Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt
CiteertitelBeleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3, vierde lid, 3:42 en 4:81 tot en met 4:84.
  2. Invoeringsweg Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 1.2 tot en met 1.10.
  3. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikelen 2.33, tweede lid sub a.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2016Onbekend

30-11-2016

Elektronisch gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt; Gelezen het voorstel van cluster Ruimtelijke Zaken tot vaststelling van de Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt; Gelet op de artikelen 1:3, vierde lid, 3:42 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb), artikel 1.2 tot en met 1.10 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2.33, tweede lid, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Besluit: vast ts stellen de volgende: Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt luidende als volgt:

 

 

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. Aanvang bouw: een constructieve handeling, zoals het aanleggen van de fundering. Voorbereidende handelingen (zoals het plaatsen van een bouwbord, het uitzetten van de bouw en het verrichten van graafwerkzaamheden) vallen niet onder het starten van bouw.

b. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

c. Intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of milieu op grond van artikel 2.33, tweede lid onder a van de Wabo.

d. Omgevingsvergunning: vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo.

e. Stilligging: er is sprake van stilliggen van de bouw als er al meer dan 26 weken geen sprake is geweest van enige constructieve handeling na aanvang van de bouw, waarbij een constructie van enige omvang wordt gemaakt die ook nog eens plaatsgebonden is. Denk hierbij aan hei- en funderingswerk.

Artikel 2 Intrekken bij activiteit milieu

a. Volgens artikel 2.33, tweede lid onder a van de Wabo is het college van burgemeester en  wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken indien gedurende 3 jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Van deze  bevoegdheid wordt 3 jaar na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt.

b. Als niet tijdig de inrichting in gebruik is genomen dan wel de inrichting is gewijzigd wordt aan de vergunninghouder een voornemen van het intrekken van de omgevingsvergunning bekend gemaakt volgens artikel 7 van deze beleidsregels.

c. Als een zienswijze is ingediend wordt beoordeeld of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen de inrichting in bedrijf moet zijn.

d. De termijn bedoeld onder c wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald. De verlenging bedraagt maximaal 26 weken nadat is gereageerd op de zienswijze.

Artikel 3 Intrekken bij uitblijven aanvang bouw

a. Volgens artikel 2.33 tweede lid onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning een begin is gemaakt met het bouwen.

b. Alleen als er urgente en/of zwaarwegende planologische belangen zijn wordt van deze  bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente en zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt na 104 weken na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.

c. Er zijn “urgente en zwaarwegende planologische belangen” als er voor het gebied waarbinnen het   vergunde object is gelegen een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet tenminste sprake zijn van het nemen van een gepubliceerd voorbereidingsbesluit op grond van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of van een ontwerpbestemmingsplan dat op grond van artikel 3.8 van de Wro ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.

d. Als niet tijdig met de uitvoering van het werk is begonnen wordt aan de vergunninghouder een voornemen tot het intrekken van de omgevingsvergunning bekend gemaakt volgens artikel 7 van deze beleidsregels.

e. Als een zienswijze is ingediend wordt beoordeeld of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen met het bouwen een aanvang moet zijn gemaakt.

f. De termijn bedoeld onder e wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald. De verlenging bedraagt maximaal 52 weken nadat is gereageerd op de zienswijze.

Artikel 4 Intrekken bij stilleggen bouwwerkzaamheden

a. Volgens artikel 2.33, tweede lid onder a van de Wabo is het college van burgemeester en  wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning in te trekken als het bouwen langer dan 26 weken heeft stilgelegen.

b. Van deze bevoegdheid wordt actief gebruik gemaakt indien sprake is van een gevaarlijke dan wel zeer ongewenste situatie. Dat betekent dat als het bouwen 26 weken stilligt en sprake is van een gevaarlijke of zeer ongewenste situatie, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken. Doet er zich geen gevaarlijke of zeer ongewenste situatie voor wordt na 52 weken (1 jaar) gebruik gemaakt van deze intrekkingsbevoegdheid.

c. Als de bouw gedurende bovengenoemde termijn heeft stilgelegen wordt aan de vergunninghouder het voornemen van het intrekken van de vergunning bekendgemaakt volgens artikel 7 van deze beleidsregels.

d. Als een zienswijze is ingediend wordt beoordeeld of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen weer gestart moet worden met het bouwen.

e. De termijn bedoeld onder d wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald. De verlenging bedraagt maximaal 52 weken nadat is gereageerd op de zienswijze.

Artikel 5 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden

In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 2 onder d, artikel 3 onder f en artikel 4 onder e van deze beleidsregels:

a. De vergunninghouder kan met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het starten met het bouwen aantonen.

b. De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, die aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt alleen gegund als de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.

Artikel 6 Intrekken na toekenning ruimere termijn

Als er een ruimere termijn is gegund als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5, waar na het verstrijken van die ruimere termijn desondanks geen gebruik gemaakt is, trekt het bevoegd gezag alsnog zonder voorafgaande aankondiging de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in.

Artikel 7 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning

Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure of de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend is voor 1 oktober 2010:

a. krijgen belanghebbenden voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken de gelegenheid om hierover binnen een termijn van 4 weken een mondelinge of schriftelijke zienswijze naar voren te brengen (artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht).

b. De gemeente neemt binnen 8 weken na de ontvangst van de zienswijze een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning volgens deze beleidsregels.

c. Het eventuele besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derde belanghebbenden en wordt gepubliceerd in het elektronisch gemeenteblad.

d. Als sprake is van één gecombineerde omgevingsvergunning voor zowel de activiteit milieu als bouwen, wordt de vergunning indien wettelijk mogelijk in zijn geheel ingetrokken.

 

Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure of de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu verleend is voor 1 oktober 2010:

e. wordt voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken het ontwerp van het te nemen besluit zes weken ter inzage gelegd. Hiervoor wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd in het elektronisch gemeenteblad en ontvangt de vergunninghouder het ontwerp van het te nemen besluit. f. Belanghebbenden kunnen zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar  voren brengen.

g. Als er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente binnen 4 weken nadat de  termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken het besluit. Als er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging  (artikel 3:18 Awb).

h. Het eventuele besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventueel derde-belanghebbenden en wordt gepubliceerd in het elektronisch gemeenteblad.

i. Als er sprake is van één gecombineerde omgevingsvergunning voor zowel de activiteit milieu als  bouwen, wordt de vergunning indien wettelijk mogelijk in zijn geheel ingetrokken.

Artikel 8 Onlosmakelijke activiteiten

Als sprake is van een verleende omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden waarvoor voor een of meerdere activiteiten geldt dat niet binnen de gestelde termijn met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen, dan geldt de intrekkingsprocedure van de artikelen 2 tot en met 4 voor die onlosmakelijk met elkaar verbonden activiteiten.

Artikel 9 Overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels sluiten beslissingen over de overige in artikel 2.33 van de Wabo opgenomen intrekkingsgronden niet uit.

Artikel 10 Overgangsrecht

Aan deze beleidsregels wordt terugwerkende kracht verleend. Dit betekent dat de intrekkingsprocedure ook wordt toegepast ten aanzien van omgevingsvergunningen die voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn verleend.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt”.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. 

Aldus besloten door het college van

burgemeester en wethouders van de

gemeente Oldambt d.d. 23 augustus 2016  

De secretaris,

De burgemeester,

Bijlage 1:  Artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt.

 

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen.

Artikel 2

In dit artikel is weergegeven dat de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu kan worden ingetrokken na 3 jaar. Dit kan zowel gaan om een activiteit die toeziet op het oprichten of wijzigen van een inrichting of het gebruik van een inrichting. Gezien de ruime termijn van 3 jaar in de wet is slechts eenmalig uitstel mogelijk voor een periode van 26 weken.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat, als er geen ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ zijn, een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten waarvan geen gebruik is gemaakt na 104 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning, wordt ingetrokken.

Sub e en f van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden. Het gaat dan om de hiervoor vermelde 104 weken verlengd met 52 weken. Het maximum komt daarmee op 156 weken.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij het bouwen 26 weken aaneengesloten heeft stilgelegen, wordt ingetrokken bij gevaarlijke dan wel zeer ongewenste situaties en anders na 52 weken. De termijn start op het moment van de constatering dat het bouwen stilligt. De termijn die hier wordt gehanteerd is aanzienlijk korter dan bij het uitblijven van de aanvang van de bouw omdat op het moment van constatering dat de bouw stilligt er wellicht al een aanzienlijke periode is verstreken vanaf het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn niet voltooide gebouwen bouwkundig en ruimtelijk ongewenst. Het komt de bouw en het bouwwerk niet ten goede wanneer de constructie en bouwelementen langdurig in ‘weer en wind’ liggen. Voor het straatbeeld is een gebouw dat lang in aanbouw is niet wenselijk. In een nieuwbouwwijk kan dit tevens ongewenste gevolgen hebben op de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals de straatinrichting. Sub d en e van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 104 weken na onherroepelijk worden van de vergunningen. Het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft tot gevolg dat wat er tot op dat moment al wel is gebouwd geacht wordt te zijn gebouwd zonder vergunning. Het gebouwde waarop de intrekking betrekking heeft zal dan ook verwijderd moeten worden. Hiertoe zal in de meeste gevallen een handhavingsprocedure nodig zijn.

Artikel 5

In dit artikel worden concrete situaties omschreven waarvoor een ruimere termijn als bedoeld

in artikel 2, 3 en 4 gehanteerd kan worden.Artikel 6In dit artikel wordt omschreven wat de procedure is als er weliswaar een ruimere termijn is gegund maar daar geen gebruik van is gemaakt.

Artikel 7

In dit artikel staat de procedure voor het intrekken van een omgevingsvergunning. De procedure maakt verschil in omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met de reguliere en met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Vergunningen die verleend zijn voor de inwerkingtreding van de Wabo worden onder de eerste categorie gerekend. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen om de vergunning in te trekken. Als een omgevingsvergunning is ingetrokken publiceren wij dit in het elektronisch gemeenteblad. Artikel 8

Een onlosmakelijke activiteit is in dit geval een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 (zoals bouwen, kappen van bomen, slopen, strijd met het bestemmingsplan et cetera).

Artikel 9

Met dit artikel wordt aangegeven dat deze beleidsregels de overige in artikel 2.33 Wabo aangegeven situaties waarin een omgevingsvergunning ingetrokken kan worden onbelemmerd laten.Artikel 10Dit artikel bepaald dat de beleidsregels ook van toepassing zijn op in het verleden afgegeven vergunningen.

Artikel 11

Als het intrekkingsbesluit onevenredige gevolgen heeft voor het doel dat wordt nagestreefd, geeft dit artikel de mogelijkheid daar van af te zien. Er mogen geen onevenredig negatieve gevolgen voor de omgeving en/of het milieu ontstaan. Het algemeen belang speelt dus zeker een rol.

Artikel 12Dit artikel geeft de citeertitel van deze beleidsregels weer.Artikel 13Dit artikel geeft de inwerkingtreding van de beleidsregels aan.

Bijlage 2: Achtergronden van de Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente  Oldambt

Door de gemeente worden jaarlijks omgevingsvergunningen verleend waarvan een groot deel betrekking heeft op bouwplannen. In de meeste gevallen wordt vrij vlot na verlening gebruik gemaakt van de vergunning. Het komt echter ook voor dat er geen of pas na lange tijd gebruik wordt gemaakt van de vergunning. Ook komt het voor dat de werkzaamheden lang stilliggen. Het voorgaande is om meerdere redenen ongewenst. De wetgever heeft om die reden dan ook vastgelegd dat na het verstrijken van een zekere termijn de vergunning kan worden ingetrokken. Dit is een zogenaamde “kan-bepaling”. Het moet dus niet. Het is wenselijk om bovenstaande bevoegdheid concreet uit te werken in beleidsregels en een

actief intrekkingsbeleid te hanteren. In de beleidsregels zijn richtlijnen opgenomen over de

procedure die wordt doorlopen en moet leiden tot het intrekken van (oude) omgevingsvergunningen.

Hiermee wordt voorkomen dat aan ‘verouderde’ plannen die mogelijk niet meer voldoen aan de op dat moment geldende voorschriften uitvoering wordt gegeven. Met de beleidsregels wordt ook een stukje rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gecreëerd voor betrokken partijen en belanghebbenden. Iedereen weet wanneer een niet uitgevoerde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en of milieu door het college kan worden ingetrokken.

In de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangegeven dat verleende vergunningen of ontheffingen met betrekking tot een activiteit worden gelijkgesteld aan een omgevingsvergunning voor die activiteit. Dit betekent dat bestaande rechtsgeldige vergunningen blijven gelden. Ook aan vergunningen verbonden voorschriften of beperkingen blijven van kracht. Zo wordt een verleende bouwvergunning aangemerkt als omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Als reden om slapende vergunningen in te trekken kan het volgende worden genoemd:

Planologische en stedenbouwkundige inzichten wijzigen. Het is onwenselijk dat een bouwplan wordt gerealiseerd dat strijdig is met die gewijzigde inzichten;

Bouwtechnische regelgeving wijzigt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan aanscherping van warmte-isolatie-eisen, constructieve eisen of brandveiligheidseisen Het is onwenselijk dat bouwplannen worden gerealiseerd op basis van verouderde bouwtechnische regels. Kopers en gebruikers mogen er op rekenen dat hun gebouw of woning op het moment van bouwen voldoet aan de actuele technische eisen en voorschriften;

Welstandsbeleid wijzigt. Denk hierbij aan de “Welstandsnota Gemeente Oldambt” die op 21 maart 2013 is vastgesteld. Het in onwenselijk dat er bouwplannen worden gerealiseerd die niet voldoen aan een actueel beeldkwaliteitsbeleid voor dat gebied;

Mogelijke impact voor omgeving. Het is onwenselijk dat omwonenden opeens geconfronteerd worden met de realisatie van een bouwplan waarvoor jaren geleden een vergunning is verleend;

Stilligging bouw. Het is onwenselijk dat een in uitvoering zijnd (half-afgebouwd) bouwwerk lang stilligt. De kwaliteit van veel bouwmaterialen verslechtert als het voor langere tijd aan weer en wind is blootgesteld. De kans is aanwezig dat de bouwplek wordt gebruikt als speelplaats met alle gevolgen van dien. Ook kan een bouwplek uitnodigen om bouw- of tuinafval te storten. Een hekwerk om de bouwplek biedt weliswaar een oplossing maar op zich geeft dat ook weer geen fraai beeld. Het kan een armoedige aanblik geven. Gedacht kan daarbij ook worden aan allerlei onkruid, hoog opgroeiend gras en ongedierte. De buurt blijft langere tijd zitten met een onvoltooid gebeuren;

Beheer en toezicht. Uit een oogpunt van administratief beheer van de werkvoorraad alsmede vanuit de optiek van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet BAG) is het onwenselijk om ‘slapende’ vergunningen te hebben. Een dossier moet op een gegeven moment kunnen worden afgesloten en gearchiveerd. Voorgaande redenen zijn toegespitst op de activiteit bouw. Naar analogie gelden deze echter evengoed voor de activiteit milieu. Daarbij speelt tevens een rol dat een vergunning die niet (meer) gebruikt wordt de ontwikkelingsmogelijkheden van derden kan beperken.

Elk der genoemde redenen kan aanleiding zijn een vergunning in te trekken. Er kunnen overigens ook andere redenen zijn om de vergunning in te trekken.

Globale omschrijving werkwijzeTen behoeve van het intrekken van vergunningen zal in grote lijnen de volgende procedure worden gevolgd:

* Uitvoeren van een controle waarbij geconstateerd wordt dat de vergunning nog niet is uitgevoerd (geheel/gedeeltelijk); * Via een standaardbrief wordt aan de vergunninghouder kenbaar gemaakt dat het voornemen bestaat tot het (geheel/gedeeltelijk) intrekken van de vergunning;

* De vergunninghouder krijgt gedurende twee weken de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen tegen het voornemen tot geheel of gedeeltelijke intrekking van de vergunning;

* Indien uit de zienswijze voldoende blijkt dat uitvoering van de vergunning alsnog binnen de daarvoor geldende termijn zal plaatsvinden wordt eenmalig uitstel verleend;

* Indien uit de zienswijze andere redenen blijken om niet tot intrekking over te gaan vindt een meer uitgebreide belangenafweging plaats, gevolgd door besluitvorming;

* Indien geen zienswijze wordt ingediend zal onder verwijzing naar de beleidsnotitie een intrekkingsbesluit worden genomen;

* Het intrekkingsbesluit wordt toegezonden aan de vergunninghouder of diens rechtspersoon;

* Tegen genoemd besluit staan de normale bezwaar- en beroepsmogelijkheden open.

Voor het opstellen van de beleidsregels is te rade gegaan bij de beleidsregels die al eerder door diverse gemeenten in den lande zijn vastgesteld. In die zin sluiten de nu voorliggende beleidsregels daar nauw bij aan.