Verordening rioolheffingen Haaksbergen 2017 (9.13i)
Samenvatting
Deze verordening bevat de kaders voor het heffen van een directe belasting
ter dekking van de kosten voor de inzameling en het transport van
huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, de zuivering van huishoudelijk
afvalwater en de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater.
De gemeenteraad van Haaksbergen;
Voorstel van het college van: 22 november 2016
Wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikel 228a) en de
Algemene wet bestuursrecht.
Besluit:
Vast te stellen de
Verordening op de heffing en invordering van
rioolheffingen 2017
Artikel 1 Begripsbepaling
Deze verordening verstaat onder:
- a)
perceel:
- 1.
de onroerende zaak, bedoeld in Hoofdstuk III van de Wet
waardering onroerende zaken;
- 2.
een binnen de gemeente gelegen roerende zaak;
- 3.
een gedeelte van een roerende zaak dat blijkens zijn
indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden
gebruikt;
- 4.
een samenstel van twee of meer roerende zaken of in
onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde
belastingplichtige in gebruik zijn en, naar de
omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
- 5.
het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel 2
bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel 3 bedoeld
gedeelte daarvan of van een in onderdeel 4 bedoeld
samenstel.
- b)
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater, in
eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c)
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d)
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater,
grondwater of oppervlaktewater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de belasting, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan:
degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor:
- a.
percelen die in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst
van de gemeente;
- b.
percelen die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst of
voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke
grondslag - andere dan kerkgenootschappen - die rechtspersoon met
volledige rechtsbevoegdheid zijn voor het gezamenlijke beleven van
en zich bezinnen op de aan die genootschappen en grondslag liggende
levensovertuiging;
- c.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
voor percelen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning
worden gebruikt, naar een vast bedrag per perceel.
- b.
voor niet onder het eerste lid, onder a, van dit artikel
begrepen percelen naar het aantal kubieke meters
leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat vanuit het
perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water als bedoeld in lid 1 onder b, wordt
gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het
begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het
percelen is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode
niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de
hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die
herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle
maand gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest,
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere
wettelijke bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als
afvalwater is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
- 1.
De belasting bedraagt voor een perceel als bedoeld in artikel 5,
eerste lid, onder a, bedraagt per belastingjaar € 354,00
- 2.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting € 303,36
als het waterverbruik voor een perceel in de laatste aan het
begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode
minder dan 60 m³ op jaarbasis is.
- 3.
De belasting bedraagt voor een perceel als bedoeld in artikel 5,
eerste lid, onder b, per belastingjaar bij een hoeveelheid:
- a.
van 1 m³ tot en met 500 m³ water € 354,00
- b.
indien in het in artikel 7 bedoelde belastingtijdvak de
maatstaf
van heffing meer is dan 500 m³ water, is boven
het onder a verschuldigde bedrag een rioolheffing verschuldigd
van € 200,64
voor elke eenheid van 500 m³ of een gedeelte daarvan
boven de 500 m³.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen over aanvang en einde
van de belastingplicht in de loop van het tijdvak
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de
belasting in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting
verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de
belasting in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee kalendermaanden na de
op het aanslagbiljet vermelde dagtekening.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kunnen op verzoek van de
belastingplichtige de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke
termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in
het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal
termijnen ten minste twee bedraagt en maximaal 10, indien aan het
navolgende wordt voldaan:
a het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
rioolheffing of andere belastingen moet minder zijn dan € 6.500,--;
b de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische
betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen
worden afgeschreven.
De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend
indien en voor zover de belastingaanslag betrekking heeft op de belasting
als bedoeld in artikel 6, lid 2.
Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk
Belastingkantoor Twente.
Het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente kan
nadere regels geven over de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Overgangsrecht
- 1.
De Verordening rioolheffingen 2016 van 16 december 2015 wordt
ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in
artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft
de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de
tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de
heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.
Artikel 14 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffingen 2017.