Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15c)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15c)
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpgeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 2.1.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Artikel 2.1.4 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. Artikel 2.1.5 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. Artikel 2.1.6 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. Artikel 2.3.6, vierde lid, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. Artikel 2.6.6, eerste lid, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. Gemeentewet
  8. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201708-12-2017Nieuwe regeling

21-12-2016

Gemeenteblad, nr. 184408, 28 december 2016

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15c)

 

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15c)

 

Samenvatting

Deze verordening geeft aan hoe de gemeente Haaksbergen invulling geeft aan:

a. het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

b. het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving en

c. het bieden van beschermd wonen en opvang.

 

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 22 november 2016

 

Wettelijke basis: bepalingen van Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • b.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten;

  • c.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo 2015;

  • d.

    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • e.

    Collectief vervoer: collectief vervoer voor het lokaal vervoer van personen met een beperking;

  • f.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • g.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • h.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • i.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015;

  • j.

    Voorliggende voorzieningen: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • k.

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan de Wmo 2015 waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen;

  • l.

    Niet-wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening waarop aanspraak kan worden gemaakt anders dan op grond van een wettelijke regeling en waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen;

  • m.

    Overheadkosten: kosten die niet direct betrekking hebben op de taken, maar betrekking hebben op de organisatie van de zorgaanbieder, te weten:

    • ·

      directie, management en secretariële ondersteuning;

    • ·

      personeel en organisatie;

    • ·

      informatisering en automatisering;

    • ·

      financiën en control;

    • ·

      communicatie;

    • ·

      juridische zaken;

    • ·

      facilitaire zaken.

Artikel 2. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015 bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 3. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag waarover het college nadere regels vaststelt als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college;

      • 1.

        niet op eigen kracht,

      • 2.

        met gebruikelijke hulp,

      • 3.

        met mantelzorg of

      • 4.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel

      • 5.

        met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

      • 6.

        algemene voorzieningen

        kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek waarover het college nadere regels vaststelt, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college:

      • 1.

        niet op eigen kracht,

      • 2.

        met gebruikelijke hulp,

      • 3.

        met mantelzorg of

      • 4.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel

      • 5.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen

        kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek waarover het college nadere regels vaststelt, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

     

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 4. Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt .

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage informeert het college de cliënt daarover in de beschikking.

Artikel 5. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wmo 2015 verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels aan welke voorwaarde een pgb-plan moet voldoen.

  • 4.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura, waarop overheadkosten in mindering zijn gebracht.

  • 5.

    De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    • b.

      huishoudelijke ondersteuning door een niet daartoe opgeleid persoon wordt bepaald per resultaat van een schoon en leefbaar huis op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon en leefbaar huis voor huishoudelijke hulp in natura door een niet daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • c.

      huishoudelijke ondersteuning:

      1°. door een daartoe opgeleid persoon; of

      2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist;

      wordt per resultaat van een schoon en leefbaar huis bepaald op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon en leefbaar huis voor huishoudelijke hulp in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • d.

      ondersteuning zelfstandig leven door een niet daartoe opgeleid persoon die afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt bepaald per uur op basis van het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg;

    • e.

      ondersteuning zelfstandig leven:

      1°. door een daartoe opgeleid persoon; of

      2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist;

      wordt per uur of per resultaat voor ondersteuning zelfstandig leven bepaald op basis van het laagste tarief per uur of per resultaat voor ondersteuning zelfstandig leven in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • f.

      ondersteuning maatschappelijke deelname met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht wordt per dagdeel of per groep bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • g.

      ondersteuning maatschappelijke deelname met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel of per groep bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • h.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      1°. met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of

      2°. met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen;

      wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • i.

      vervoer van en naar de ondersteuning maatschappelijke deelname wordt bepaald op basis van het tarief voor vervoer per dag van en naar de maatschappelijke deelname en is afhankelijk van of cliënt is aangewezen op rolstoel of overig vervoer;

    • j.

      taxikosten en rolstoeltaxikosten wordt bepaald op basis van een onderzoek naar marktconforme tarieven en uitgaande van een maximaal aantal kilometers per jaar;

    • k.

      een autoaanpassing wordt bepaald op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs voor een vergelijkbare aanpassing in natura;

    • l.

      verhuiskosten wordt bepaald op basis van:

      1°. de omvang van de verhuizing;

      2°. de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer, en;

      3°. de laagste kostprijs van een verhuizing in natura;

    • m.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt bepaald op basis van het laagste tarief;

    • n.

      het bezoekbaar maken van een woning wordt bepaald op basis van:

      1°. de omvang van de aanpassing;

      2°. het programma van eisen voor de aanpassing;

      3°. de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende aannemer, en;

      4°. de laagste kostprijs voor het bezoekbaar maken van een woning.

  • 6.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan dienste, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners, en

    • b.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

  • 7.

    Cliënt wendt het volledige pgb aan voor de levering van de maatwerkvoorziening.

Artikel 6. Hoogte pgb

  • 1.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb wordt per kalenderjaar uit gegaan van de werkelijke kosten met een maximum van:

    • a.

      voor het gebruik van een taxi € 1.500,00;

    • b.

      voor het gebruik van rolstoeltaxi € 2.000,00;

  • 2.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb wordt uitgegaan van de werkelijke kosten met een maximum van:

    • a.

      voor verhuiskosten € 1.250,00;

    • b.

      aanschaf en onderhoud van een handbewogen sportrolstoel bedraagt: € 2.450,00;

    • c.

      aanschaf en onderhoud van een elektrische sportrolstoel bedraagt: € 4.900,00;

    • d.

      voor het bezoekbaar maken van een woning voor een Wlz-bewoner bedraagt € 1.889,00;

       

    • e.

      voor huishoudelijke ondersteuning door een niet daartoe opgeleid persoon 75% van de kosten in natura gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • f.

      voor huishoudelijke ondersteuning door een daartoe opgeleid persoon of waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist 100% van de kosten in natura gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • g.

      voor ondersteuning zelfstandig leven door een daartoe opgeleid persoon 85% van de kosten in natura gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • h.

      voor ondersteuning zelfstandig leven door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk € 20,00 per uur gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • i.

      voor ondersteuning maatschappelijke deelname 85% van de kosten in natura gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • j.

      voor ondersteuning maatschappelijke deelname door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk € 20,00 per dagdeel gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • k.

      voor ondersteuning kortdurend verblijf uitgevoerd door vrijwilligers of daartoe opgeleide personen 100% van de kosten in natura gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • l.

      voor vervoer van en naar maatschappelijke deelname per retour 85% van de kosten in natura gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening.

Artikel 7. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en,

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage voor een algemene voorziening wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van deze voorziening.

  • 3.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of;

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5.

    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 6.

    De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 8. Huishoudelijke Hulp Toelage

  • 1.

    Voor het jaar 2017 kan de cliënt, die een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning heeft, dan wel aanvraagt, gebruik maken van de Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT). De cliënt maakt hiervoor gebruik van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier.

  • 2.

    De bijdrage voor de cliënt is € 5,00 per uur en de cliënt kan voor maximaal 52 uren gebruik maken van de HHT.

  • 3.

    De cliënt kan van de 52 uren maximaal twee uren HHT inzetten voor degene die mantelzorg aan hem/haar verleent.

  • 4.

    De HHT kan worden ingezet voor onder andere de volgende huishoudelijke taken:

    • -

      wassen en strijken;

    • -

      ramenlappen buitenzijde;

    • -

      het halen en opbergen van boodschappen;

    • -

      het verzorgen van een koude of warme maaltijd.

Artikel 9. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 10 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maandenna uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 12. Nadere regels waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Haaksbergen bestaat.

Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      2o. instructie over het gebruik van de voorziening;

      3o. onderhoud van de voorziening, en

      4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 14. Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 15. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 16. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college betrekt ingezetenen bij het beleid over de Wmo 2015 op de wijze zoals vast gelegd in de Verordening Participatieraad Haaksbergen.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Op het moment, dat deze verordening in werking treedt, wordt de door de raad op 29 oktober 2014 vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen ingetrokken.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 21 december 2016.

mr. G. Raaben

griffier

G.J. Kok MDR

burgemeester