Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geldrop-Mierlo

Uitvoeringsregels bijzondere bijstand 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeldrop-Mierlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregels bijzondere bijstand 2016
CiteertitelUitvoeringsregels bijzondere bijstand 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpUitvoeringsregels bijzondere bijstand 2016

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2018Nieuwe regeling

22-12-2015

Middenstandsbelangen

15bw.0655

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregels bijzondere bijstand 2016

 

 

1.1 ALGEMEEN KADER

Naast de algemene bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken aan die mensen waarvan niet verwacht kan worden dat zij bijzondere noodzakelijke kosten zelf kunnen betalen. De gemeente heeft een ruime beleidsvrijheid om te bepalen wanneer de gemeente een vergoeding op grond van de bijzondere bijstand verstrekt en hoe hoog deze vergoedingen zijn.

Naast een beoordeling van de bijzonderheid en de hoogte van de vergoeding, dient het college ook te bepalen in hoeverre iemand geacht wordt de kosten zelf te kunnen betalen. Hierbij wordt gekeken naar het inkomen en het vermogen van de aanvrager:

-Inkomensgrens: als inkomensgrens voor de individuele bijzondere bijstand geldt een netto inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, met uitzondering van die kostensoorten waarbij expliciet is vermeld dat een andere norm wordt gehanteerd.

Dit houdt in dat op de voor de bijzondere bijstand in aanmerking komende kosten de (eventueel) aanwezige draagkracht boven de 120% in mindering wordt gebracht.

-Vermogensgrens: Als vermogensgrens geldt het zogenaamde ‘vrij te laten vermogen’ genoemd in artikel 34 lid 3 Participatiewet. Het vermogen hierboven dient door de aanvrager voor 100% te worden aangewend voor het doen van de uitgave.

Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt als een ‘voorliggende voorziening’ (o.a. ziektekostenverzekering) de kosten vergoedt of de kosten niet als noodzakelijk worden beschouwd. Hierbij willen wij er wel op wijzen dat in bijzondere gevallen hiervan kan worden afgeweken. Wanneer er sprake is van medische kosten kunnen wij op grond van het participatieargument van deze regel afwijken. Vaak wordt in deze gevallen maatwerk toegepast.

Nibudnormen

Het Nederlands instituut budgettering (Nibud) geeft inzicht in gemiddelde kosten van een huishouden. Hierbij worden jaarlijks normbedragen bepaald voor diverse typen huishoudens van alleenwonende tot meerpersoonshuishoudens en samenwonenden. Het betreft kosten van energie, (gas, stroom en water) gemeentelijke lasten, kosten auto, woonkosten etc. Binnen de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand verwijzen wij op diverse plaatsen naar deze normbedragen.

1.2 LEESWIJZER

Bij de beschrijving van de uitvoeringsregels bijzondere bijstand wordt ingegaan op de individuele voorzieningen. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal aanvullende regelingen voor specifieke doelgroepen waaronder jongeren.

Voor de nummering van de uitvoeringsregels Bijzondere Bijstand is bewust aangesloten bij het in de gemeente gebruikte Grip op Participatiewet Schulinck. Soms is van de volgorde afgeweken en is een bepaalde uitvoeringsregel op een ander plaats terecht gekomen (bijvoorbeeld B137). In de tekst wordt regelmatig naar Schulinck verwezen voor nadere uitleg.

HOOFDSTUK 2: INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND

2.1 INKOMEN, VERMOGEN EN DRAAGKRACHT

B062 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, moet een aanvraag ingediend worden bij het Centrum Maatschappelijke Deelname (CMD) van de gemeente Geldrop-Mierlo.

Artikel 43 lid 1 Participatiewet bepaalt: “Het college stelt het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast”.

Een aanvraag om bijzondere bijstand wordt beoordeeld op:

  • -

    Is er een voorliggende voorziening?

  • -

    de noodzakelijkheid;

  • -

    de bijzonderheid van de kosten;

  • -

    de bijzondere omstandigheden in de individuele situatie;

  • -

    de voorzienbaarheid en de mogelijkheid van reservering voor deze kosten;

  • -

    de uitstelbaarheid van de kosten;

  • -

    de draagkracht in inkomen en vermogen.

Bijzondere bijstand kan worden aangevraagd tot 12 maanden na het opkomen van de kosten. Voor een aantal kostensoorten wordt hiervoor een uitzondering gemaakt. Dit betreft kostensoorten waarvan de noodzaak niet meer (of moeilijk) vast te stellen is wanneer reeds tot aanschaf of behandeling is overgegaan. In deze situaties dient de bijzondere bijstand vooraf te worden aangevraagd. Deze uitzondering passen wij bijvoorbeeld toe in het geval van tandartskosten.

Als er al sprake is van een bijstandsuitkering, zijn de meeste gegevens bekend en kan de aanvrager gebruik maken van een zogenoemde verkorte aanvraagprocedure. Als de gegevens van de aanvrager niet bekend, of ouder dan een jaar, zijn zal het inlichtingen / vragenformulier volledig moeten worden ingevuld en dienen bewijsstukken van het inkomen en vermogen te worden overgelegd (plus overige bewijsstukken zoals een geldig identiteitsbewijs en BSN nummer).

Uitbetaling

De individuele bijzondere bijstand wordt betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd. Ook wanneer uit een overgelegde nota onomstotelijk blijkt dat de kosten zijn gemaakt, kan de bijzondere bijstand worden uitbetaald. De betalingsbewijzen moeten binnen 3 maanden na aanvraag zijn ingeleverd (m.u.v. de situatie als beschreven onder: thuiszorg, bewassing, alarmering en reiskosten schoolgaande kinderen) In situaties waarin de belanghebbende het bedrag niet kan voorschieten moet de aanvrager, zodra de betreffende kosten bekend zijn, dit melden. De leverancier wordt dan rechtstreeks betaald.

Indien achteraf blijkt dat de bijzondere bijstand niet is besteed aan het doel waarvoor de bijstand is verstrekt, wordt een besluit tot intrekking en terugvordering genomen.

B137 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

Wat het vermogen betreft is in het vorige hoofdstuk reeds aangegeven dat het bedrag boven het zogenaamde ‘vrij te laten vermogen’ voor 100% moet worden aangewend voor het doen van de uitgave. De hoogte van het ‘vrij te laten vermogen’ is bepaald in artikel 34 lid 3 Participatiewet.

Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 Participatiewet niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. Het vermogen wordt zodoende op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

Wat het inkomen betreft wordt voor de draagkrachtbepaling uitgegaan van het gehele in aanmerking te nemen inkomen (artikel 31 Participatiewet). Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het inkomen per datum aanvraag. Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de achterliggende 3 maanden.

Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto-inkomen, vermeerderdmet:

  • -

    Vakantiegeld zoals opgenomen in Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

  • -

    Toepasselijke heffingskortingen als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • -

    Alimentatie, zowel voor de aanvrager als voor de kinderen van de aanvrager.

  • -

    Alleenstaande ouderkop.

Niet als middelen worden aangemerkt:

  • -

    De middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 Participatiewet en artikel 33 lid 5 Participatiewet (buiten beschouwing te laten periodieke uitkering particuliere oudedagsvoorziening) worden niet meegenomen bij het draagkrachtinkomen van belanghebbende. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Hierdoor is de inkomensvaststelling voor de algemene bijstand gelijk aan die voor de bijzondere bijstand, wat de uitvoering vereenvoudigt en daarmee de uitvoeringkosten.

  • -

    Onkostenvergoedingen (vermeld op salarisstrook).

B063 Draagkrachtpercentages

Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto inkomen (inclusief vakantietoeslag) verminderd met 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag).

De hoogte van de draagkracht wordt bepaald aan de hand van de volgende berekening.

NettoInkomen gerelateerd aan het norminkomen

Draagkrachtpercentage

0 - 120 % bijstandsnorm

0 %

 > 120 % bijstandsnorm

100 %

Dit betekent dat in deze situaties het inkomen boven de 120 % bijstandsnorm volledig aangewend dient te worden voor de bestrijding van de betreffende kosten.

Ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft (zie CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW).

De CRvB neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op de voet van artikel 295 lid 2 Fw buiten de boedel worden gelaten. Aangezien dit in de praktijk neerkomt op 90% van de bijstandsnorm, betekent dit dat er in het algemeen geen draagkracht zal kunnen bestaan bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling van toepassing is.

Indien sprake is van een minnelijk traject voor schulden, wordt ook geen rekening gehouden met draagkracht.

B064 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

De periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld, de draagkrachtperiode, is één jaar. De ingangsdatum van het draagkrachtjaar is:

  • -

    bij periodieke kosten: de eerste dag van de maand van aanvang van de periodieke bijstand.

  • -

    bij incidentele kosten: de eerste dag van de maand waarin de (eerste) kosten volgens de factuurdatum zijn opgekomen.

De draagkrachtperiode kan korter zijn indien de duur van de periode waarop de kosten betrekking hebben daartoe aanleiding geeft.

In sommige gevallen wordt bijzondere bijstand voor twee jaar toegekend. Dit geldt bijvoorbeeld bij bijzondere bijstand voor de maaltijdvoorziening, de eigen bijdrage voor WMO-voorzieningen of de eigen bijdrage vanuit de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en personenalarmering. Als er sprake is van draagkracht dan wordt er na een jaar een tussentijds onderzoek ingepland. In dit onderzoek zal worden bekeken of de draagkracht moet worden aangepast.

Verrekening draagkracht

Als het periodieke bijzondere bijstand betreft wordt de jaardraagkracht over 12 maanden verrekend. Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de jaardraagkracht meteen verrekend.

Bepaling van het inkomen

De draagkracht wordt bepaald aan de hand van het meest waarschijnlijke inkomen gedurende de draagkrachtperiode. Dit wordt als volgt bepaald:

  • -

    bij een regelmatig inkomen wordt uitgegaan van het inkomen van de maand waarin de aanvraag is ingediend en vermenigvuldigd met 12.

  • -

    bij een onregelmatig inkomen wordt het inkomen over 3 maanden voorafgaande aan de maand waarin de kosten zijn opgekomen vastgesteld (gemiddeld) en wordt vermenigvuldigd met 12.

Bij zelfstandigen wordt de jaarrekening genomen van het jaar voorafgaand aan de aanvraag inclusief eventuele overige inkomsten.

Draagkracht bij beslag op inkomen

Wanneer een klant als gevolg van een beslaglegging op het inkomen feitelijk een lager inkomen ontvangt, dan zal op grond van de jurisprudentie bij het vaststellen van de draagkracht moeten worden uitgegaan van dit lagere inkomen.

B065 Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

Incidentele bijzondere bijstand

Een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en niet meer aangepast.

Een tussentijdse aanpassing van de draagkracht is slechts mogelijk indien de belanghebbende daar zelf om verzoekt naar aanleiding van een verandering in de financiële omstandigheden zoals wijziging van inkomsten.

Periodieke bijzondere bijstand

Bij periodieke bijzondere bijstand worden wijzigingen in het inkomen wel meegenomen. De draagdracht bij periodieke bijzondere bijstand wordt dan ook per maand achteraf vastgesteld.

B066 Drempelbedrag

De gemeente Geldrop-Mierlo hanteert geen drempelbedrag.

B067 Stappenplan berekening bijzondere bijstand

De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt:

  • 1.

    Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten;

  • 2.

    Bepaal de draagkrachtperiode;

  • 3.

    Bepaal het in aanmerking te nemen inkomen over de in stap 2 bepaalde draagkrachtperiode;

  • 4.

    Bepaal het in aanmerking te nemen vermogen over de in stap 2 bepaalde draagkrachtperiode;

  • 5.

    Bereken de totale draagkracht.

Bereken het verschil tussen stap 1 en 5. Indien een negatief bedrag resteert, wordt deze rest in mindering gebracht op de voor bijstand in aanmerking komende kosten van de volgende aanvraag in dezelfde draagkrachtperiode, totdat een positief bedrag resteert. Resteert er een positief bedrag, dan wordt dit uitgekeerd als bijzondere bijstand. De voor bijstand in aanmerking komende kosten van de volgende aanvraag in dezelfde draagkrachtperiode komen dan in hun geheel voor bijstandsverlening in aanmerking.

2.2 MEDISCHE KOSTEN

B070 Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering

In het algemeen is het zo dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet Langdurige Zorg (WLZ) alle noodzakelijke kosten vergoeden die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening.

De cliënt behoudt de vrijheid om voor het wettelijk verplichte basispakket zelf een zorgverzekeraar te kiezen. Dit basispakket is overal hetzelfde. Binnen deze wettelijk verplichte basisverzekering wordt gewerkt met een verplicht eigen risico. Voor de kosten die hieruit voortkomen wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Daarnaast heeft de cliënt de keuzevrijheid om een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten, daarbij gaat het om vrijwillig te maken kosten. De cliënt is dus niet verplicht om voor de collectieve zorgverzekering of een andere aanvullende verzekering te kiezen. Wel wordt bij het bepalen van eventuele bijzondere bijstand voor medische kosten, wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, bij de berekening van de hoogte van de bijstand gekeken naar de goedkoopste aanvullende verzekering van de verzekeraar waarbij de aanvrager verzekerd is.

B069 Waar en wanneer medisch advies vragen

In deze uitvoeringsregel wordt aangegeven wanneer medische adviezen worden aangevraagd.

Onafhankelijk medisch advies vooraf is gebruikelijk als de meerkosten waarvoor bijstand wordt gevraagd meer bedragen dan € 250,-. Meerkosten lager dan € 250,- zijn ter beoordeling van de medewerker van de gemeente. In geval van twijfel kan alsnog besloten worden een medisch advies op te vragen.

B074 Overige bepalingen inzake specifieke medische kosten

In deze uitvoeringsregel kunnen afwijkende en/of aanvullende bepalingen aangegeven worden inzake specifieke medische kostensoorten.

Uit diverse uitspraken van de Centrale Raad van Beroep is gebleken dat de WLZ en ZVW voor medische kosten gezien moeten worden als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Van kosten die vanuit het basispakket niet vergoed worden, moet dan ook aangenomen worden dat deze door de WLZ en ZVW als niet noodzakelijk, of als algemene kosten worden beschouwd. Dit staat bijstandsverlening voor deze kosten in de weg. Elk beleid dat hier van afwijkt, dient te worden gezien als buitenwettelijk begunstigend beleid. Het uitgangspunt van de gemeente Geldrop-Mierlo is dat met buitenwettelijk beleid zeer terughoudend dient te worden omgesprongen. Bijzondere bijstand is dan ook niet mogelijk voor medische kosten, tenzij er sprake is van zeer dringende individuele omstandigheden.

Naast de gangbare uitleg dat er sprake is van bijzondere dringende omstandigheden in gevallen van ernstig lichamelijk of geestelijk risico, is het uitgangspunt binnen de gemeente Geldrop-Mierlo dat ook gekeken moet worden naar de wijze waarop een inwoner kan meedoen aan onze maatschappij en in hoeverre hij daarbij kan worden aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. Een en ander is uitgewerkt in een werkinstructie voor de uitvoering. Deze is toegevoegd als bijlage 1.

Het betreft hier een individuele beoordeling, waarbij de aanvrager als eerste dient aan te tonen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Door de gemeente wordt dit, indien er na de aanvraag twijfel is over het al dan niet aanwezig zijn van noodzakelijkheid, getoetst conform richtlijn B069. Op dit punt is een uitvoeringsregel vastgesteld. In deze uitvoeringsregel is uitgewerkt hoe wij omgaan met deze uitleg van het begrip bijzondere dringende omstandigheden.

·Tandartskosten

In het geval van tandartskosten vindt in het kader van het bepalen van bijzondere omstandigheden een extra beoordeling plaats. Onderzocht zal worden of de aanvrager in de drie jaar voor het indienen van zijn aanvraag jaarlijks een tandartscontrole heeft gehad. Wanneer dit niet het geval is zal de klant in beginsel niet voor een vergoeding van de kosten in aanmerking komen.

Wanneer de kosten van de aangevraagde behandeling hoger zijn dan € 250,- dan zal er altijd een onafhankelijk medisch advies worden opgevraagd. Tot slot geldt voor tandartskosten dat deze altijd vooraf moeten worden aangevraagd.

·Kosten van alternatieve geneeswijzen

De kosten van alternatieve geneeswijzen behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Hiervoor wordt in beginsel dan ook geen bijzondere bijstand verstrekt. Uitzondering hierop kan worden gemaakt voor geregistreerde paramedische beroepen, zoals podotherapeut. Hierbij is artikel 34 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg van toepassing. Dit betreft onder andere de volgende beroepen:

  • ·

    Diëtist

  • ·

    Ergotherapeut

  • ·

    Huidtherapeut

  • ·

    Logopedist

  • ·

    Mondhygiënist

  • ·

    Oefentherapeut Cesar

  • ·

    Oefentherapeut Mensendieck

  • ·

    Podotherapeut

B085 Maaltijdvoorziening

Voeding behoort tot de algemene kosten van het bestaan waarin een inkomen op bijstandsniveau voorziet. Personen kunnen soms vanwege medische, psychische of sociale redenen niet zelf in de bereiding van maaltijden voorzien. In die gevallen zijn mensen aangewezen op een maaltijdenservice. Omdat dit tot hogere kosten leidt, kan een aanvraag in het kader van de bijzondere bijstand worden ingediend. Voorwaarde voor toekenning is dat er een noodzaak bestaat.

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal de kosten van de maaltijdvoorziening (maximaal € 7,50 per maaltijd) onder aftrek van het bedrag dat geacht wordt in de bijstandsnorm levensonderhoud te zitten voor warme maaltijden. Dit bedrag wordt bepaald aan de hand van de normen die door het Nibud zijn opgesteld.

De periodieke bijzondere bijstand wordt standaard voor 2 jaar toegekend, ook indien er sprake is van draagkracht (behoudens als al bekend is dat het een kortere periode betreft). Na 2 jaar kan men opnieuw een aanvraag indienen. Indien sprake is van draagkracht wordt een tussentijds onderzoek ingeboekt na een jaar. Cliënten dienen een overzicht van de maaltijden (nota’s) te overleggen. In de rapportage dient de toekenningsduur op 2 jaar gesteld te worden. Wijzigingen in de tarieven worden automatisch aangepast.

B087 Communicatie en signalering

Telefoonkosten (gesprekskosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) en internetkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Alarmeringskosten

Voor de kosten van alarmering bestaat voor zover er sprake is van een medische indicatie in veel gevallen een vergoeding van de zorgverzekeraar voor aanschaf van de apparatuur. Wanneer er sprake is van een vergoeding van de zorgverzekeraar kan er in beginsel geen sprake zijn van een vergoeding in het kader van de bijzondere bijstand.

Voor de kosten van alarmering bestaat voor zover er sprake is van sociale indicatiegeen vergoeding van de zorgverzekeraar open. Er is geen voorliggende voorziening.

Bij zowel medische indicatie als sociale indicatie is bijzondere bijstand mogelijk voor de vergoeding in de aansluitkosten en de maandelijkse abonnementskosten (inclusief eigen bijdrage meldcentrale) van alarmering.

De periodieke bijzondere bijstand wordt standaard voor 2 jaar toegekend, ook indien er sprake is van draagkracht (behoudens als al bekend is dat het een kortere periode betreft). Na 2 jaar kan men opnieuw een aanvraag indienen. Indien sprake is van draagkracht wordt een tussentijds onderzoek ingeboekt na een jaar. Cliënten hoeven geen betalingsbewijzen en nota’s te overleggen. In rapportage moet de toekenningsduur op 2 jaar gesteld te worden. Wijzigingen in de tarieven worden automatisch aangepast.

B096 Bewassing en kledingslijtage

Indien er door ziekte of medicijngebruik sprake is van extra kosten van bewassing of slijtage van kleding, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. De noodzaak wordt vastgesteld middels een onafhankelijk medisch advies. De hoogte van de vergoeding wordt aan de hand van de Nibudnormen vastgesteld.

B151 Dieetkosten

De kosten voor een dieet kunnen hoger zijn dan voor normale gezonde voeding. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Bewoners van intramurale zorginstellingen (intern verzorgden) zijn normaal gesproken niet op bijstand aangewezen omdat de dieetkosten in de verzorgingsprijs zijn opgenomen en door de tehuizen niet afzonderlijk in rekening worden gebracht.

Wanneer een aanvraag wordt ingediend voor dieetkosten dan zal deze onderbouwd moeten zijn met een dieetverklaring van een arts of diëtist. Vervolgens wordt een onafhankelijk medisch advies gevraagd betreffende:

  • -

    de noodzaak van het dieet

  • -

    de duur van het dieet (tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd).

  • -

    de eventuele meerkosten daarvan op jaarbasis, voor zover hierbij niet aangesloten kan worden bij de kosten zoals die in de Nibudnormen worden vermeld.

Zolang duidelijk is dat de noodzaak voortduurt, hoeft niet opnieuw een medisch advies te worden verzocht, maar worden de vastgestelde meerkosten per kalenderjaar aangepast conform de nieuw vastgestelde Nibudnormen.

Wanneer een dieet niet voorkomt op de lijst die het Nibud heeft vastgesteld in de Nibudnormen, wordt dit dieet niet aangemerkt als een dieet waardoor meerkosten ontstaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor suikerziekte.

B152 Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening

Deze kosten worden geacht uit de algemene kosten van het bestaan te kunnen worden voldaan dan wel worden deze kosten vergoed via de Regeling zorgverzekering door de zorgverzekeraar. In het geval dat de kosten in aanmerking komen voor vergoeding via de zorgverzekeraar moet de cliënt het eerste voorschrift van de arts zelf betalen. Nadien worden de kosten via de verzekeraar volledig vergoed als de arts heeft gesteld dat er sprake is van een chronische indicatie.

B154 Psychotherapie

Uitgangspunt is dat de WLZ en de Zvw een passende en toereikende voorliggende voorziening zijn voor alle vormen van psychologische hulpverlening. Wanneer de verzekeraar deze kosten niet vergoed dan kan een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Hierbij is regeling B074 van toepassing.

Bx01 Orthopedisch schoeisel

Orthopedische schoenen

In deze uitvoeringsregel wordt aangegeven hoe om te gaan met het verlenen van bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel en steunzolen.

Orthopedisch schoeisel wordt in veel gevallen door het basispakket vergoed. Wel geldt dan een eigen bijdrage. Aan de eigen bijdrage voor orthopedische schoenen ligt het besparingsmotief ten grondslag, immers iedereen koopt zo nu en dan nieuwe schoenen. Voor deze kosten is dan ook geen bijzondere bijstand mogelijk.

Wanneer orthopedische schoenen niet of niet volledig worden vergoed door het basispakket van de aanvrager dan zal de aanvraag worden beoordeeld aan de hand van regeling B074. Mocht er dan alsnog sprake zijn van een vergoeding op basis van medische noodzaak en het participatie argument dan kan er sprake zijn van een vergoeding, waarbij een bedrag van € 50,- in mindering wordt gebracht als zijnde het besparingsmotief.

2.3 RECHTSHULP

B076 Kosten bewindvoering

Beschermingsbewind is een regeling waarbij de rechter een zogenaamde bewindvoerder machtigt om de verantwoording te nemen over de financiën van een persoon. Deze bewindvoerder legt hierover verantwoording af aan de kantonrechter. Aan het beschermingsbewind zijn kosten verbonden. De hoogte van deze kosten worden vastgesteld door de kantonrechter. In de wet is vastgelegd dat de beloning 5% van de netto-opbrengst van de vruchten bedraagt. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering als de goederen van een meerderjarige door de kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de kantonrechter afwijkend van deze hoofdregel zijn vastgesteld. Wanneer de rechter de kosten niet afwijkend heeft vastgesteld is er dus geen sprake van noodzakelijke kosten.

In de praktijk werkt de rechtbank met de zogenaamde LOVCK-tarieven. Wanneer de rechtbank de kosten afwijkend van de hoofdregel vaststelt, worden deze tarieven gehanteerd. Blijft de bewindvoerder met zijn kosten onder deze bedragen dan zal de kantonrechter deze in de regel bij de definitieve vaststelling overnemen. De actuele LOVCK-tarieven zijn terug te vinden op de website van de Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders www.bpbi.nl.

Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, wordt bezien of het gehanteerde tarief van de bewindvoerder onder het maximum van deze tarieven ligt. Is dit het geval dan kan, bijzondere bijstand worden verstrekt.

Hoogte van de bijzondere bijstand

1.De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de bedragen vermeld op de LOVCK-lijst. In geval van een maandelijkse betaling wordt het jaartarief door 12 gedeeld en maandelijks uitbetaald. Ook kunnen eenmalige intakekosten worden vergoed en de kosten van het griffierecht

met betrekking tot de onderbewindstelling. Hetzelfde geldt voor de kosten van de

eindafrekening en verantwoording als de datum anders is dan 1 januari of 31 december.

2.Achteraf stelt de kantonrechter de definitieve beloning van de bewindvoerder bij beschikking vast. De hoogte van dit bedrag wordt door de rechter bepaald aan de hand van de door de

bewindvoerder ingediende rekening en de LOVCK-lijst.

Wanneer twijfel bestaat of de met de bewindvoering betrokken werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt dan kunnen wij een onderzoek instellen om dit te controleren. In deze gevallen dient de bewindvoerder de door de kantonrechter vastgestelde goedkeuring rekening en verantwoording te verstrekken.

Periode van toekenning bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand voor bewindvoering wordt in beginsel per jaar toegekend.

Aan de bijstand te verbinden verplichtingen

De bewindvoerder dient direct een verzoek tot beëindiging van de bewindvoering in te dienen

zodra de cliënt weer (zelfstandig) in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen waar te

nemen.

Voor de aanvragen bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten gelden dezelfde voorwaarden die ook voor andere aanvragen bijzondere bijstand gelden. Zo wordt er rekening gehouden met de draagkracht van de cliënt en moeten gevraagde gegevens ingeleverd worden.

Wanneer er sprake is van een WSNP traject bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering

Als de schuldhulpverlener kosten voor bewindvoering noodzakelijk acht voor schuldhulpverleningstraject wordt er bij de verstrekking van de bijzondere bijstand voor bewindvoering geen rekening gehouden met draagkracht.

B077 Kosten curatele

In deze uitvoeringsregel wordt aangegeven hoe om te gaan met de kosten van curatele.

De wettelijke bepalingen inzake curatele zijn opgenomen in de artikelen 378 en volgende van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De curatele heeft veel overeenkomsten met de bewindvoering, maar de curator heeft een breder takenpakket dan de bewindvoerder. Zo kan de curatele zich ook uitstrekken over immateriële belangen van de curandus. Een meerderjarige kan door de Rechtbank onder curatele worden gesteld, indien hij wegens een geestelijke stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen.

Ook is curatele mogelijk in geval van verkwisting en in het geval van drankmisbruik dat leidt tot het niet behoorlijk waarnemen van zijn belangen, het herhaaldelijk in het openbaar aanstoot geven of het in gevaar brengen van de eigen veiligheid of de veiligheid van anderen. Curatele wordt door de rechter uitgesproken op verzoek van de onder curatele te stellen persoon zelf, zijn echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner of andere levensgezel, zijn bloedverwanten in rechte lijn en zijlijn tot in de vierde graad, zijn voogd of het openbaar ministerie. De curator is bij voorkeur de echtgenoot, partner, ouder of ander familielid van de curandus, maar ook een professionele partij is mogelijk. Ingeval de middelen van de curandus tekort schieten om de kosten van de curatele te betalen, kan de curator namens belanghebbende bijzondere bijstand voor de kosten aanvragen.

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de rechter afwijkend zijn

vastgesteld van de hoofdregel dat de beloning van de curator gelijk is aan 5% van de netto

opbrengst van de onder zijn beheer staande goederen.

Net als bij beschermingsbewind werkt de rechtbank met een aanbeveling voor de maximumbedragen voor de vergoeding. Hiervoor zijn ook LOVCK-tarieven vastgesteld.

Deze tarieven zijn terug te vinden op de website van de Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders www.bpbi.nl.

Blijft de curator met zijn kosten onder deze maximumbedragen dan zal de kantonrechter deze in de regel bij de definitieve vaststelling overnemen. Bij een aanvraag bijzonder bijstand voor de kosten van curatele, waarbij nog geen definitieve vaststelling heeft plaatsgevonden, zal worden bezien of het gehanteerde tarief onder het maximum van deze aanbeveling ligt. Is dit het geval dan kan eventueel rekening houdend met de draagkracht van aanvrager, bijzondere bijstand worden verstrekt.

Hoogte van de bijzondere bijstand

1.Indien de kosten van curatele maandelijks in rekening worden gebracht door de curator kan

maandelijks achteraf bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte hiervan is gelijk aan de

bedragen vermeld op de LOVCK-lijst; hiertoe wordt het jaartarief gedeeld door 12. Ook kunnen

eenmalige intakekosten worden vergoed en de kosten van het griffierecht met betrekking tot

de curatele.

2.Achteraf stelt de kantonrechter de defintieve beloning van de curator bij beschikking vast. De hoogte van dit bedrag wordt door de rechter bepaald aan de hand van de door de curator ingediende rekening en de LOVCK-lijst.

Wanneer twijfel bestaat of de werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt dan kunnen wij een onderzoek instellen om dit te controleren. In deze gevallen dient de curator de goedkeuring rekening en verantwoording en de door de kantonrechter vastgestelde goedkeuring daarvan te verstrekken.

Bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel per jaar toegekend. De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt om niet verleend.

Budgetbeheer

Wanneer een cliënt (tijdelijk) niet in staat is zijn financiën te beheren kan dit worden overgenomen door middel van budgetbeheer. Budgetbeheer verloopt via de Kredietbank West-Brabant. De Kredietbank West-Brabant brengt hiervoor kosten in rekening. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij wordt in beginsel rekening gehouden met de draagkracht van aanvrager. De bijstand wordt in principe voor een jaar toegekend.

Als de consulent van het team schuldhulpverlening de kosten voor budgetbeheer noodzakelijk acht voor het slagen van een schuldhulpverleningstraject dan wordt bij het bepalen van de bijzondere bijstand geen rekening gehouden met draagkracht.

Het kan voorkomen dat een cliënt reeds een vorm van budgetbeheer heeft bij een andere instantie. Op individuele basis zal dan beoordeeld worden of voor de kosten bijzondere bijstand verstrekt kunnen worden.

Kosten boekhouder in het geval van schuldregeling

Wanneer een ex-zelfstandige zich meldt voor schuldhulpverlening, is het van belang dat de boekhouding op orde is. Zonder boekhouding is het starten van een schuldhulpverleningstraject namelijk niet mogelijk. Geregeld is er sprake van een betalingsachterstand bij de boekhouder en werkt deze niet meer mee om de boekhouding op orde te brengen, zonder de garantie dat hij voor het werk betaald wordt. In principe horen de kosten van de boekhouder tot de algemene kosten die een ondernemer moet maken en moeten deze uit het reguliere inkomen worden voldaan. Echter wanneer dit niet is gedaan en hierdoor schuldhulpverlening niet mogelijk is, komt iemand in een vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken is. Om deze situatie te voorkomen kunnen de kosten voor een boekhouder in deze situatie als bijzondere bijstand worden verstrekt.

De volgende voorwaarden worden hier aan verbonden:

  • ·

    De schuldhulpverlening is toegekend.

  • ·

    Het op orde brengen van de boekhouding is noodzakelijk om een minnelijke schuldregeling te kunnen starten.

  • ·

    De boekhouding wordt in principe met hoogstens drie jaar terugwerkende kracht op orde gebracht.

  • ·

    De verstrekte bijzondere bijstand wordt direct aan de boekhouder betaald.

  • ·

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. Deze lening wordt meegenomen in de schuldregeling.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt als volgt bepaald. De aanvrager moet drie offertes opvragen bij verschillende boekhouders. Hieruit wordt de meest voordelige gekozen.

B078 Kosten rechtsbijstand

In deze uitvoeringsregel wordt aangegeven hoe om te gaan met de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten.

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op:

  • -

    Wet tarieven burgerlijke zaken voor de indebetstelling;

  • -

    Rechtsbijstandsverzekering. Indien belanghebbende over zo'n verzekering beschikt is het een voorliggende voorziening. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

  • -

    Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb.

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend, voor zover voormelde voorliggende voorziening niet geheel toereikend is. De beschikking omtrent de ‘toevoeging’ moet betrokkene als bewijs overleggen. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte (meer)kosten.

De verleende bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand (griffierechten) is om niet.

De volgende kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • ·

    Vertaalkosten in strafzaken, want advocaten kunnen namelijk (in het geval wanneer er een toevoeging is verleend) kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum;

  • ·

    Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen bij de bestuursrechter. Het is niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op deze rechtszittingen zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn. Let op: dit geldt niet ten aanzien van privaat-, familie- en strafrechtszittingen;

  • ·

    Kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb;

  • ·

    Verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur. Betreffende eigen bijdrage kan uit de norm worden voldaan.

  • ·

    Advies derden (bv medisch advies, ingeschakeld door advocaat)

2.4 REISKOSTEN

B089 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten.

B092 Reiskosten bezoek Werkplein

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijke verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten.

Reiskosten bezoek specialist

Dit betreft de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van thuis naar het ziekenhuis of de specialist van de zieke (veelal ziekenhuis of verpleeginrichting) en visa versa af te leggen. In het verleden werd het ziekenvervoer in veel gevallen betaald door de zorgverzekering. Hierin is echter fors gesneden.

Voor de kosten van vervoer naar ziekenhuis of specialist (voor behandeling of controle) kan bijzondere bijstand worden verleend indien:

  • ·

    De behandeling medisch noodzakelijk is, en;

  • ·

    de behandeling wordt vergoed door de ziektekostenverzekeraar, en;

  • ·

    komt niet in aanmerking voor ziekenvervoer via de ziektekostenverzekering, en;

  • ·

    de reisafstand minimaal 15 kilometer enkele reis bedraagt.

Onderzocht dient te worden op welke vorm van vervoer betrokkene is aangewezen. Uitgangspunt is dat vervoer plaats vindt op de goedkoopst adequate wijze. Daarvoor dient onderzocht te worden of:

  • ·

    men. in staat is gebruik te maken van het openbaar vervoer;

  • ·

    een beroep kan worden gedaan op vervoer door familie of kennissen;

  • ·

    betrokkene aangewezen is op vervoer per taxi.

De kosten dienen te worden aangetoond. Indien vervoer per auto is aangewezen wordt het aantal kilometers bepaald aan de hand van de kortste route. De vergoeding bedraagt dan € 0,19 per kilometer. Indien er een medische indicatie aanwezig is voor taxivervoer en belanghebbende kan geen beroep doen op vervoer door een ander, kan bijz. bijstand worden aangevraagd voor taxikosten. De medische noodzaak van taxivervoer kan eventueel beoordeeld worden aan de hand van het WMO-dossier. Hiervoor is wel toestemming van de klant nodig.

Hoogte bijstand

De bijzondere bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste adequate oplossing. De kilometervergoeding voor vervoer per auto is de kilometervergoeding zoals deze is opgenomen in de Regeling Zorgverzekeringswet.

De jaarlijkse eigen bijdrage voor ziekenvervoer komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

B091 Reiskosten bezoek zieke familieleden

Het betreft de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van thuis naar het verblijfadres van de zieke (veelal ziekenhuis of verpleeginrichting) af te leggen. De reiskosten in verband met het bezoek van een gezinslid of een 1ste-graadsverwante die is opgenomen in een ziekenhuis komen in aanmerking voor vergoeding. Voor vergoeding komen in aanmerking maximaal 3 bezoeken per week naar eigen inzicht te besteden (bijvoorbeeld 1 persoon 3 bezoeken per week of 3 gezinsleden 1 bezoek per week).

De reiskosten in verband met het bezoek van een gezinslid of een 1ste-graadsverwante die is opgenomen in inrichting (bijvoorbeeld: verpleeginrichting of gezinsvervangend tehuis) komen in aanmerking voor vergoeding. Hierbij wordt uitgegaan van één bezoek per week door één persoon. Naar keuze kan de bijstand ook worden besteed voor een bezoek per 2 weken door 2 personen, een bezoek per 3 weken door 3 personen, enz.

De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer 2de klas.

Reiskosten i.v.m. bezoek aan zieke familieleden in het buitenland worden niet vergoed.

Reiskosten schoolgaande kinderen

Naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep volgt uit de toelichting op de Wtos dat budgettaire redenen voor de wetgever van doorslaggevend belang zijn geweest geen vergoeding voor reiskosten in de Wtos op te nemen. Daarbij komt nog dat expliciet is aangegeven dat degenen die onvoldoende middelen hebben in deze kosten te voorzien, een beroep op de bijzondere bijstand kunnen doen. De Wtos kan niet als een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de hier bedoelde reiskosten worden gezien (zie CRvB 27-01-2009, nr. 07/5172 Wwb en Rechtbank Arnhem van 29-01-2008, nr. AWB 07/3591).

Bij een aanvraag bijzondere bijstand dienen dan ook de navolgende regels in acht genomen te worden:

  • ·

    De opleiding moet voor het kind noodzakelijk zijn.

  • ·

    Reisafstand, enkele reis, moet méér dan15 kilometer zijn. Hiermee sluiten wij aan bij de regels omtrent leerlingenvervoer. Sinds schooljaar 2015-2016 geldt binnen de regels van het leerlingenvervoer dat bij middelbare scholieren een fiets wordt gezien als voorliggende voorziening tot een afstand van 15 kilometer.

  • ·

    In alle gevallen geldt dat slechts bijstand mogelijk is voor het bezoeken van de

meest dichtstbijzijnde school met de betreffende opleiding en scholingsrichting;

·De jongere kan vanwege de leeftijd nog geen beroep doen op de Wet

studiefinanciering met de daarbij behorende OV-jaarkaart.

Per schooljaar kan gedurende maximaal 10 maanden (periode september t/m juni) bijzondere bijstand verstrekt worden tegen de goedkoopste mogelijkheid die er voor het kind is om zich met het OV te verplaatsen. Sinds de invoering van de OV-chipkaart is dat een gepersonaliseerde OV-chipkaart, met daarop het regionale kortingsproduct of een maandabonnement indien dit de goedkoopste oplossing is.

De hoogte van de kosten wordt berekend aan de hand van het formulier ‘Berekening reiskosten’. Maandelijks wordt een vast bedrag toegekend, gedurende een periode van 10 maanden.

Reiskosten inburgering

Dit betreft de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van huis naar de locatie van de inburgeringscursus af te leggen. Reiskosten naar de inburgeringscursus worden aangemerkt als bijzondere kosten en komen voor vergoeding in aanmerking. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • ·

    Reisafstand, enkele reis, moet méér dan15 kilometer zijn.

  • ·

    Vervoer vindt plaats op de goedkoopst adequate wijze.

  • ·

    Betaling vindt plaats op basis van ingeleverde aanwezighedisoverzichten.

  • ·

    De periodieke bijzondere bijstand wordt voor maximaal 1 jaar verstrekt.

2.5 WOONKOSTEN, VERHUIZING en WONINGINRICHTING

B058 Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

De juridische grondslag voor de verlening van bijzondere bijstand voor de vaste (onontkoombare) lasten tijdens het verblijf in een inrichting is gelegen in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet in combinatie met de beoordeling van het college, dat betreffende kosten noodzakelijk zijn en niet voldaan kunnen worden uit de van toepassing zijnde bijstandsnorm (die van artikel 23 van deParticipatiewet) of het aanwezige vermogen. Als de bijstandsnorm is afgestemd op het verblijf in de inrichting, kan zo nodig extra bijzondere bijstand worden verleend in de doorlopende lasten omdat het redelijk is dat ze worden beëindigd.

Voor onontkoombare kosten in verband met het aanhouden van de woning kan gedurende maximaal 6 maanden bijzondere bijstand worden verleend. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven. 

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende kosten:

  • -

    huur;

  • -

    nutsvoorzieningen ter hoogte van het vastrecht;

  • -

    onroerende zaakbelasting;

  • -

    verzekeringen zoals WA en inboedelverzekering;

  • -

    abonnementen van bijvoorbeeld telefoon, kabeltelevisie.

Voor de rente en aflossing van een hypotheek bij een eigen woning kan geen bijzondere bijstand worden verleend. In dit geval zou bijstandsverlening leiden tot vermogensvermeerdering, hetgeen niet de strekking is van de Participatiewet. De eigenaar zal met de hypotheekverstrekker een regeling moeten treffen.

B088 Stookkosten

In zeer uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om voor de kosten van het (meer dan gemiddeld) verwarmen van de woning, bijzondere bijstand te verlenen. Hierbij is het van belang dat onderzocht wordt dat het verwarmen van de woning de enige mogelijkheid is om het probleem van betrokkene op te lossen. Het moet gaan om een medische noodzaak tot warmte, die niet opgelost kan worden met extra kleding. Beoordeling hiervan is alleen mogelijk in combinatie met een medisch advies. Voor de feitelijke meerkosten die betrokkene heeft kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij het bepalen van de vergoedingen wordt aangesloten bij de normen van het Nibud.

B101Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

Voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen en het inrichten van een woning geldt dat deze

behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke voldaan kunnen worden uit

een inkomen op bijstandsniveau, doormiddel van reservering vooraf, of aflossing achteraf. Alleen

in bijzondere situaties kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

Voor de beoordeling of iemand in staat is om deze algemene kosten van het bestaan te kunnen

voldoen, wordt dan ook niet getoetst aan het vrij te laten vermogen. Elke vorm van vermogen of

mogelijkheid tot reservering of betaling achteraf dient te worden aangewend om deze kosten te

voldoen, vóórdat mogelijk bijstandsverlening aan de orde kan zijn. Wanneer kosten op het

moment van aanvragen reeds zijn voldaan, is bijstandsverlening niet meer aan de orde. Dit omdat

reeds in de kosten is voorzien en er dus geen sprake is van bijzondere omstandigheden.

Definitie

Met inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen bedoelen wij kosten voor de aanschaf van een wasmachine, huisraad, vloerbedekking etc. In sommige gevallen is er ook sprake van complete woninginrichtingen.

Vergoedingen

Voor 2016 gelden de volgende bedragen:

alleenstaande (kamerbewoner)

€ 1.200,-

alleenstaande (zelfstandig gehuisvest)

€ 2.300,-

gezin met 2 personen

€ 3.850,-

gezin met 3 personen

€ 4.375,-

gezin met 4 personen

€ 4.875,-

gezin met 5 personen

€ 5.400,-

gezin met 6 personen

€ 5.925,-

voor elke persoon extra

€  500,-

Voor de vergoeding van deze kosten is een lening van een commerciële bank of de gemeentelijke kredietbank een voorliggende voorziening. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn voor het verstrekken van bijzondere bijstand in de vorm van een lening. Hiervan is sprake:

a)bij een noodzakelijke verhuizing

Als noodzakelijke verhuizing wordt aangemerkt een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag (WKT; zie ook paragraaf B7.17 onderdeel 2). Gelet op de voor verhuizing aanwezige hoge woonlasten in combinatie met de relatief korte periode waarbinnen de verhuizing moet plaatsvinden kan onvoldoende worden gereserveerd voor de noodzakelijk stoffering van deze nieuwe woning. Zie in dit verband ook onderdeel 2 van deze paragraaf voor de verhuiskosten zelf. In beginsel wordt er vanuit gegaan dat in de rest van de inrichting reeds is voorzien.

b)bij een eerste huisvestiging na het verlaten van een AZC.

Gelet op het eerder genoten inkomen (COA-uitkering) was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. 

De voorgaande twee situaties zijn echter geen limitatieve opsomming van situaties waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Het betreft slechts een uitvoeringsregel. Zowel op grond van de Participatiewet als op grond van artikel 4:84 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.

Zo mogelijk wordt de bijzondere bijstand geheel of gedeeltelijk direct betaald aan de leverancier van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden.

Bij het toekennen van inrichtingskosten wordt in de beschikking opgenomen dat de mogelijkheid bestaat dat de bestedingplicht gecontroleerd wordt aan de hand van een huisbezoek en dat de klant zoveel als mogelijk alle bonnetjes van de aankopen moet bewaren. De termijn van het eventuele huisbezoek kan op 3 maanden na toekenning gesteld worden.

Wij geven nadrukkelijk aan dat in de tabel hierboven de bovengrenzen staan vermeld. Het betreft hier een lening, die ook terugbetaald moet worden. Wanneer het mogelijk is om voor een lager bedrag een woning in te richten, dan is er sprake van een lagere schuld. Hierbij wijzen wij op het gebruik van kringloopwinkels of bijvoorbeeld www.marktplaats.nl.

Inwoners die 3 jaar of langer van een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm moeten rondkomen, komen in aanmerking voor de specifieke Regeling duurzame gebruiksgoederen (zie paragraaf 4.1). Deze regeling geldt op dit punt als voorliggende voorziening.

B084 Babyuitzet

Voor de kosten van een babyuitzet geldt dat deze behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke voldaan kunnen worden uit een inkomen op bijstandsniveau. Alleen in bijzondere situaties kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Dit betekent dat net als bij Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen een babyuitzet als leenbijstand wordt verstrekt en niet om niet.

Wanneer de kosten op het moment van aanvragen reeds zijn voldaan, is geen bijzondere bijstand meer mogelijk omdat reeds in de kosten is voorzien. Als betrokkene hiervoor schulden heeft moeten aangaan is dat geen reden om van dit standpunt af te wijken.

Er bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). Denk bijvoorbeeld aan:

  • a)

    een lening bij een commerciële bank, de gemeentelijke kredietbank (GKB) of een betalingsregeling met de leverancier mogelijk is.

  • b)

    de ZVW/WLZ in de betreffende kosten voorziet.

  • c)

    Het saldo op de betaal- of spaarrekening voldoende is om de kosten te voldoen.

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand is maximaal € 1.000,-.

B102 Verhuiskosten

We beschouwen de kosten van een verhuizing als noodzakelijk als de verhuizing zelf noodzakelijk is op medische, sociale en/of financiële gronden. In het kader van verhuiskosten kunnen wij onder meer bijzondere bijstand verstrekken voor:

  • ·

    transportkosten inboedel;

  • ·

    eenmalige materiaalkosten van witten, schilderen en behangen van de nieuwe woning. Hierbij wordt een richtbedrag gehanteerd van € 250,-.

  • ·

    aansluitings- of verhuiskosten van:

gas, water en elektriciteit;

telefoon, internet en televisie;

Met betrekking tot medisch noodzakelijke verhuizingen geldt de Wmo als voorliggende voorziening. Het gaat hier om onverwachte optredende medische oorzaken. Daarnaast moet het gaan om een situatie waarin de belanghebbende aangeeft dat hij door ergonomische beperkingen niet meer in de woning kan wonen. De Wmo onderzoekt eerst of de woning aangepast kan worden en de ergonomische beperkingen opgeheven kunnen worden.

Indien sprake is van een niet-voorzienbare noodzakelijke verhuizing en de mogelijkheid om te reserveren door bijzondere omstandigheden ontbroken heeft en de mogelijkheid van een lening bij een (gemeentelijke krediet) bank eveneens niet aanwezig is, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Deze bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Van een noodzakelijke verhuizing is sprake indien daaraan een medische of sociale indicatie ten grondslag ligt. Een medische noodzaak kan worden vastgesteld naar aanleiding van een onafhankelijk medisch advies of van een behandelend specialist.

Een eventuele sociale noodzaak dient te worden vastgesteld na onderzoek door de klantadviseur minima. Bij sociale omstandigheden kan o.a. worden gedacht aan de volgende situaties:

  • -

    na scheiding verhuist belanghebbende naar een andere woning;

  • -

    er is sprake van een onhoudbare woonsituatie.

Bijzondere bijstand vergoedt de goedkoopste toereikende oplossing. Waar men de gelegenheid heeft om de verhuizing zelf te regelen (bijvoorbeeld met inschakeling van familie of kennissen) kan mogelijk worden volstaan met de huur van een busje. Soms zal de inschakeling van een verhuisbedrijf nodig zijn. Eén en ander dient naar omstandigheden te worden beoordeeld.

Verhuizing naar een andere gemeente: algemeen uitgangspunt is dat de vertrekgemeente de noodzakelijke verhuiskosten vergoedt en de nieuwe gemeente de inrichtingskosten beoordeelt.

B103 Eerste maand huur en borg

Er dient eerst vastgesteld te worden dat er sprake is van een noodzakelijke verhuizing. Indien de verhuizing niet als noodzakelijk is aan te merken, dan is er per definitie geen mogelijkheid tot het verlenen van bijzondere bijstand.

Het uitgangspunt is dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor gereserveerd dient te worden.

Bijzondere bijstand is alleen mogelijk in bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden kan sprake zijn indien men niet heeft kunnen reserveren, bijvoorbeeld omdat:

  • a)

    De noodzakelijke verhuizing nog niet lang voorzienbaar was en een periode is waarin voor twee woningen woonlasten verschuldigd zijn. Deze periode dient zo kort mogelijk te worden gehouden. Soms heeft men echter te maken met opzegtermijnen en met een periode om de verhuizing te regelen. Voor de overlappende periode kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor ten hoogste één maandhuur;

  • b)

    Het eerder genoten inkomen, gezien de omstandigheden, onvoldoende reservering toeliet, zoals bij noodzakelijke aflossingsverplichtingen of bij overgang vanuit een AZC naar zelfstandige huisvesting (de voorheen genoten COA-uitkering zal vaak onvoldoende ruimte voor reservering hebben geboden).

De hoogte van de bijstand is gelijk aan de netto voor rekening van belanghebbende komende kosten en worden verstrekt om niet.

De bijstand voor de waarborgsom wordt altijd als leenbijstand verstrekt. De belanghebbende kan immers dit bedrag zelf weer retour ontvangen bij het einde van de huur. Leenbijstand wordt enkel verstrekt over het eventuele nadelige verschil tussen de te betalen waarborgsom en wat wordt terugontvangen van de waarborgsom van de oude woning.

B145 Woonkostentoeslag huurders

Voor het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag voor huurders hanteren wij de methode uit het Handboek Schulinck, inclusief het daarbij gebruikte formulier. Daarnaast wordt voor deze kosten niet getoetst aan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maar wordt al het inkomen boven de 100% te worden aangewend om de woonlasten te kunnen voldoen.

De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal een jaar. Hierbij wordt de verplichting opgelegd om binnen een jaar de huidige woning te verkopen en te verhuizen. In bijzondere omstandigheden kan hier van worden afgeweken.

B146 Woonkostentoeslag eigenaren

Voor het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren hanteren wij de methode uit het Handboek Schulinck, inclusief het daarbij gebruikte formulier. Daarnaast wordt voor deze kosten niet getoetst aan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maar wordt al het inkomen boven de 100% te worden aangewend om de woonlasten te kunnen voldoen.

De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal een jaar. Hierbij wordt de verplichting opgelegd om binnen een jaar de huidige woning te verkopen en te verhuizen. In bijzondere omstandigheden kan hier van worden afgeweken.

2.6 JONGEREN, JEUGD EN KINDEREN

B079 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

In deze uitvoeringsregel wordt aangeven wat de hoogte is van de aanvullende bijzondere bijstand voor een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft. Deze regeling wordt uitgevoerd door het Werkplein in Helmond.

Wordt aanvullend op een lage norm geldend voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud dan wordt de hoogte hiervan zodanig vastgesteld, dat de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand + bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Participatiewet) nooit meer kan bedragen dan de bijstandsuitkering (norm + toeslag  - verlaging) die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar (zie Schulinck paragraaf B6.7).

Voor jongeren die inwonen bij de ouder(s) wordt de algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar in combinatie met de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

B080 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

In deze uitvoeringsregel wordt aangeven wat de hoogte is van de bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor een belanghebbende van 18,19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft. Deze regeling wordt uitgevoerd door het Werkplein in Helmond.

Wordt bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand afgestemd op de bijstandsnormen die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven (artikel 23 Participatiewet).

B081 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

In het geval bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20 jarige met toepassing van artikel 12 onder b Participatiewet wordt deze de bijstand op grond van artikel 61 lid 1 onder a Participatiewet verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders (zie Schulinck paragraaf B11.5).

Bijzondere bijstand schoolkosten

De gemeente Geldrop-Mierlo kent een regeling voor de vergoeding van schoolkosten voor kinderen van ouders met een laag inkomen. Wij werken met een stelsel dat bestaat uit twee vergoedingen. Deze zijn gekoppeld aan de leeftijd van het kind. Hierbij gaan wij uit van de volgende vergoedingen:

Leeftijd

Bedrag per kind per jaar

Leeftijd 4 tot en met 11

€ 100, -

Leeftijd 12 tot en met 17

€ 150, -

De peildatum van de leeftijd van het kind is gesteld op 1 januari. Dit betekent in de praktijk het volgende: de schoolkostenvergoeding voor een ten laste komend schoolgaande kind dat op 1 januari van het betreffende jaar nog niet de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, maar ouder is dan 4 jaar bedraagt € 100,- per kalenderjaar. De schoolkostenvergoeding van het ten laste komend kind dat op 1 januari van het betreffende jaar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, maar ouder is dan 12 jaar, bedraagt € 150,- per kalenderjaar.

2.7 GEDETINEERDEN

B013 Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor het aanhouden van de woning tijdens detentie. Dit volgt uit het algemene verbod op bijstandsverlening aan gedetineerden (artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet). Eventueel met hulp van de reclassering, zal de gedetineerde zelf zorg moeten dragen voor het (kunnen) aanhouden van de woning door tijdige reservering voor deze kosten, het afsluiten van een lening of het – met toestemming van woningstichting- tijdelijk (onder)verhuren van de woning

Indien er echter sprake is van zeer dringende redenen dan kan in afwijking hiervan toch bijstand worden verleend (artikel 16 lid 1 Participatiewet; zie ook Schulinck paragraaf B3.4). De uitleg van ‘zeer dringend’ is, zoals blijkt uit de jurisprudentie, zeer beperkt. Er moet in deze sprake zijn van grote gevolgen voor gezondheid of een levensbedreigende situatie wanneer niet tot bijstandsverlening wordt overgegaan.

In de uitzonderlijke situatie dat voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 16 Participatiewet, zijn de volgende regels nog van belang:

  • a)

    Als uitvoeringsregel geldt een maximale detentieperiode van 6 maanden (bij een langere detentieperiode kan van de belanghebbende worden verwachten dat hij/zij zijn woning opgeeft);

  • b)

    Tijdens voorarrest staat de noodzaak vast;

  • c)

    De mogelijkheid tot reserveren moet hebben ontbroken. De NVVK-norm (6% van de norm) wordt toegepast voor de berekening van de reserveringscapaciteit vanaf het moment van de veroordeling tot het moment van de daadwerkelijke detentie;

  • d)

    Bezien moet worden of de gedetineerde zijn woning tijdelijk kan verhuren;

  • e)

    Ten aanzien van de verbruikslasten gas, licht en water, dient de leverancier verzocht te worden het voorschot aan te passen op basis van niet-verbruik gedurende de periode van detentie. Alleen voor het vastrecht kan bijzondere bijstand worden verleend.

B014 Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde

Het betreft de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van het woonadres van de aanvrager naar het verblijfadres van de gedetineerde af te leggen. Er is geen voorliggende voorziening.

De reiskosten die worden gemaakt in verband met een bezoek aan iemand die in Nederland is gedetineerd komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Reiskosten in verband met bezoek aan een in het buitenland gedetineerde komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Het moet gaan om de vergoeding van de reiskosten in verband met het bezoek van een gezinslid of een 1ste-graadsverwante.

De betreffende reiskosten komen echter pas voor vergoeding in aanmerking indien de enkele reis tussen de woning en de inrichting meer dan 15 km bedraagt.

Uitgangspunt hierbij is de goedkoopste en meest passende manier van reizen. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer 2de klas voor één persoon per week.

Wanneer met de auto wordt gereisd geldt een vergoeding van € 0,19 cent per km. De hoogte van de vergoeding zal nooit meer bedragen dan de kosten van het openbaar vervoer 2e klas voor 1 persoon per week. Een vergoeding voor het reizen per auto wordt alleen gegeven in die gevallen dat dit goedkoper is, of wanneer de reis per openbaar vervoer (naar het oordeel van de behandelende klantadviseur) onaanvaardbaar veel langer is dan de reis per auto.

Uitgegaan wordt van één bezoek per week door één persoon. Naar keuze kan de bijstand ook worden besteed voor een bezoek per 2 weken door 2 personen, een bezoek per 3 weken door 3 personen, enz. Vervoers- of bezoekbewijzen moeten worden overgelegd.

2.8 DIVERSEN

B012 Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen

In deze uitvoeringsregel wordt aangegeven hoe omgegaan wordt met het verstrekken van bijzondere bijstand voor de (leges)kosten van verblijfsvergunningen en naturalisatie.

Voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 Participatiewet bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de (leges)kosten van de eerste aanvraag van een verblijfsvergunning. Deze legeskosten worden niet aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan.

Wel bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de (leges)kosten van de verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning. Deze legeskosten worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan. Op grond van artikel 48 lid 1 Participatiewet wordt de bijstand om niet verstrekt. Slechts als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om in deze kosten te voorzien wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt (artikel 48 lid 2 onderdeel a Participatiewet).

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk te maken (leges)kosten.

B075 Uitvaartkosten

In deze uitvoeringsregel wordt aangeven hoe omgegaan wordt ten aanzien van de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van begrafenis of crematie.

Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.

Voorliggende voorzieningen:

  • a)

    uitvaart-, levens of ongevallenverzekering;

  • b)

    de Wet op de Lijkbezorging als geen beroep op de Participatiewet mogelijk is;

  • c)

    het vermogen in de nalatenschap:

Bij een alleenstaande komt het gehele vermogen, inclusief het recht op vakantietoeslag, in de nalatenschap waaruit de kosten voor de begrafenis kunnen worden voldaan;

Bij een echtpaar zonder kinderen waarvan een van de partners overlijdt, moet voor zover voldoende vermogen aanwezig is, het verschil tussen de vermogensvrijlating voor een echtpaar en voor een alleenstaande worden aangewend voor deze kosten.

Indien de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de belanghebbende niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen bestaat er recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.

Voor bijstand komen slechts in aanmerking de kosten verbonden aan de meest eenvoudige uitvoering van een begrafenis of crematie, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.

Onder deze kosten vallen:

  • ·

    legeskosten overlijdensakte

  • ·

    rouwkaarten (75 rouwkaarten incl. portokosten)

  • ·

    werkzaamheden uitvaartverzorger

  • ·

    eenvoudige kist

  • ·

    opbaren in rouwcentrum

  • ·

    rouwauto met maximaal 1 volgauto

  • ·

    uitvaartplechtigheid

  • ·

    grafrechten (voor een periode van 20 jaar)

  • ·

    eenvoudige grafzerk

Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:

  • ·

    rouwadvertentie

  • ·

    koffietafel

  • ·

    bloemstuk

  • ·

    asverstrooiing of bijzetting

Stem de hoogte van de bijzondere bijstand af op de richtprijzen zoals die worden genoemd in de prijzengids van het Nibud. De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt om niet verleend.

De beschikking moet vermelden dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.

WMO-voorzieningen

De gemeente gaat ervan uit dat iedereen die een voorziening krijgt in het kader van de Wmo, een eigen bijdrage betaalt voor zover dat in het financiële vermogen ligt van de aanvrager. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand verstrekt worden. Cliënten hoeven geen betalingsbewijzen en nota’s te overleggen. Wel dient als bewijsstuk de beschikking van het CAK, waarin de eigen bijdrage is vastgesteld, te worden overgelegd.

Wanneer er sprake is van periodieke bijzondere bijstand wordt dit standaard voor 2 jaar toegekend. Ook indien er sprake is van draagkracht (behoudens als al bekend is dat het een kortere periode betreft). Na 2 jaar kan men opnieuw een aanvraag indienen. Indien sprake is van draagkracht wordt een tussentijds onderzoek ingeboekt na een jaar. In rapportage de moet de toekenningsduur op 2 jaar worden gesteld.

Let op: soms wordt de eigen bijdrage voor verzorging en hulp door de ziektekostenverzekering vergoed vanuit de aanvullende verzekering. Zo ook door onze eigen collectieve verzekeringen! Vanzelfsprekend dient dit bij de aanvraag getoetst te worden en is er geen mogelijkheid tot bijstandsverlening wanneer de aanvullende verzekering de kosten vergoedt.

Parkeervoorzieningen

Ook de eigen bijdrage die in rekening wordt gebracht ten behoeve van een invalide parkeerkaart of een invalideparkeerplaats kan in aanmerking komen voor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand. Dit geldt ook voor de legeskosten van het inrichten van een invalideparkeerplaats.

HOOFDSTUK 3: Overige Regelingen

Onze gemeente maakt gebruik van de mogelijkheid om individuele bijzondere bijstand te verstrekken op grond van groepskenmerken. Net als bij de bijzondere bijstand krijgt ieder individueel lid van de groep de eigen daadwerkelijke kosten vergoed. Om tot rechtmatige verstrekking van individuele bijzondere bijstand te kunnen overgaan, moet de gemeente vaststellen dat de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.

De verlening van individuele bijzondere bijstand ‘op grond van groepskenmerken’ sluit de verlening van ‘gewone’ individuele bijzondere bijstand geenszins uit. Dit blijft ten allen tijde mogelijk, met name voor diegenen die niet tot de door de gemeente aangewezen doelgroepen behoren.

Zoals bij alle aanvragen bijzondere bijstand wordt ieder aanvrager altijd eerst het volgende getoetst:

  • a)

    Inkomensgrens

  • b)

    Vermogensgrens (niet hoger dan het vrij te laten vermogen);

    3.1 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN

    Het groepskenmerk in deze regeling betreft inwoners, die 3 jaar of langer van een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm moeten rondkomen. Is de draagkracht boven de 120% dan bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.

    De regeling wil bereiken dat zij aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de aanschaf van de hieronder genoemde duurzame gebruiksgoederen. Het langdurig aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau maakt het reserveren voor de aanschaf/vervanging van duurzame gebruiksgoederen nagenoeg onmogelijk. In eerste instantie kan belanghebbende nog zijn toevlucht nemen tot het kopen op afbetaling of het sluiten van een lening. Indien deze situatie zich langer voordoet zal belanghebbende niet meer in aanmerking komen voor (nog) een lening dan leiden de verschillende afbetalingsregeling tot problematische schuldsituaties. Indien belanghebbende al 3 jaar is aangewezen op een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt verondersteld dat dit inkomen geen mogelijkheid meer biedt om te reserveren of gespreid achter af te betalen.

    De voorwaarden zijn:

    Drie jaar of langer een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en tegelijkertijd rechtmatig in Nederland verblijven;

    • a)

      Leeftijd vanaf 18 jaar;

    • b)

      Thuiswonenden, en personen in inrichtingen zijn uitgesloten;

    • c)

      Bij meerdere gezinsleden wordt het gebruiksgoed per gezin verstrekt;

    • d)

      Maximaal een vast bedrag per gebruiksgoed (zie hierna volgende lijst);

    • e)

      De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen;

    • f)

      De verplichting om de betalingsbewijzen te overleggen.

    • g)

      Maximaal € 500,- per 4 jaar. (NB Overgangsregeling)

    • h)

      De noodzaak van de vergoeding dient vast te staan.

    De regeling duurzame gebruiksgoederen verstrekt de volgende gebruiksgoederen als gift:

    Soort gebruiksgoed

    Maximum bedrag

    Bed

    € 500,-

    Bankstel of stoel

    € 500,-

    Computer

    € 500,-

    Eethoek

    € 500,-

    Fornuis + oven

    € 300,-

    Koelkast met vriesvak

    € 350,-

    Stofzuiger

    € 150,-

    Vloerbedekking

    € 500,-

    Wasmachine

    € 500,-

    Wasdroger

    € 300,-

    Televisie

    € 350,-

    Fiets

    € 200,-

    NB: Personen die niet aan de voorwaarden voldoen en wegens persoonlijke omstandigheden vergelijkbare kosten moeten maken maar deze niet kunnen betalen, kunnen een beroep doen op de ‘gewone’ bijzondere bijstand (zie B101).

    3.2 COLLECTIEVE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING

    Voor wie?

    Voor iedereen die een inkomen heeft dat niet hoger is dan 120 % van de bijstand. Er vindt geen vermogenstoets plaats.

    Hoogte Bijdrage

    De hoogte van de gemeentelijke bijdrage is € 12,50 per maand per persoon. Hierbij wordt geen verschil gemaakt tussen CZ en VGZ.

    Aanvang deelname collectieve ziektekostenverzekering

    Personen die niet bij CZ/VGZ verzekerd zijn, kunnen uitsluitend deelnemen per royementsdatum van hun huidige verzekering (per 1 januari). Mensen moeten daarna zelf een basisverzekering afsluiten bij CZ of VGZ en vervolgens een aanvraag bij de gemeente indienen. Nieuwe cliënten die al verzekerd zijn bij CZ/VGZ, kunnen met ingang van de 1e dag van de maand volgend op de datum van ontvangst van de aanmelding deelnemen.

    Beëindiging collectieve ziektekostenverzekering

    Bij beëindiging uitkering loopt de collectieve ziektekostenverzekering door tot controle in oktober, en wordt deze eventueel beëindigd per 1 januari.

    Bij beëindiging uitkering door verhuizing buiten gemeente, niet woonachtig op opgegeven adres, geen juiste verblijfstitel, volgt opleiding WSF. Deelname wordt beëindigd per de 1e dag van de maand volgend op de datum waarop CZ/VGZ de melding ontvangt.

    Bij beëindiging van de uitkering door overlijden of detentie wordt deelname beëindigd per direct.

    3.3 JEUGDSPORTFONDS

    Om kinderen te ondersteunen bij het beoefenen van sportieve activiteiten werken wij samen met het Jeugdsportfonds. De stichting Leergeld speelt hierbij een belangrijke rol. Gezinnen met kinderen met een laag komen kunnen hiervoor een aanvraag indienen. Om in aanmerking te komen voor een vergoeding uit het Jeugdsportfonds gelden de volgende eisen:

    • ·

      De kosten worden gemaakt voor een kind zijn tussen 4 en 18 jaar oud.

    • ·

      Ouders/verzorgers hebben een maximaal inkomen van 120% van de bijstandsnorm.

    • ·

      Er vindt geen vermogenstoets plaats.

    De vergoeding voor een sportactiviteit bedraagt maximaal € 225,- per kind per jaar. Hierbij merken wij op dat ook de kosten van sportattributen en sportkleding voor een vergoeding in aanmerking komen.

    Aanvragen worden ingediend bij Stichting Leergeld.

    3.4 JEUGDCULTUURFONDS

    Om kinderen te ondersteunen bij het beoefenen van culturele activiteiten werken wij samen het Jeugdcultuurfonds. Hierbij speelt de stichting Leergeld een belangrijke rol. Gezinnen met kinderen met een laag inkomen kunnen hiervoor een aanvraag indienen. Om in aanmerking te komen voor een vergoeding uit het Jeugdcultuurfonds gelden de volgende eisen:

    • ·

      De kosten worden gemaakt voor een kind zijn tussen 4 en 18 jaar oud.

    • ·

      Ouders/verzorgers hebben een maximaal inkomen van 120% van de bijstandsnorm.

    • ·

      Er vindt geen vermogenstoets plaats.

    De vergoeding voor een sportactiviteit bedraagt maximaal € 450,- per kind per jaar. Hierbij merken wij op dat ook de kosten van sportattributen en sportkleding voor een vergoeding in aanmerking komen.

    Aanvragen worden ingediend bij Stichting Leergeld.

    3.4 WELZIJNSACTIVTEITEN

    Ten behoeve van de vergoeding van welzijnsactiviteiten kennen wij de Tijdelijke regeling welzijnsactiviteiten Geldrop-Mierlo 2015. Wij vinden het belangrijk dat juist onze minima participeren in de maatschappij door deel te nemen aan sociaal culturele activiteiten of verenigingsactiviteiten. Denk hierbij aan de volgende activiteiten:

    • lidmaatschap muziek-, toneel- en sportvereniging (ook sportschool);

    • benodigdheden direct verband houdend met een lidmaatschap van een vereniging;

    • zwemabonnement;

    • theaterabonnement;

    • kiezers- of vakvereniging;

    • ouderenvereniging;

    • cursuskosten voor niet-beroepsgerichte vaardigheden (geen schriftelijke cursussen);

    • bezoek pretpark.

    Hierbij merken wij op dat er in dit kader geen vergoedingen worden verstrekt voor internetabonnementen en krantenabonnementen. De regeling is bedoeld om mensen actief onder de mensen te krijgen. Het vergoeden van een internetabonnement of een krantenabonnement valt in onze ogen niet binnen het activerende karakter van de regeling.

    Een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm geldt voor deze regeling. Daarnaast is de

    vermogensgrens van de bijzondere bijstand van toepassing. De hoogte van de vergoeding is maximaal € 100, - per jaar.

    Binnen de nieuwe wetgeving is een aantal onduidelijkheden waardoor de juridische kaders van deze regeling niet helder zijn. Omdat wij deze regeling belangrijk vinden hebben wij er nu voor gekozen om een tijdelijke regeling in het leven te roepen waarbij de Wmo als uitgangspunt is genomen. Wij zullen deze regeling herzien, wanneer er meer duidelijkheid bestaat en de juridische kaders verder zijn uitgekristalliseerd.

    Bijlage 1

    Uitwerking beleid bijzondere bijstand medische kosten

    Binnen het de nieuwe uitvoeringsregels bijzondere bijstand is er sprake van een koerswijziging ten opzichte van de vorige uitvoeringsregels. Binnen de nieuwe uitvoeringsregels is aansluiting gezocht bij de lijn die is ingezet binnen de WMO en het Armoedebeleid. Dit betekent dat bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand meer wordt gekeken naar de individuele omstandigheden van het geval en naar de eigen verantwoordelijkheid van de klant. Met name ten aanzien van de medische kosten werkt dit gewijzigde uitgangspunt door. Wij hebben op het punt van medische kosten een bijzondere invulling gegeven aan de mogelijkheid om buitenwettelijk begunstigend beleid te formuleren, waarbij ook het element participatie van de individuele burger een belangrijke rol heeft gekregen.

    Buitenwettelijk begunstigend beleid

    Gemeenten kunnen er voor kiezen om eigen beleid te formuleren waardoor meer kostensoorten worden vergoed dan op basis van wet en jurisprudentie mogelijk is. De rechter noemt dit “buitenwettelijk begunstigend beleid. Bij de toetsing door de rechter zal worden bekeken of de gemeente zich aan haar eigen beleid heeft gehouden. Bij het opstellen van buitenwettelijk begunstigend beleid is het gangbaar dat van tevoren wordt bepaald voor welke kostensoorten er een buitenwettelijke vergoeding wordt toegekend. Het college van Geldrop-Mierlo heeft ervoor gekozen om het buitenwettelijk beleid in Geldrop-Mierlo op een andere wijze vorm te geven.

    Het college is van mening dat bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand meer gekeken moet worden naar individuele bijzondere omstandigheden van de klant. Naast de gangbare uitleg dat er sprake is van bijzondere dringende omstandigheden in gevallen van ernstig lichamelijk of geestelijk risico, is het uitgangspunt binnen onze gemeente dat ook gekeken moet worden naar de wijze waarop een inwoner kan meedoen aan onze maatschappij. Wij noemen dit het participatieargument. Deze uitleg van bijzondere omstandigheden ziet het college als innovatieve invulling van de bevoegdheid om buitenwettelijk begunstigend beleid vast te stellen.

    Hiermee wordt nadrukkelijk verband gezocht met soortgelijke wetgeving, zoals de WMO. Hierbij realiseren wij ons wel dat deze werkwijze niet geheel conform wet enjurisprudentie is. Dit geldt echter formeel juridisch ook voor alle andere vormen van buiten wettelijk begunstigend beleid. De werkwijze met bepalen van kostensoorten vooraf wordt " gedoogd". Of dat met deze uitvoeringspraktijk ook het geval is zal moeten blijken. Wij zijn echter van mening dat als de rechter bij een beoordeling toetst of de gemeente zich aan haar eigen beleid heeft gehouden. Deze toetsing kan plaatsvinden aan de hand van een lijst met kostensoorten. In onze ogen moet dit ook mogelijk zijn op basis van een vast afwegingskader c.q. procedure. Wij opteren nu voor het laatste.

    Motivering

    Door uit te gaan van een individuele benadering van iedere casus en geen beleidsrichtlijnen verder uit te schrijven bestaat het risico van willekeur. Om dit te voorkomen is het van belang dat de onderbouwing van de beslissingen op een kwalitatief hoog niveau moet zijn. De rechter zal controleren of wij ons aan ons eigen beleid houden en of onze beslissingen consequent en consistent zijn. De motivering van de besluiten is dus van groot belang. Om de uitvoering te ondersteunen hebben wij op het punt van medische kosten een werkinstructie uitgewerkt.

    Werkinstructie medische kosten

    Kapstok

    Binnen de beschreven werkwijze hebben wij op hoofdlijnen de beoordelingssystematiek uitgewerkt. Dit neemt niet weg dat de beoordeling of er sprake is van recht op bijzondere bijstand altijd sprake is van een individuele afweging. De beschreven werkwijze moet daarom worden gezien als een kapstok. Het is echter onmogelijk om alle individuele gevallen hierin te vangen. Bij alle aanvragen zal uiteindelijk een individuele afweging en motivering moeten volgen.

    Beoordeling

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt op basis van artikel 35 Participatiewet. Echter op grond van artikel 15 Participatiewet dient ook beoordeeld te worden of er sprake is van een voorliggende voorziening. In het geval van medische kosten zal dit nagenoeg altijd het geval zijn, namelijk de ziektekostenverzekering.

    Er bestaan enkele kostensoorten die in het verlengde van de medische kosten liggen, maar die hier formeel niet invallen omdat zij nooit binnen de ziektekostenverzekering hebben gevallen. Deze kosten kunnen wel op basis van artikel 35 Participatiewet worden verstrekt. Denk hierbij aan dieetkosten of reiskosten ten behoeve van specialistenbezoek. Dit is echter een zeer beperkt aantal. Het grootste aantal aanvragen van medische kosten wordt beoordeeld op grond van artikel 15 Participatiewet.

    Artikel 35 Participatiewet

    Artikel 35 lid 1 Participatiewet geeft een dwingende volgorde waarin de diverse aspecten van het recht op bijzondere bijstand beoordeeld moeten worden. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt de volgende volgorde aangehouden:

    • 1.

      Doen de kosten zich voor?

    • 2.

      Zijn de kosten in dit geval noodzakelijk?

    • 3.

      Kosten vloeien voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

    • 4.

      Kunnen kosten worden voldaan uit aanwezige middelen?

    Is het antwoord op alle bovengenoemde vragen positief dan kan worden overgegaan tot het verlenen van bijzondere bijstand.

    Artikel 15 Participatiewet

    Wanneer een aanvraag voor medische kosten wordt ingediend, dan is het uitgangspunt dat een klant een beroep kan doen op de ziektekostenverzekering. Alle kosten die niet, of niet volledig, vanuit deze verzekering worden vergoed, moeten dan ook als niet noodzakelijke of niet bijzondere kosten worden gezien.

    Participatieargument

    Wij zijn in onze gemeente van mening dat ook gekeken moet worden naar de wijze waarop een inwoner kan meedoen aan onze maatschappij. Wij noemen dit het participatieargument. Wanneer een klant de aangevraagde voorziening absoluut nodig heeft om maatschappelijke te participeren dan kunnen wij op grond van ons buitenwettelijk beleid alsnog besluiten deze voorziening toe te kennen.

    Hoogte Vergoeding

    Indien de kosten niet (volledig) door de verzekering vergoed worden, maar op grond van het participatieargument wel noodzakelijk zijn, dan kan hiervoor dus bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding gaan wij ervan uit dat de klant bij zijn verzekeraar minimaal de goedkoopste aanvullende verzekering inclusief tandarts heeft afgesloten. Ook als de klant dus alleen een basisverzekering heeft, om wat voor reden dan ook, gaan wij van dit standpunt uit. Het meerdere zal door ons, indien noodzakelijk met een onafhankelijk medisch advies, worden vergoed.

    Voorbeeld: Klant verzoekt om een vergoeding voor medische kosten van € 200,-. Klant heeft alleen een basisverzekering en krijgt hieruit geen vergoeding. Zijn goedkoopste aanvullende verzekering vergoedt € 100,-. Klant heeft dus recht op een vergoeding van ons van € 100,-.

    Artikel 16 Participatiewet

    Overigens geldt daarnaast altijd dat er bij zeer dringende omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 16 Participatiewet en de jurisprudentie op dit artikel, een vergoeding plaats kan vinden. Ongeacht of iemand zich verwijtbaar niet of niet voldoende heeft verzekerd. Hierbij geldt wel de uitleg die de rechtbank hieraan geeft. In dergelijke gevallen dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie is een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.