Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 22 november 2016 tot vaststelling van het openstellingsbesluit van de maatregel Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties, op grond van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 22 november 2016 tot vaststelling van het openstellingsbesluit van de maatregel Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties, op grond van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020
CiteertitelOpenstellingsbesluit Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, art. 1.3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-11-2016Nieuwe regeling

22-11-2016

Provinciaal Blad, 2016, 6306

1372138 (H7)

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 22 november 2016 tot vaststelling van het openstellingsbesluit van de maatregel Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties, op grond van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 1.3 van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020;

BESLUITEN

het volgende vast te stellen:

Artikel 1 Openstelling en subsidieplafond

  • 1.

    De maatregel Trainingen, workshops, ondernemers-coaching en demonstraties, zoals opgenomen in hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Subsidieregeling, voor de periode van 12 december  2016 tot en met 16 februari 2017 open te stellen voor het indienen van aanvragen.

  • 2.

    Het  subsidieplafond voor het indienen van aanvragen is € 1.000.000 waarvan € 500.000 uit provinciale middelen bestaat en € 500.000 uit ELFPO-middelen.

Artikel 2 Definities

In aanvulling op de definities in de Subsidieregeling onder 1.1, wordt in dit besluit verstaan onder:

  • 1.

    Regeling: De Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020.

  • 2.

    Beleidsdoelen: De beleidsdoelen zoals omschreven in:

    • a.

      Landbouwagenda 2014-2020: Foarutbuorkje II Lânbouaginda 2014-2020 vastgesteld april 2014;

    • b.

      Versnellingsagenda Duurzame melkveehouderij;

    • c.

      Uitvoeringsprogramma Duurzame Energie 2014-2020:

      - energiebesparing door de landbouw

      - energieopwekking door de landbouw

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties en het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers.

  • 2.

    De activiteiten moeten gericht zijn op één of meer van de hierna genoemde beleidsdoelen:

    • a.

      Bodem;

    • b.

      Biologische landbouw;

    • c.

      Sluiten van kringlopen zoals bedoeld in de beleidsdocumenten genoemd in artikel 2 lid 2 van dit besluit.

  • 3.

    Tevens moet het project bijdragen aan een of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      Verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaar-decreatie;

    • b.

      Beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent inde handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelas-tende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      Klimaatmitigatie;

    • e.

      Klimaatadaptatie;

    • f.

      Behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan degene(n) die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Regeling bevat de aanvraag om subsidie een omschrijving van de organisatie waaruit blijkt dat de organisatie beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren.

  • 2.

    Indien het voornemen is om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deel­nemers een bijdrage in rekening te brengen, dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag.

Artikel 6 Indienen van de aanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan worden ingediend bij Gedeputeerde Staten via het SNN middels een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.eu/pop3.

  • 2.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een via SNN beschikbaar gesteld projectplan format, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.1.4 van de Subsidieregeling wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project:

  • a.

    personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

  • b.

    kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

  • c.

    materiaalkosten;

  • d.

    huur van ruimten en gebruik van bijbehorende faciliteiten;

  • e.

    kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit;

  • f.

    bijdrage(n) in natura, in de vorm van onbetaalde eigen arbeid. Voor zover het gaat om het verzorgen van demonstraties.

Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Subsidieregeling zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

  • b.

    kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma’s of leergangen van het reguliere onderwijs;

  • c.

    inbreng van eigen uren door landbouwers om aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 9 Hoogte subsidie

  • 1.

    De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 350.000 voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, waarbij geen subsidie wordt verstrekt indien de na beoordeling berekende subsidie lager is dan € 150.000.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten voor de thema's zoals benoemd in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, b en e.

  • 3.

    De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten voor de thema's zoals benoemd in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, d, f en g.

  • 4.

    Indien er bij een subsidieaanvraag sprake is van een combinatie van thema's, als benoemd in artikel 3, tweede lid, geldt het percentage van het thema met het laagste subsidiepercentage zoals bepaald in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de criteria en wegingsfactoren zoals opgenomen in Bijlage 1 van dit besluit.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 van de Regeling worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    De rangschikking van projecten wordt bepaald aan de hand van een combinatie tussen het aantal toegekende punten per project en het beleidsdoel waar het project aan bijdraagt, zoals benoemd in artikel 3 lid 2. Per beleidsdoel komt de aanvraag met de meeste punten als eerste in aanmerking voor subsidie. Vervolgens wordt gekeken naar de beste nummers 2 per beleidsdoel, totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van projecten. De Adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels een rangschikking door het toekennen van punten op grond van de criteria zoals opgenomen in Bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 1.8 van de Regeling wordt subsidie geweigerd indien het project bij de weging op de selectiecriteria zoals opgenomen in Bijlage 1 minder dan 19 punten scoort;

  • 2.

    Onverminderd het vermelde in lid 1 worden projecten geweigerd, die onvoldoende of gering scoren op de selectiecriteria 'Kans op succes'' (bijlage 1 onder 2) of 'Mate van effectiviteit van de activiteit' (bijlage 1 onder 3)

  • 3.

    Subsidie wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in dit openstellingsbesluit en de Regeling.

  • 4.

    Het minimum aantal deelnemers van de te bereiken doelgroep bedraagt 50.

Artikel 12 Verplichtingen aanvrager

  • 1.

    Na afronding van de projectactiviteiten dient de subsidieaanvrager een verklaring af te geven dat het project fysiek is afgerond of dat alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer zijn gelegd. De verklaring dient te worden afgegeven in een door het SNN verstrekt format. De verklaring dient bij het verzoek tot vaststelling te worden gevoegd of op verzoek van het SNN eerder te worden overgelegd.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.23 van de Regeling kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot worden ingediend.

  • 3.

    Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken is de subsidieontvanger verplicht om bij de berekening van de prijs die aan bezoekers in rekening wordt gebracht rekening te houden met de te ontvangen subsidie.

Artikel 13 citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit wordt aangehaald als Openstellingsbesluit Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Leeuwarden, 22 november 2016

J.M. Leemhuis-Stout, voorzitter

A.J. van den Berg, secretaris

Bijlage 1 Scoretabel

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Gewogen aantal punten

Te behalen minimumscore

1

Kosteneffectiviteit

2

1 - 4

2-8

19 punten

2

Kans op succes

3

1 - 4

3-12

3

Mate van effectiviteit van de activiteit

3

1 - 4

3-12

 

1. Kosteneffectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

 

Score

1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

 

2. Kans op succes/ haalbaarheid

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:

 

a.  de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien: * de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk; * de mate waarin de aanbieder, gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten, kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen[1] 

b. de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar: * hoe realistisch is het plan,

* zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,

* kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

* zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

c. Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen .

 

Score

1 punt: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

3. Mate van de effectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. De mate van effectiviteit van een kennisoverdrachtsactie is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:

 

a. de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de Openstelling.

b. bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar: * aantal bijeenkomsten,

* aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,

* aantal deelnemers,

* breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,

* aantal contacturen per deelnemer

c. wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd

 

Score

1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

Nota-toelichting Toelichting bij het openstellingsbesluit

Artikel 1 Openstelling en subsidieplafond

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de brede uitrol van innovaties in de landbouw. Projecten dienen zich om die reden te richten op de thema’s, zoals benoemd in de Subsidieregeling.

De maatregel richt zich vooral op overdracht van kennis aan grote groepen (het peloton) van onder­nemers in de agrosector met als doel om gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk toe te passen.

Daarmee positioneert deze openstelling zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus waar inno­vaties op grote schaal in de praktijk worden toegepast. Het is nodig om voorlichting en andere ken­nisoverdracht-acties te ondersteunen omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft grootschalige toepassing van noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd. Dit geldt in het bijzonder wan­neer de toepassing van een innovatie niet vanzelfsprekend zelfstandig door het bedrijfsleven en de markt wordt opgepakt. Daarnaast dient de maatregel bij te dragen aan kennisuitwisseling tussen onderzoek en praktijk. Enerzijds voor toepassing van nieuwe wetenschappelijke kennis in de praktijk en anderzijds voor onderzoek dat gestuurd wordt door vragen vanuit de praktijk.

Deze openstelling is mede gebaseerd op ervaringen met het POP2 en de kennis-en innovatieregelingen van het Rijk en de provincies gericht op de primaire sector.

 

Artikel 2 Definities

De kaders van het openstellingsbesluit moeten voor een ieder helder en eenduidig zijn. Het is van belang dat iedereen gebruik maakt van dezelfde kaders en daar ook dezelfde informatie voor krijgt aangereikt. Daarom zijn de belangrijkste documenten waar dit openstellingsbesluit zich op richt in dit artikel benoemd. Ook zijn deze documenten op een gezamenlijke plaats beschikbaar gesteld voor initiatiefnemers (www.snn.eu/pop3, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/versnellingsagenda/) Hiermee wordt voorkomen dat gebruik gemaakt kan gaan worden van verschillende versies van de in het artikel genoemde (beleids)documenten. De definitie wat wij onder structurele bodemverbetering, is uitgewerkt in bijlage 2 van deze toelichting.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Via deze openstelling kan steun worden verleend voor verwerving van deskundigheid, studie­ groepen, demonstratieactiviteiten, voorlichtingsacties, workshops en gezamenlijke coaching van ondernemers in de landbouw. Verspreiding van informatie en bedrijfsbezoeken kunnen onderdeel vormen van trainingen en demonstratieactiviteiten die vaak in samenhang worden uitgevoerd. Dit omvat de volgende activiteiten:

 

  • 1.

    Trainingen, workshops en coaching van ondernemers

    Steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een col­lectief karakter. Het gaat met name om activiteiten zoals trainingen, workshops en coaching van landbouwers. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toe­passing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. In aanmerking komen ook activi­teiten die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.

  • 2.

    Demonstratieactiviteiten

    Het betreft steun voor demonstratieactiviteiten waarbij landbouwers kennisnemen van innovaties en de toepassing ervan. Het gaat om management, samenwerking en nieuwe producten. De demon­stratieactiviteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elke willekeurige andere lo­catie waar nieuwe kennis kan worden gedemonstreerd, onder het motto 'eerst zien dan geloven'. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden en nieuwe apparatuur.

    Kennisoverdracht aan grote groepen van agrarische ondernemers is de motor voor de toepassing van innovaties in de agrarische sector. Innovaties worden sneller op grote schaal in de agrarische sector toegepast wanneer de kennis hierover, met name samen met kennisinstellingen, advies­diensten en andere actoren in de landbouw en voedingsmiddelensector en het platteland, wordt uitgewisseld.

     

Artikel 4 Doelgroep

Voor een toekomstbestendige landbouw en het tot waarde brengen van innovaties die het rendement en het imago van de primaire sector maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeteren is het belangrijk om er voor zorg te dragen dat kennis en innovaties ook door een brede doelgroep toegepast gaan worden

 

Artikel 5 Aanvraag

Bij een aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren. Daarnaast kan een beoordelende instantie, in geval van twijfel, ook referenties opvragen en navraag doen of de kennisaanbieder de competenties bezit om de kennisoverdracht-acties van de aanvraag succesvol te laten verlopen (bijvoorbeeld navraag over ervaringen van landbouwers met vergelijkbare kennisoverdrachtsacties door de desbetreffende kennisaanbieder in het verleden).

 

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Met bijdrage(n) in natura wordt bedoeld onbetaalde eigen arbeid zoals verwoord in artikel 1.11, lid 7, van de Subsidieregeling. Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9 van de Subsidieregeling. Dit geldt derhalve ook voor landbouwers die daadwerkelijk bij de uitvoering betrokken zijn.

 

Artikel 9 Hoogte subsidie

Bij deze openstelling richt de provincie Fryslân zich op robuuste projecten, waarmee een grote kosteneffectiviteit bereikt wordt in de uitvoering.

 

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument voor de provincie waarmee zij met het POP3-programma de nodige accenten kan geven om goed in te kunnen spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. Bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria is het evenredigheidsbeginsel toegepast voor de omvang van de concrete actie en zijn onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel kansen zo goed mogelijk te benutten.

 

De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten.