Organisatie | Renkum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bijdrageregeling sociale culturele en maatschappelijke activiteiten |
Citeertitel | Verordening bijdrageregeling sociale culturele en maatschappelijke activiteiten en gemeentelijk inkomensondersteunend beleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2010 | 01-01-2010 | 01-01-2012 | Art. 5, lid 1 | 17-02-2010 Veluwepost, 16-7-2010 | 9-2-2010 |
De raad van de gemeente Renkum bijeen in vergadering
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 februari 2010
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet,
gelet op hetgeen is bepaald in titel 4.1 en 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht,
gelet op de circulaire van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 6 juni 1996 (BZ/UK/96/2613) en
gelet op de circulaire van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 mei 2000 (BZ/IW/00/34933A),
“Verordening bijdrageregeling sociale culturele en maatschappelijke activiteiten”
In deze verordening wordt verstaan onder
peilmaand; de beoordeling of een aanvrager al dan niet tot de doelgroep wordt gerekend vindt plaats in de maand waarin de aanvraag wordt ontvangen; voor wat betreft de beoordeling van de woonsituatie en de beoordeling van het vermogen zijn bepalend de situatie op de eerste dag van deze maand, voor wat betreft de beoordeling van de hoogte van het inkomen wordt het inkomen over deze hele maand in aanmerking genomen, de beoordeling van de hoogte van inkomen en vermogen vindt slechts eenmaal per kalenderjaar plaats;
Het verstrekken van financiële bijdragen ter bevordering van deelname aan sociale, culturele en maatschappelijke activiteiten en het bieden van inkomensondersteunende maatregelen aan personen behorend tot de in artikel 1 beschreven doelgroep.
Artikel 4 Recht op een bijdrage
Er bestaat recht op een bijdrage wanneer de aanvrager behoort tot de in artikel 1 genoemde doelgroep, wanneer hij kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 6 van deze verordening en (behalve in geval van ambtshalve toekenning) wanneer hij heeft voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 3 van deze verordening.
Artikel 5 Hoogte van de bijdrage
De in het tweede lid van dit artikel genoemde bijdrage bedraagt voor houders van een Vervoerspas Regiotaxi KAN, die op 1 januari van het betreffende kalenderjaar in het bezit zijn van een Vervoerspas ¤ 45,- in dat jaar; voor pashouders die vanaf 1 april van dat kalenderjaar in bezit zijn van een Vervoerspas ¤ 34,- in dat jaar; voor pashouders die vanaf 1 juli van dat kalenderjaar in bezit zijn van een Vervoerspas ¤ 23,- in dat jaar en voor pashouders die vanaf 1 oktober van dat kalenderjaar in bezit zijn van een Vervoerspas ¤ 12,- in dat jaar.
Wanneer de omstandigheden op grond waarvan een bijdrage als bedoeld in lid 1 van dit artikel werd verleend in de loop van een kalenderjaar eindigen dan wel wanneer het recht op het gebruik van een Vervoerspas Regiotaxi KAN eindigt in de loop van een kalenderjaar en in de kosten van het gebruik van deze pas een bijdrage werd verleend als bedoeld in lid twee van dit artikel, vindt geen verrekening van de verleende bijdrage plaats.
Artikel 6 Kosten waarin een bijdrage kan worden verleend
Een bijdrage op grond van deze verordening kan worden verleend in een of meer van de hierna genoemde kostensoorten:
Het college kan afwijken van deze verordening wanneer strikte toepassing van de bepalingen van deze verordening zal leiden tot kennelijke onrechtvaardigheid en/of onbillijkheid.
Artikel 9 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.