Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 22 november 2016 tot vaststelling van het openstellingsbesluit van de maatregel Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties, op grond van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020 |
Citeertitel | Openstellingsbesluit Trainingen, Workshops, Ondernemers-coaching en Demonstraties |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, art. 1.3
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-11-2016 | Nieuwe regeling | 22-11-2016 Provinciaal Blad, 2016, 6306 | 1372138 (H7) |
In aanvulling op de definities in de Subsidieregeling onder 1.1, wordt in dit besluit verstaan onder:
Subsidie kan worden verstrekt aan degene(n) die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.
In afwijking van artikel 2.1.4 van de Subsidieregeling wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project:
Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Subsidieregeling zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
De rangschikking van projecten wordt bepaald aan de hand van een combinatie tussen het aantal toegekende punten per project en het beleidsdoel waar het project aan bijdraagt, zoals benoemd in artikel 3 lid 2. Per beleidsdoel komt de aanvraag met de meeste punten als eerste in aanmerking voor subsidie. Vervolgens wordt gekeken naar de beste nummers 2 per beleidsdoel, totdat het subsidieplafond is bereikt.
Artikel 12 Verplichtingen aanvrager
Na afronding van de projectactiviteiten dient de subsidieaanvrager een verklaring af te geven dat het project fysiek is afgerond of dat alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer zijn gelegd. De verklaring dient te worden afgegeven in een door het SNN verstrekt format. De verklaring dient bij het verzoek tot vaststelling te worden gevoegd of op verzoek van het SNN eerder te worden overgelegd.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.
1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.
2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.
3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.
4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.
2. Kans op succes/ haalbaarheid
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:
a. de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien: * de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk; * de mate waarin de aanbieder, gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten, kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen[1]
b. de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar: * hoe realistisch is het plan,
* zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,
* kent het project een realistische planning, opzet en begroting,
* zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.
c. Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen .
1 punt: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.
2 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.
3 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.
4 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. De mate van effectiviteit van een kennisoverdrachtsactie is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:
a. de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de Openstelling.
b. bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar: * aantal bijeenkomsten,
* aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,
* breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,
* aantal contacturen per deelnemer
c. wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd
1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.
2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.
3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.
4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.
Nota-toelichting Toelichting bij het openstellingsbesluit
Artikel 1 Openstelling en subsidieplafond
Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de brede uitrol van innovaties in de landbouw. Projecten dienen zich om die reden te richten op de thema’s, zoals benoemd in de Subsidieregeling.
De maatregel richt zich vooral op overdracht van kennis aan grote groepen (het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel om gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk toe te passen.
Daarmee positioneert deze openstelling zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus waar innovaties op grote schaal in de praktijk worden toegepast. Het is nodig om voorlichting en andere kennisoverdracht-acties te ondersteunen omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft grootschalige toepassing van noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd. Dit geldt in het bijzonder wanneer de toepassing van een innovatie niet vanzelfsprekend zelfstandig door het bedrijfsleven en de markt wordt opgepakt. Daarnaast dient de maatregel bij te dragen aan kennisuitwisseling tussen onderzoek en praktijk. Enerzijds voor toepassing van nieuwe wetenschappelijke kennis in de praktijk en anderzijds voor onderzoek dat gestuurd wordt door vragen vanuit de praktijk.
Deze openstelling is mede gebaseerd op ervaringen met het POP2 en de kennis-en innovatieregelingen van het Rijk en de provincies gericht op de primaire sector.
De kaders van het openstellingsbesluit moeten voor een ieder helder en eenduidig zijn. Het is van belang dat iedereen gebruik maakt van dezelfde kaders en daar ook dezelfde informatie voor krijgt aangereikt. Daarom zijn de belangrijkste documenten waar dit openstellingsbesluit zich op richt in dit artikel benoemd. Ook zijn deze documenten op een gezamenlijke plaats beschikbaar gesteld voor initiatiefnemers (www.snn.eu/pop3, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/versnellingsagenda/) Hiermee wordt voorkomen dat gebruik gemaakt kan gaan worden van verschillende versies van de in het artikel genoemde (beleids)documenten. De definitie wat wij onder structurele bodemverbetering, is uitgewerkt in bijlage 2 van deze toelichting.
Artikel 3 Subsidiabele activiteit
Via deze openstelling kan steun worden verleend voor verwerving van deskundigheid, studie groepen, demonstratieactiviteiten, voorlichtingsacties, workshops en gezamenlijke coaching van ondernemers in de landbouw. Verspreiding van informatie en bedrijfsbezoeken kunnen onderdeel vormen van trainingen en demonstratieactiviteiten die vaak in samenhang worden uitgevoerd. Dit omvat de volgende activiteiten:
Trainingen, workshops en coaching van ondernemers
Steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een collectief karakter. Het gaat met name om activiteiten zoals trainingen, workshops en coaching van landbouwers. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. In aanmerking komen ook activiteiten die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.
Het betreft steun voor demonstratieactiviteiten waarbij landbouwers kennisnemen van innovaties en de toepassing ervan. Het gaat om management, samenwerking en nieuwe producten. De demonstratieactiviteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elke willekeurige andere locatie waar nieuwe kennis kan worden gedemonstreerd, onder het motto 'eerst zien dan geloven'. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden en nieuwe apparatuur.
Kennisoverdracht aan grote groepen van agrarische ondernemers is de motor voor de toepassing van innovaties in de agrarische sector. Innovaties worden sneller op grote schaal in de agrarische sector toegepast wanneer de kennis hierover, met name samen met kennisinstellingen, adviesdiensten en andere actoren in de landbouw en voedingsmiddelensector en het platteland, wordt uitgewisseld.
Voor een toekomstbestendige landbouw en het tot waarde brengen van innovaties die het rendement en het imago van de primaire sector maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeteren is het belangrijk om er voor zorg te dragen dat kennis en innovaties ook door een brede doelgroep toegepast gaan worden
Bij een aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren. Daarnaast kan een beoordelende instantie, in geval van twijfel, ook referenties opvragen en navraag doen of de kennisaanbieder de competenties bezit om de kennisoverdracht-acties van de aanvraag succesvol te laten verlopen (bijvoorbeeld navraag over ervaringen van landbouwers met vergelijkbare kennisoverdrachtsacties door de desbetreffende kennisaanbieder in het verleden).
Met bijdrage(n) in natura wordt bedoeld onbetaalde eigen arbeid zoals verwoord in artikel 1.11, lid 7, van de Subsidieregeling. Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9 van de Subsidieregeling. Dit geldt derhalve ook voor landbouwers die daadwerkelijk bij de uitvoering betrokken zijn.
Bij deze openstelling richt de provincie Fryslân zich op robuuste projecten, waarmee een grote kosteneffectiviteit bereikt wordt in de uitvoering.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument voor de provincie waarmee zij met het POP3-programma de nodige accenten kan geven om goed in te kunnen spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. Bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria is het evenredigheidsbeginsel toegepast voor de omvang van de concrete actie en zijn onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel kansen zo goed mogelijk te benutten.
De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten.