Organisatie | Hendrik-Ido-Ambacht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016 |
Citeertitel | ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Subsidie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2016 | Onbekend | 07-09-2016 | Onbekend |
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juli 2015, voorstelnummer 1449540
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016
Artikel 3. Subsidieregelingen 4
Artikel 4. Europees steunkader 5
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 5
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden 6
Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger 7
Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen 7
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000 7
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000 8
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000 8
Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer 9
Artikel 17. Subsidievaststelling 9
Artikel 18. Hardheidsclausule 9
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HENDRIK-IDO-AMBACHT 11
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 11
Artikel 3. Subsidieregelingen 11
Artikel 4. Europees steunkader 12
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 12
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden 13
Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger 13
Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen 14
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000 14
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000 14
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000 15
Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer 15
Artikel 17. Subsidievaststelling 15
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
De algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in 4.23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regelingen (hierna te noemen: subsidieregelingen) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, door middel van een inhoudelijk verslag. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen zes weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000
Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer
in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;
in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.
Artikel 17. Subsidievaststelling
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid en 16, eerste lid onder b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 september 2015
drs. ing. G.H. Logt J. Heijkoop
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn begripsbepalingen opgenomen, die volgen uit het ‘staatssteunproof’ maken van de concept ASV. Andere begripsbepalingen, zoals ‘college’ en ‘raad’ zijn overbodig. ‘College’ omdat gesproken kan worden van burgemeester en wethouders en ‘raad’ omdat deze term aansluit bij het normale spraakgebruik.
De begrippen ‘eenmalige subsidie’ en ‘jaarlijkse subsidie’ zijn losgelaten. In de praktijk bleek dat deze begrippen elkaar overlappen. Wel is een onderscheid gemaakt bij de artikelen over de aanvraag- en beslistermijnen en daarbij vermeld voor wat voor type subsidie welke termijn geldt.
De begripsbepalingen gelden ook voor de subsidieregeling.
Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de concept ASV van toepassing is. Deze delegatie omvat de bevoegdheid om te besluiten over het gehele subsidieproces.
V.w.b. de reikwijdte geeft de Model-ASV drie varianten. Gekozen is voor de variant dat het om alle beleidsterreinen gaat. Dit is het meest praktische en geeft de meeste duidelijkheid aan subsidieaanvragers.
De andere twee varianten zijn a. aan te geven over welke beleidsterreinen het bij de subsidieverstrekking gaat (dat kunnen er ook een paar zijn) en b. wanneer het om bijna alle beleidsterreinen gaat, de uitzonderingen te noemen.
Subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is zijn begrotingssubsidies (dit zijn subsidies wanneer de subsidieontvanger en het subsidiebedrag in de begroting zijn opgenomen) en incidentele subsidies (dit zijn beperkte subsidies voor een beperkt aantal jaren; in de regel maximaal 4 jaren).
Met lid 2 kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat voor begrotingssubsidies en incidentele subsidies de concept ASV geheel of gedeeltelijk van toepassing is.
Met dit artikel verplicht de raad burgemeester en wethouders om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten te bepalen.
In andere artikelen van de concept ASV worden andere bevoegdheden aan burgemeester en wethouders gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling, het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Artikel 4. Europees steunkader
Staatssteun is in principe verboden. Er is sprake van staatssteun als financiële steun aan een onderneming voldoet aan de criteria uit het staatssteunverbod. Wanneer sprake is van staatssteun, maar een gemeente toch bepaalde activiteiten door middel van subsidie wil bevorderen omdat die activiteiten goed aansluiten bij het gemeentelijk beleid, is het vaak mogelijk om steun te verstrekken, mits wordt voldaan aan het Europees steunkader. Overigens is het zo dat wanneer activiteiten worden verricht die puur lokaal van aard zijn, de staatssteunregels niet van toepassing zijn.
In principe zouden staatssteunregels moeten worden toegepast op de subsidiëring van bijvoorbeeld een regionale bibliotheek of een regionale muziekschool.
Deze organisaties moeten volgens de Europese Commissie worden gezien als een onderneming omdat zij bepaalde economische activiteiten uitvoeren ( in het geval van een bibliotheek bijvoorbeeld door het verhuren van cd’s of dvd’s, het aanbieden van horeca of het optreden als een cultureel podium waar allerlei culturele activiteiten plaatsvinden). Wanneer de bibliotheek of muziekschool echter alleen op lokaal niveau actief zijn, zijn – zoals hiervoor vermeld - de staatssteunregels niet van toepassing.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de concept ASV of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd. Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van een eis van de Europese Commissie, terwijl het vierde en vijfde lid voor zichzelf spreken.
(Europese regels zijn vaak complex. Het Kenniscentrum Europa decentraal is daarom in het leven geroepen om gemeenten, provincies en waterschappen kosteloos over de toepassing van Europees recht en beleid te adviseren en te informeren).
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In de Model-ASV zijn twee varianten aangegeven voor de regeling van het vaststellen van subsidieplafonds en het maken van begrotingsvoorbehoud. Bij de ene variant stellen burgemeester en wethouders de plafonds vast, bij de andere variant doet de raad dat. Gekozen is voor de variant dat de raad de plafonds vaststelt. De reden hiervan is dat het vaststellen van de subsidieplafonds tot de kaderstelling voor het subsidiebeleid kan worden gerekend en zodoende tot de bevoegdheid van de raad behoort. De subsidieverdeling per beleidsterrein/thema met de bijbehorende subsidieplafonds wordt uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma maatschappelijke ontwikkeling en ondersteuning en wordt bij de vaststelling van de begroting eveneens vastgesteld.
Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voor ingang van de periode waarop het betrekking heeft. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering kunnen worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Daarom wordt het vastgestelde subsidieplafond met de verdeling volgens het Uitvoeringsprogramma MOO uitgangspunt voor de subsidie-aanvragen voor het daaropvolgende jaar.
Het vierde lid heeft betrekking op het gegeven dat de gemeente in sommige gevallen haar begroting ter goedkeuring moet voorleggen aan de provincie.
De aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk worden ingediend. Voor het digitaal indienen worden de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente.
De leden 2, 3 en 4 spreken voor zichzelf.
Indien een aanvraag door een onderneming wordt ingediend, dient de aanvrager te voldoen aan een tweetal extra vereisten, te weten een overzicht van verkregen steun en een de-minimisverklaring.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidies. Onderscheid wordt gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij andersoortige subsidies gaat het om subsidies die worden verstrekt voor bepaalde concreet omschreven en vaak in de tijd nauwkeurig afgebakende activiteiten, bijvoorbeeld het opknappen van een sportveld.
Ook de beslistermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidies.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
In het kader van het ‘staatssteunproof’ maken van de concept ASV zijn de in lid 1 genoemde verplichte weigeringsgronden opgenomen.
De onderdelen a, d en e van lid 2 spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob (wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) niet kan doorstaan.
Bij deze weigeringsgrond is het niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd subsidiabel zijn; het gaat hierbij louter om de integriteit van de aanvrager.
Naast de subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (lid 3).
De onderdelen f en g van lid 2 spreken eveneens voor zichzelf, evenals lid 4.
Artikel 10 spreekt voor zichzelf.
Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
De in het eerste lid genoemde meldingsplicht is een uitvloeisel van het vertrouwensbeginsel dat ten grondslag ligt aan de concept ASV en dat zich onder andere uit in het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot en met 5.000 euro, het vragen van minder tussenrapportages en automatische voorschotten.
Zowel de meldingsplicht als de in lid 2 genoemde informatieplicht gelden voor alle subsidieontvangers. Ook hier kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk de melding worden gedaan.
Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Afhankelijk van m.n. de hoogte van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders bij de toekenning van de subsidie nadere (bijzondere) verplichtingen stellen als bedoeld in lid 1. Dit zullen in de regel op de subsidieontvanger toegesneden verplichtingen zijn. Deze verplichtingen kunnen in de verleningsbeschikking worden opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het afsluiten van een verzekering, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, good governance, reservevorming, het aanstellen van toezichthouders en de inrichting van de administratie. De Awb maakt het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden.
De in lid 2 genoemde verplichting kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk worden gedaan.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Voor subsidies tot en met 5.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen en wordt direct verleend en ambtshalve vastgesteld. Wel wordt een verantwoording achteraf gevraagd in de vorm van een kort verslag. Er geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. In bijzondere gevallen kan steekproefsgewijze controle plaatsvinden.
Verder wordt het voorschot in één termijn verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht.
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000
Voor subsidies van meer dan 5.000 euro en ten hoogste 25.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van een verantwoording over de prestatie. De subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Een inhoudelijk verslag is derhalve vereist, met een kascontroleverklaring. Zo nodig kan uitgebreidere controle plaatsvinden. Ingevolge artikel 10 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.
Het in lid 2 genoemde inhoudelijk verslag kan bestaan uit bijvoorbeeld bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld publicaties). Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Met het derde lid wordt beoogd dat ook voor subsidies van meer dan 5.000 euro maar ten hoogste 25.000 euro een inhoudelijk verslag niet altijd nodig is. Te denken valt hierbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend dat nadere verantwoording overbodig maakt (bijvoorbeeld huurkosten van een gebouw).Burgemeester en wethouders kunnen verder bepalen dat ook andere stukken en bewijzen dan gebruikelijk kunnen worden overgelegd (bijvoorbeeld een foto of een krantenartikel).
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000
Voor subsidies van meer dan 25.000 en ten hoogste 100.000 euro wordt subsidie verleend op basis van een verantwoording door middel van een inhoudelijk verslag en een financieel verslag met een verklaring van een kascontrolecommissie. Indien nodig kan uitgebreidere controle plaatsvinden.
Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer
Voor subsidies van meer dan 100.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van een verantwoording over de prestatie (inhoudelijk verslag) én een financiële verantwoording in de vorm van een financieel verslag of jaarrekening (de traditionele afrekening).
Hiernaast dient de subsidieontvanger een controleverklaring te overleggen, opgesteld door een onafhankelijke accountant (lid 2).
Het derde lid biedt de basis om - vanuit het oogpunt van lastenverlichting - in een subsidieregeling te bepalen dat ook andere, waaronder minder gegevens kunnen worden gevraagd (bijvoorbeeld bij steekproefsgewijze controle of verantwoording in de jaarrekening).
Artikel 17. Subsidievaststelling
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifiek uitgezonderde artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de ASV of een subsidieregeling te worden opgenomen.