Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels voor subsidies bij voorschoolse educatie Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels voor subsidies bij voorschoolse educatie Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017
CiteertitelSubsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018.

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-201621-09-2017nieuwe regeling

22-11-2016

Gemeenteblad 2016, 165633

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017

Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;

 

gelezen de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Wet op het primair onderwijs, Handhavingsbeleid Kinderopvang Gemeente Amersfoort 2012, de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en het “Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs” – gepubliceerd op 10 oktober 2016;

 

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening 2015 van de gemeente Amersfoort;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende regeling:

 

SUBSIDIEREGELING VOORSCHOOLSE EDUCATIE AMERSFOORT 2017

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    Aanvrager: de houder van een kindercentrum die een aanvraag indient op grond van deze subsidieregeling.

  • b)

    Adviescommissie: commissie die aan het college advies uitbrengt over de subsidieaanvraag.

  • c)

    Beleidsplan: een door de aanvrager op te stellen plan van aanpak waarin wordt beschreven op welke wijze de aanvrager de gesubsidieerde activiteit gaat verrichten.

  • d)

    Beroepskracht voorschoolse educatie: een persoon als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet kinderopvang.

  • e)

    College: college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Amersfoort.

  • f)

    Gecertificeerde beroepskracht voorschoolse educatie: een beroepskracht als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang en andere daarop van toepassing zijnde wettelijke bepalingen.

  • g)

    Gemengde VVE- groep: VVE- groep die bestaat uit VVE- geïndiceerde kinderen en niet VVE-geïndiceerde kinderen.

  • h)

    Hbo’er: Een medewerker die een relevante, op het kind gerichte HBO-opleiding heeft afgerond.

  • i)

    Houder: de exploitant van een kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet kinderopvang en andere daarop van toepassing zijnde wettelijke bepalingen..

  • j)

    Kindercentrum: een voorziening als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet kinderopvang en andere daarop van toepassing zijnde wettelijke bepalingen.

  • k)

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als in artikel 1.1, lid 1, van de Wet kinderopvang en andere daarop van toepassing zijnde wettelijke bepalingen.

  • l)

    Kindplaats: voorschoolse educatievoorziening in een kindercentrum, per kind per jaar.

  • m)

    Kindvolgsysteem: een registratiesysteem waarin ten minste wordt opgenomen de reden van VVE-indicatie door de GGD bij aanvang. Tegelijk moet het kindvolgsysteem voldoen aan de criteria uit het Toetsingskader.

  • n)

    Niet VVE-geïndiceerd kind: kind in de leeftijdscategorie van 2½ tot 4 jaar die van de GGD geen VVE-indicatie heeft gekregen.

  • o)

    Ouder: de persoon als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet kinderopvang.

  • p)

    Toezichtskader: “Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs” – gepubliceerd op 10 oktober 2016;

  • q)

    VVE-geïndiceerd kind: kind in de leeftijdscategorie van 2½ tot 4 jaar dat van de GGD een VVE-indicatie heeft gekregen.

  • r)

    VVE-groep: groep van maximaal 16 kinderen van 2½ tot 4 jaar waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden. De groep bestaat uit VVE-geïndiceerde kinderen én kinderen zonder VVE-indicatie.

  • s)

    VVE-programma: Een erkend integraal programma dat in het kader van VVE-beleid wordt uitgevoerd en is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

  • t)

    Voorschoolse educatie: uitvoering van een VVE-programma waarbij ten minste wordt voldaan aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en de kwaliteitscriteria uit het Toezichtskader.

  • u)

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie.

  • v)

    Wet kinderopvang: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Artikel 2 Doel van de regeling

Het verstrekken van de subsidie heeft primair tot doel te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige voorschoolse educatie voor VVE-geïndiceerde kinderen. Kwalitatief hoogwaardig betekent ook voldoende voorzieningen in aantal en met voldoende spreiding over de stad.

Aanvullend heeft het verstrekken van subsidie tot doel om voorschoolse educatie toegankelijk te maken voor niet VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze regeling moet worden voldaan aan:

    • a)

      de wetgeving voor de kinderopvang;

    • b)

      de kwaliteitseisen die de onderwijsinspectie hanteert voor voorschoolse educatie zoals opgenomen in het Toezichtskader;

  • 2.

    Subsidie wordt verleend per kindplaats in Amersfoort, die wordt bezet door:

    • a)

      een VVE-geïndiceerd kind;

    • b)

      een niet VVE-geïndiceerd kind waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 2 sub a dient het kindcentrum ten minste 40 weken per jaar voorschoolse educatie aan te bieden. Het gaat dan per week om een aanbod van tenminste 10 uur verdeeld over ten minste 2 dagen.

  • 4.

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 2 sub b dient ten minste 40 weken per jaar voorschoolse educatie in gemengde VVE- groepen te worden aangeboden. Het gaat dan per week om een aanbod van tenminste 5 uur.

  • 5.

    De gesubsidieerde activiteit dient te voldoen aan de volgende eisen:

    • a)

      er dient gebruik te worden gemaakt van een erkend VVE programma;

    • b)

      het kindcentrum verzorgt een VVE aanbod voor tenminste 10 VVE-geïndiceerde kinderen.

    • c)

      op elke VVE-groep dient ten minste 4 uur per week een HBO-er met een relevante opleiding te worden ingezet.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond voor VVE vast.

  • 2.

    Het totale beschikbare bedrag dat onder de aanvragers kan worden verdeeld bedraagt voor 2017 € 2.600.000, onder voorbehoud van verstrekking van deze middelen door de gemeenteraad.

  • 3.

    Het bedrag, genoemd in het lid 2, wordt verdeeld over de volgende categorieën:

    • a)

      € 1.700,- per kindplaats, die is bezet door een VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • b)

      € 4.500,- per kindplaats, die is bezet door een VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • c)

      € 1.100,- per kindplaats, die is bezet door een niet VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, met een maximum van € 302.500,- (maximaal 275 kindplaatsen).

  • 4.

    Het college kan, na kennisneming van het advies van de adviescommissie overeenkomstig artikel 7 lid 6, een maximum stellen aan de te verlenen subsidie uit de gerealiseerde aantallen blijkt dat de subsidieplafonds uit het voorgaande lid overschreden gaan worden. In dat geval verdeelt het college de beschikbare kindplaatsen naar rato van de gerealiseerde kindplaatsen.

Artikel 5 Beoordelingscriteria en verdeelregels

  • 1.

    Aanvragen worden op basis van het beleidsplan op kwaliteit beoordeeld. In het beleidsplan dient de aanvrager voor wat betreft het VVE aanbod in te gaan op onderwerpen uit bijlage 5 van het Toezichtskader:

    • a)

      Aanbod;

      Het aanbod bereidt de peuters voor op de basisschool

    • b)

      Zicht op ontwikkeling

      De voorschool volgt de ontwikkeling van haar peuters zodanig dat zij een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen

    • c)

      Pedagogisch - educatief handelen

      Het pedagogisch - educatief handelen van de pedagogisch medewerkers stelt peuters in staat tot spelend leren en ontwikkelen

    • d)

      (Extra) ondersteuning

      Peuters die dat nodig hebben ontvangen extra aanbod, ondersteuning en begeleiding

    • e)

      Samenwerking

      De voorschool werkt samen met relevante partners

    • f)

      Ontwikkelingsresultaten

      De voorschool behaalt met haar peuters resultaten voor taal en rekenen die ten minste in overeenstemming zijn met de gestelde doelen. De voorschool gaat na of de peuters goed zijn toegerust voor de basisschool. De peuters behalen daarnaast sociale competenties en motorische vaardigheden op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de gestelde doelen.

    • g)

      Kwaliteitszorg

      De voorschool heeft vanuit haar maatschappelijke opdracht doelen geformuleerd. Zij evalueert regelmatig en systematisch de realisatie van de doelen en verbetert op basis daarvan de voorschoolse educatie.

    • h)

      Kwaliteitscultuur

      De voorschool heeft een heldere structuur, kent een professionele kwaliteitscultuur en functioneert transparant en integer.

    • i)

      Verantwoording en dialoog

      De voorschool legt intern en extern toegankelijk en betrouwbaar verantwoording af over ambities, doelen en resultaten en voert daarover actief een dialoog.

  • 2.

    De adviescommissie beoordeelt het beleidsplan aan de hand van de criteria a t/m i uit het voorgaande lid.

  • 3.

    Ieder criterium wordt gewaardeerd met een cijfer:

    • a)

      voldoet niet en wordt naar verwachting ook niet gerealiseerd in 2017 = 0

    • b)

      voldoet niet (geheel) maar kan naar verwachting wel gerealiseerd worden in 2017 = 5

    • c)

      voldoet = 10”.

  • 4.

    De beoordelingen worden per aanvraag opgeteld.

  • 5.

    Het college wijst aanvragen af die volgens dit artikel lager scoren dan 50 punten;

Artikel 6 Adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt ten behoeve van deze subsidieregeling een adviescommissie in die bestaat uit:

    • a)

      twee ambtenaren van de gemeente Amersfoort deskundig op het gebied van VVE

    • b)

      één externe deskundige op het gebied van VVE.

  • 2.

    De in de adviescommissie zittende leden hebben geen persoonlijk en zakelijk belang bij de beoordeling.

  • 3.

    De adviescommissie kent de beoordelingen toe op basis van unanimiteit.

  • 4.

    De adviescommissie evalueert de benutting van de voor 2017 beschikbare middelen als bedoeld in artikel 4 lid 4. Deze evaluatie vindt plaats aan de hand van de opgaven van gerealiseerde kindplaatsen per kwartaal. De evaluatie kan resulteren in een advies aan het college.

Artikel 7 Indieningtermijn aanvraag en gegevens aanvraag

  • 1.

    De subsidieaanvraag dient uiterlijk op 16 december 2016 te worden ingediend met gebruikmaking van het formulier "Aanvraag subsidie voorschoolse educatie 2017".

  • 2.

    Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende stukken:

    • a)

      het volledig ingevulde aanvraagformulier zoals bedoeld in het lid 1;

    • b)

      een beleidsplan dat niet meer dan 10 pagina’s bevat (A4 – enkelzijdig);

    • c)

      een prognose van de verwachte bezetting van kindplaatsen over heel 2017, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4. Deze prognose wordt uitgesplitst per kwartaal;

    • d)

      een kopie van de meest recente oprichtingsakte of statuten en een actueel uittreksel uit het handelsregister;

    • e)

      een verklaring omtrent het gedrag voor de rechtspersoon van de aanvrager.

  • 3.

    Het college kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de aanvrager om nadere informatie verzoeken.

  • 4.

    De aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het college redelijkerwijs tot een besluit kan komen.

  • 5.

    Een onvolledige of niet tijdig ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen, met inachtneming van de hersteltermijn zoals bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht .

Artikel 8 Procedure aanvraag

  • 1.

    De adviescommissie adviseert met inachtneming van het bepaalde in deze subsidieregeling.

  • 2.

    Het college besluit over de aanvragen na kennisneming van het advies van de adviescommissie.

  • 3.

    Uiterlijk op 23 december 2016 stelt het college de aanvrager schriftelijk van zijn besluit in kennis. Het advies wordt met de subsidiebeschikking meegezonden. Wanneer het college afwijkt van het advies van de adviescommissie, wordt dit in het besluit gemotiveerd.

  • 4.

    Indien de beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening niet uiterlijk op 23 december2016 kan worden gegeven, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij de termijn waarbinnen de beschikking tegemoet gezien kan worden.

  • 5.

    Tijdens de behandeling van een aanvraag wordt over de voortgang daarvan geen inhoudelijke informatie verstrekt.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1.

    Voorafgaand aan ieder kwartaal – voor de eerste keer in december 2016 – geeft iedere subsidieontvanger een prognose van de verwachte bezetting van kindplaatsen, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4;

  • 2.

    Aan het eind van ieder kwartaal – voor de eerste keer eind maart 2017 - levert iedere subsidieontvanger een overzicht van de gerealiseerde bezetting van kindplaatsen, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4;

  • 3.

    Een subsidieontvanger verleent medewerking aan de jaarlijkse Amersfoortse VVE-monitor.

  • 4.

    Een subsidieontvanger wisselt gegevens uit met de GGD over de kinderen die van de GGD een VVE-indicatie hebben gekregen en maakt gebruik van een kindvolgsysteem.

  • 5.

    Een subsidieontvanger maakt gebruik van door de gemeente beschikbaar gestelde formulieren voor - onder meer – de overdracht van peuters naar het primair onderwijs.

  • 6.

    Een subsidieontvanger voert het VVE-programma uit overeenkomstig zijn aanvraag en het daarbij horende beleidsplan.

  • 7.

    De eigen bijdragen die een subsidieontvanger bij de ouders in rekening brengt is niet hoger dan de bedragen genoemd in artikel 12.

  • 8.

    Het college kan bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op de onderwerpen genoemd in artikel 6, lid 1.

Artikel 10 Subsidieverlening en voorschotten

  • 1.

    Subsidie wordt aan een kindcentrum per bezette kindplaats verleend.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend voor het kalenderjaar 2017.

  • 3.

    In het eerste kwartaal 2017 wordt een voorschot betaald op basis van de prognose voor dat kwartaal;

  • 4.

    In de volgende kwartalen van 2017 wordt per kwartaal een voorschot betaald uitgaande van de prognose voor dat kwartaal en gecorrigeerd met de gerealiseerde kindplaatsen in het kwartaal daarvoor;

  • 5.

    Het college kan met de subsidieontvanger een andere wijze van bevoorschotting overeen komen.

Artikel 11 Verantwoording en subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt achteraf voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld door:

    • a)

      met elkaar te vermenigvuldigen:

      • i)

        Het aantal gedurende een heel 2017 of, wanneer het een deel van 2017 is voor dat deel naar rato, bezette kindplaatsen onderscheiden naar de drie categorieën bedoeld in artikel 4, lid 3, sub a, b en c;

      • ii)

        Het in artikel 4, lid 3, per onderscheidenlijke categorie genoemde bedrag per kindplaats

    • b)

      de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen bij elkaar op te tellen.

  • 3.

    Vóór 1 april 2018 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in met gebruikmaking van het formulier "Aanvraag vaststelling subsidie voorschoolse educatie". De aanvraag gaat vergezeld van een beleidsverslag, een financieel verslag en een jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 4.

    Het beleidsverslag bevat in ieder geval een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het beleidsplan als bedoeld in artikel 5, lid 1.

  • 5.

    Het college kan ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.

  • 6.

    Het college geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Artikel 12 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage die de subsidieontvanger bij ouders in rekening mag brengen voor een kindplaats is ten hoogste:

  • 1.

    voor de ouders van een VVE-geïndiceerd kind die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag:

    nihil;

  • 2.

    voor de ouders van een VVE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag:

    een bijdrage die overeenkomt met de eigen bijdrage die ouders betalen voor de opvang van kinderen in de zin van hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang, op het moment dat een maximale kinderopvangtoeslag op grond van een algemene maatregel van bestuur in kosten kinderopvang wordt ontvangen;

  • 3.

    voor de ouders van een niet VVE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag:

    een bijdrage overeenkomstig de in Bijlage bij deze subsidieregeling opgenomen tabel.

Artikel 13 Weigeringsgronden

De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10 en artikel 13 van de Algemene Subsidieverordening 2015 van gemeente Amersfoort – geweigerd, indien:

  • a.

    de aanvrager al eerder een aanvraag op grond van deze Subsidieregeling heeft ingediend;

  • b.

    de aanvraag alleen betrekking heeft op niet VVE-geïndiceerde kinderen;

  • c.

    de aanvrager niet is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • d.

    de aanvrager niet werkt volgens de Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • e.

    de aanvrager niet een formeel document kan overleggen waaruit blijkt dat een verklaring omtrent het gedrag voor alle (huidige en toekomstige) medewerkers een voorwaarde is om werkzaam te kunnen zijn voor/bij de aanvrager.

  • f.

    de aanvrager de subsidie op grond van deze regeling voor andere activiteiten gebruikt dan de subsidiabele activiteiten genoemd in artikel 3.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze subsidieregeling afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De subsidieregeling ‘Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2016’ wordt ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsbepaling

De bepalingen van de subsidieregeling bedoeld in artikel 17, lid 2, blijven van toepassing op de subsidies die op basis van die subsidieregeling zijn verleend.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017.

BIJLAGE

Tabel Ouderbijdrage niet VVE-geïndiceerd kind waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag

 

 

Toetsingsinkomen

 

Maximale bijdrage per uur

€ 18.000,00

€ 1,20

€ 18.001,00

€ 30.000,00

€ 1,60

€ 30.001,00

€ 50.000,00

€ 2,65

€ 50.001,00

€ 75.000,00

€ 3,95

€ 75.001,00

€ 6,40

 

Toelichting bij de Subsidieregeling Voorschoolse Educatie Amersfoort 2017

Inleiding

Veel peuters groeien van huis uit niet op in een taalrijke omgeving. Deze kinderen beginnen daarom met een taalachterstand aan de basisschool. Het blijkt moeilijk om die taalachterstand dan nog in te halen. Deze kinderen stromen vervolgens door naar lagere niveaus van het voortgezet onderwijs en hebben uiteindelijk een grotere kans om zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt te komen. Een gestructureerde en intensieve aanpak op zeer jonge leeftijd kan deze achterstanden voorkomen. Voorschoolse educatie is daarvoor bedoeld.

 

Voorschoolse educatie is een verantwoordelijkheid van het college op grond van artikel 166 van de Wet op het Primair Onderwijs. Meer specifiek dient het college zorg te dragen voor voldoende voorzieningen waar kinderen met een risico op een taalachterstand deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie. De voorschoolse educatie moet ten minste voldoen aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: ‘de Wet kinderopvang’) en het daarop gebaseerde Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Ter uitvoering van deze wettelijke bepalingen stelt het college van Amersfoort de Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort (hierna: ‘ Subsidieregeling’) vast.

 

Uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie naar de uitvoering van de VVE in Amersfoort blijkt dat die uitvoering goed op orde is. Van de 13 indicatoren die de inspecties heeft onderzocht zijn er 6 op het niveau “voorbeeld voor anderen”, 5 zijn er “voldoende”en twee behoeven nog verbetering. Deze resultaten leiden er toe dat in deze subsidieregeling meer verbreding wordt gezocht van verdieping. Verbreding in die zin dat drempels voor het aanbieden van VVE zoveel mogelijk worden weggenomen zodat meer instellingen van deze subsidieregeling gebruik kunnen maken. Daarnaast overweegt het college begin 2017 een aparte regeling in het leven te roepen waardoor kinderopvang organisaties subsidie kunnen krijgen voor een kwaliteitsimpuls. Het bleek juridisch niet mogelijk dit aspect in deze regeling op te nemen. Subsidie voor een kwaliteitsimpuls zal uiteraard alleen verleend worden als daarvoor in het verleden niet eerder subsidie is verleend.

 

Deze Subsidieregeling heeft betrekking op 2017. Het jaar 2017 is opnieuw een overgangsjaar omdat op Rijksniveau een nieuwe verdeelsleutel wordt ontwikkeld voor verdeling van de gelden voor het gemeentelijk onderwijs achterstanden beleid. Op hoofdlijnen is deze regeling hetzelfde als de regeling voor 2016. Voor zo ver er veranderingen zijn gaat het om:

  • a.

    de vereisten voor de kinderopvang organisaties zijn beperkt tot de eisen die zijn gesteld vanuit de landelijke wetgeving en het daarop gebaseerde Toezichtskader van de onderwijsinspectie. Dit is gedaan om zo veel mogelijk kinderopvang organisaties de mogelijkheid te bieden in te schrijven.

  • b.

    het minimum aantal waarvoor subsidie kan worden aangevraagd is verlaagd van 30 naar 10. Ook dat is gedaan om de regeling voor meer organisaties toegankelijk te maken.

  

In het hiernavolgende wordt de Subsidieregeling (artikelsgewijs) toegelicht.

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

Artikel 1

In artikel 1 zijn de omschrijvingen opgenomen van begrippen die in de Subsidieregeling worden gehanteerd. Enkele begrippen worden in de navolgende artikelen verder uitgewerkt, bijvoorbeeld de samenstelling en werkwijze van de adviescommissie.

 

Artikel 2

Artikel 2 bevat kernachtig weergegeven het doel van de regeling. Het college voldoet met de Subsidieregeling aan de wettelijke verplichtingen om zorg te dragen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar kinderen (2,5 tot 4 jaar) met het risico op een achterstand in de Nederlandse taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie in een veilige omgeving. Dit is het primaire doel van de Subsidieregeling waarbij geldt dat de subsidie er ook toe strekt de voorschoolse educatie op een hoger kwaliteitsniveau te brengen dan wettelijk is voorgeschreven door aanvullende eisen te stellen.

 

Aanvullend heeft de regeling tot doel om ouders van niet VVE-geïndiceerde kinderen die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, de mogelijkheid te bieden hun kinderen te laten participeren in voorschoolse educatie.

 

Artikel 3

Het eerste lid van dit artikel verwijst naar de formele kwaliteitscriteria waaraan moet worden voldaan. Deze kwaliteitseisen die de onderwijsinspectie voor 2017 hanteert zijn via deze link te vinden op de website van de Inspectie van het Onderwijs http://www.onderwijsinspectie.nl.

Het “Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het primair onderwijs en voorschoolse educatie” omschrijft de criteria die de onderwijsinspectie gebruikt om te toetsen of aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Het gaat voor VVE met name om hoofdstuk 11.4 en de bijlagen 4 en 5 van dit onderzoekskader. Als gemeente kiezen we er voor gebruik te maken van dit Toezichtskader en ontwikkelen dus niet een eigen kader om te toetsen of en hoe aan de wetgeving wordt voldaan.

 

Het tweede tot en met het vijfde lid omvat een aantal eisen (aanvullend op het Toezichtskader) die door de gemeente Amersfoort aan de te subsidiëren activiteit worden stelt.

Met het oog op die doorgaande lijn wordt in sub a verplicht gesteld om te werken met een erkend VVE-programma.

Onder relevante HBO-opleiding in sub b wordt verstaan een opleiding gericht op de ontwikkeling en opvoeding van het jonge kind, wij denken hierbij aan pabo of pedagogiek.

 

De hbo'er kan worden ingezet als:

  • medewerker op de groep;

  • ondersteuner, dat wil zeggen als intern begeleider, zorgcoördinator, (ortho)pedagoog of logopedist;

  • voor het coachen en begeleiden van de pedagogisch medewerkers op de werkvloer. De hbo'er als coach is dan regelmatig aanwezig op een VVE-groep om de pedagogisch medewerker te ondersteunen bij het realiseren van een VVE-aanbod van hoge kwaliteit.

 

Artikel 4

Het bedrag dat beschikbaar is voor subsidie op grond van de Subsidieregeling is beperkt. Om die reden is in het tweede lid een subsidieplafond opgenomen waarbij tevens een begrotingsvoorbehoud is gemaakt.

In het derde lid is de wijze van subsidieverlening uitgewerkt. Er wordt per kindplaats per jaar subsidie verstrekt die als volgt is gedifferentieerd naar categorie;

  • a)

    voor een kindplaats die wordt bezet door een VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt een bedrag van € 1.700 aan subsidie verleend;

  • b)

    voor een kindplaats die wordt bezet door een VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt een bedrag van € 4.500 aan subsidie verleend; en

  • c)

    voor een kindplaats die wordt bezet door een niet VVE-geïndiceerd kind waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt een bedrag van € 1.100 aan subsidie verleend. Voor deze categorie geldt een – binnen het totale subsidieplafond van € 2, mnl. – een eigen subsidieplafond van € 302.500. Dat komt neer op maximaal 275 kindplaatsen.

 

De achtergrond van de verschillende bedragen kan als volgt worden toegelicht.

Voor de kinderen in de eerste categorie geldt dat wanneer deze gebruik maken van kinderopvang in een kindercentrum hiervoor wordt betaald door de ouders (die hiervoor vanwege het Rijk een kinderopvang toeslag ontvangen). Hieruit kan het kindercentrum exploitatiekosten voldoen. De subsidie die voor deze kindplaatsen wordt verleend, strekt er slechts toe bij te dragen aan de kosten die moeten worden gemaakt voor het verzorgen van (kwalitatief hoogwaardige) voorschoolse educatie.

Voor kinderen uit de tweede categorie worden aan de ouders geen middelen beschikbaar gesteld vanwege het Rijk in de vorm van een kinderopvangtoeslag. Om die reden is het bedrag dat per kindplaats wordt verstrekt hoger; de subsidieontvanger zal de subsidie gebruiken voor het verzorgen van de voorschoolse educatie maar ook voor andere kosten die worden gemaakt voor de opvang van deze kinderen.

Kinderen uit de derde categorie zijn niet geïndiceerd voor voorschoolse educatie. Het college hecht er evenwel aan om ouders van niet VVE-geïndiceerde kinderen, die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, te stimuleren hun kind te laten participeren in voorschoolse voorzieningen.

De bijdrage die voor deze kindplaatsen beschikbaar wordt gesteld is beperkt. Daar staat tegenover dat de omvang van de hiervoor te verzorgen voorschoolse educatie ook beperkt is (zie artikel 3, vierde lid).

Om de toegankelijkheid van de voorschoolse educatie te waarborgen gelden voor de subsidieontvanger beperkingen ten aanzien van de mogelijkheden om eigen bijdragen te vragen van ouders (zie artikel 12).

 

Het doel van artikel 4 lid 4 is te voorkomen dat er meer subsidie moet worden uitbetaald dan het totale bedrag dat daarvoor beschikbaar is. Omdat de subsidie per kindplaats wordt betaald wordt ieder kwartaal de balans opgemaakt van het aantal tot dan toe bezette kindplaatsen. Als uit die cijfers blijkt dat het subsidieplafond overschreden gaat worden kan het college alsnog beslissen per kinderopvang organisatie een maximum te stellen aan het aantal te subsidiëren kinderen. Dat maximum zal dan worden bepaald naar rato van de tot dan toe gerealiseerde kindplaatsen.

 

Artikel 5

De subsidieaanvragen worden door een adviescommissie beoordeeld op de negen inhoudelijke criteria uit het toetsingkader. Ieder criterium kan maximaal 10 punten krijgen. Er is dus een punten totaal mogelijk van 90 punten. Aanvragen die minder dan 50 punten scoren wijst het college af.

 

Artikel 6

Artikel 6 regelt samenstelling, werkwijze en taken van de adviescommissie. Om de objectiviteit zo veel mogelijk te waarborgen is in de adviescommissie ook een externe deskundige opgenomen. Deze persoon dient deskundig te zijn op het gebied van VVE maar tegelijk niet op een andere manier betrokken te zijn met de uitvoering van VVE in Amersfoort.

 

In het zesde lid is geregeld dat de adviescommissie na 1 januari 2017 de besteding van de VVE middelen per kwartaal evalueert en, aan de hand daarvan, het college kan adviseren tot het instellen van een maximaal aantal kindplaatsen per categorie per kinderopvang organisatie. Zie verder hiervoor de toelichting op artikel 4 lid 4.

 

Artikel 7

In het eerste lid is voorgeschreven dat de aanvraag uiterlijk op 16 december 2016 moet worden ingediend met gebruikmaking van het daarvoor opgestelde formulier dat is te vinden op de website van de gemeente Amersfoort.

Artikel 4 lid 2 onder e geeft aan dat er een integriteitverklaring in de vorm van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vereist is. Dit is belangrijk omdat het gaat om werken met een kwetsbare doelgroep. Een VOG kan worden afgegeven aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen. Het gaat hier dus om de rechtspersoon van de aanvrager. Rechtspersonen kunnen een VOG aanvragen via https://www.justis.nl/producten/vog/. Naar aanleiding van de aanvraag doet Justis dan onderzoek naar het justitiële verleden van de rechtspersoon.

 

Artikel 8

Indien het college gebruik zou maken van de mogelijkheid die artikel 8 lid 4 biedt, namelijk de subsidie te verlenen ná uiterlijk 23 december 2016, dan zal ook dan de subsidie verleend worden voor alle bezette kindplaatsen in het kalenderjaar 2017.

 

Artikel 9

Dit artikel geeft de verlichtingen aan waaraan een subsidieontvanger moet voldoen.

 

De jaarlijkse monitoring, als bedoeld in lid 3, staat los van de controle door de GGD en de beoordeling door de inspectie. Deze monitoring heeft tot doel de uitvoering van het VVE beleid diepergaand te volgen. Medewerking aan deze monitoring houdt in een open communicatie over uitvoering van toets- en observatiemethoden en het beschikbaar stellen van de toets- en observatiegegevens die daar uit voort komen.

   

Artikel 10

In dit artikel wordt onder meer geregeld hoe de bevoorschotting afhangt van de gerealiseerde kindplaatsen per kwartaal.

 

Artikel 11

Dit artikel bevat de bepalingen voor verantwoording en subsidievaststelling. Omdat de kinderen die een VVE-indicatie krijgen bekend zijn bij de GGD wordt in het overleg met de GGD duidelijk welke kinderen nog geen plek hebben gevonden. Anderzijds zou dan kunnen blijken dat er kinderen voor VVE aanbod zijn aangemeld waarvoor geen indicatie is verstrekt.

 

Artikel 12

De Subsidieregeling strekt ertoe om voorschoolse educatie toegankelijk te maken voor zowel VVE-geïndiceerde kinderen als niet VVE-geïndiceerde kinderen. Om die reden wordt per kindplaats subsidie verstrekt. De mogelijkheden om ook ouders kosten in rekening te brengen voor kindplaatsen waarvoor subsidie wordt verkregen, is in artikel 11 beperkt. Dit strekt ertoe de toegankelijkheid van de voorschoolse educatie te waarborgen.

In lid 1 is vastgelegd dat subsidieontvangers aan ouders van VVE-geïndiceerde kinderen die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag geen aanvullende kosten (bovenop de kosten voor de kinderopvang zelf) in rekening mogen brengen voor het verzorgen van de voorschoolse educatie.

In lid 2 is vastgelegd dat subsidieontvangers aan ouders van VVE-geïndiceerde kinderen die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag maximaal in rekening mogen brengen het bedrag dat ouders betalen die maximale kinderopvangtoeslag ontvangen.

De eigen bijdrage voor ouders van kinderen die geen VVE indicatie hebben en tegelijk ook niet in aanmerking komen voor kinderopvang toeslag, is in 2017 gelijk aan de eigen bijdrage in 2016.

 

De bedragen voor de kinderopvangtoeslag zijn voor 2017 gewijzigd ten opzichte van de bedragen voor 2016. zie daarvoor de webite van de belastingdienst.

 

Artikel 13

De weigeringsgronden kunnen ook van toepassing zijn tijdens de periode dat subsidie wordt verstrekt. Als bijvoorbeeld zou blijken dat medewerkers van een kinderopvangorganisatie niet beschikken over een persoonlijke VOG verklaring, kan verdere subsidie op grond daarvan geweigerd worden.

 

Artikel 16

In artikel 16 wordt geregeld dat de subsidieregeling voorschoolse educatie 2016 van kracht blijven voor instellingen die op grond van die regeling subsidie hebben gekregen.