wijze van subsidieverlening uitgewerkt. Er wordt per kindplaats per jaar subsidie verstrekt die als volgt is gedifferentieerd naar categorie;
voor een kindplaats die wordt bezet door een niet VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt een bedrag van € 1.100 aan subsidie verleend. Voor deze categorie geldt een – binnen het totale subsidieplafond van € 2, mnl. – een eigen subsidieplafond van € 302.500. Dat komt neer op maximaal 275 kindplaatsen.
De achtergrond van de verschillende bedragen kan als volgt worden toegelicht.
Voor de kinderen in de eerste categorie geldt dat wanneer deze gebruik maken van kinderopvang in een kindercentrum hiervoor wordt betaald door de ouders (die hiervoor vanwege het Rijk een kinderopvang toeslag ontvangen). Hieruit kan het kindercentrum exploitatiekosten voldoen. De subsidie die voor deze kindplaatsen wordt verleend, strekt er slechts toe bij te dragen aan de kosten die moeten worden gemaakt voor het verzorgen van (kwalitatief hoogwaardige) voorschoolse educatie.
Voor kinderen uit de tweede categorie worden aan de ouders geen middelen beschikbaar gesteld vanwege het Rijk in de vorm van een kinderopvangtoeslag. Om die reden is het bedrag dat per kindplaats wordt verstrekt hoger; de subsidieontvanger zal de subsidie gebruiken voor het verzorgen van de voorschoolse educatie maar ook voor andere kosten die worden gemaakt voor de opvang van deze kinderen.
Kinderen uit de derde categorie zijn niet geïndiceerd voor voorschoolse educatie. Het college hecht er evenwel aan om ouders van niet VVE-geïndiceerde kinderen, die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, te stimuleren hun kind te laten participeren in voorschoolse voorzieningen.
De bijdrage die voor deze kindplaatsen beschikbaar wordt gesteld is beperkt. Daar staat tegenover dat de omvang van de hiervoor te verzorgen voorschoolse educatie ook beperkt is (zie artikel 3, vierde lid).
Om de toegankelijkheid van de voorschoolse educatie te waarborgen gelden voor de subsidieontvanger beperkingen ten aanzien van de mogelijkheden om eigen bijdragen te vragen van ouders (zie artikel 12).
Het doel van artikel 4 lid 4 is te voorkomen dat er meer subsidie moet worden uitbetaald dan het totale bedrag dat daarvoor beschikbaar is. Omdat de subsidie per kindplaats wordt betaald wordt ieder kwartaal de balans opgemaakt van het aantal tot dan toe bezette kindplaatsen. Als uit die cijfers blijkt dat het subsidieplafond overschreden gaat worden kan het college alsnog beslissen per kinderopvang organisatie een maximum te stellen aan het aantal te subsidiëren kinderen. Dat maximum zal dan worden bepaald naar rato van de tot dan toe gerealiseerde kindplaatsen.
De subsidieaanvragen worden door een adviescommissie beoordeeld op de negen inhoudelijke criteria uit het toetsingkader. Ieder criterium kan maximaal 10 punten krijgen. Er is dus een punten totaal mogelijk van 90 punten. Aanvragen die minder dan 50 punten scoren wijst het college af.
Artikel 6 regelt samenstelling, werkwijze en taken van de adviescommissie. Om de objectiviteit zo veel mogelijk te waarborgen is in de adviescommissie ook een externe deskundige opgenomen. Deze persoon dient deskundig te zijn op het gebied van VVE maar tegelijk niet op een andere manier betrokken te zijn met de uitvoering van VVE in Amersfoort.
In het zesde lid is geregeld dat de adviescommissie na 1 januari 2017 de besteding van de VVE middelen per kwartaal evalueert en, aan de hand daarvan, het college kan adviseren tot het instellen van een maximaal aantal kindplaatsen per categorie per kinderopvang organisatie. Zie verder hiervoor de toelichting op artikel 4 lid 4.
In het eerste lid is voorgeschreven dat de aanvraag uiterlijk op 16 december 2016 moet worden ingediend met gebruikmaking van het daarvoor opgestelde formulier dat is te vinden op de website van de gemeente Amersfoort.
Artikel 4 lid 2 onder e geeft aan dat er een integriteitverklaring in de vorm van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vereist is. Dit is belangrijk omdat het gaat om werken met een kwetsbare doelgroep. Een VOG kan worden afgegeven aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen. Het gaat hier dus om de rechtspersoon van de aanvrager. Rechtspersonen kunnen een VOG aanvragen via https://www.justis.nl/producten/vog/. Naar aanleiding van de aanvraag doet Justis dan onderzoek naar het justitiële verleden van de rechtspersoon.
Indien het college gebruik zou maken van de mogelijkheid die artikel 8 lid 4 biedt, namelijk de subsidie te verlenen ná uiterlijk 23 december 2016, dan zal ook dan de subsidie verleend worden voor alle bezette kindplaatsen in het kalenderjaar 2017.
Dit artikel geeft de verlichtingen aan waaraan een subsidieontvanger moet voldoen.
De jaarlijkse monitoring, als bedoeld in lid 3, staat los van de controle door de GGD en de beoordeling door de inspectie. Deze monitoring heeft tot doel de uitvoering van het VVE beleid diepergaand te volgen. Medewerking aan deze monitoring houdt in een open communicatie over uitvoering van toets- en observatiemethoden en het beschikbaar stellen van de toets- en observatiegegevens die daar uit voort komen.
In dit artikel wordt onder meer geregeld hoe de bevoorschotting afhangt van de gerealiseerde kindplaatsen per kwartaal.
Dit artikel bevat de bepalingen voor verantwoording en subsidievaststelling. Omdat de kinderen die een VVE-indicatie krijgen bekend zijn bij de GGD wordt in het overleg met de GGD duidelijk welke kinderen nog geen plek hebben gevonden. Anderzijds zou dan kunnen blijken dat er kinderen voor VVE aanbod zijn aangemeld waarvoor geen indicatie is verstrekt.
De Subsidieregeling strekt ertoe om voorschoolse educatie toegankelijk te maken voor zowel VVE-geïndiceerde kinderen als niet VVE-geïndiceerde kinderen. Om die reden wordt per kindplaats subsidie verstrekt. De mogelijkheden om ook ouders kosten in rekening te brengen voor kindplaatsen waarvoor subsidie wordt verkregen, is in artikel 11 beperkt. Dit strekt ertoe de toegankelijkheid van de voorschoolse educatie te waarborgen.
In lid 1 is vastgelegd dat subsidieontvangers aan ouders van VVE-geïndiceerde kinderen die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag geen aanvullende kosten (bovenop de kosten voor de kinderopvang zelf) in rekening mogen brengen voor het verzorgen van de voorschoolse educatie.
In lid 2 is vastgelegd dat subsidieontvangers aan ouders van VVE-geïndiceerde kinderen die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag maximaal in rekening mogen brengen het bedrag dat ouders betalen die maximale kinderopvangtoeslag ontvangen.
De eigen bijdrage voor ouders van kinderen die geen VVE indicatie hebben en tegelijk ook niet in aanmerking komen voor kinderopvang toeslag, is in 2017 gelijk aan de eigen bijdrage in 2016.
De bedragen voor de kinderopvangtoeslag zijn voor 2017 gewijzigd ten opzichte van de bedragen voor 2016. zie daarvoor de webite van de belastingdienst.
De weigeringsgronden kunnen ook van toepassing zijn tijdens de periode dat subsidie wordt verstrekt. Als bijvoorbeeld zou blijken dat medewerkers van een kinderopvangorganisatie niet beschikken over een persoonlijke VOG verklaring, kan verdere subsidie op grond daarvan geweigerd worden.
In artikel 16 wordt geregeld dat de subsidieregeling voorschoolse educatie 2016 van kracht blijven voor instellingen die op grond van die regeling subsidie hebben gekregen.