Organisatie | Waterschap Amstel, Gooi en Vecht |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2016 | Nieuwe regeling | 13-10-2016 | BBV16.0417 |
Deze subsidieverordening vormt de wettelijke grondslag voor de subsidies die het waterschap verstrekt. In de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de behandeling en de wijze van beoordeling van subsidieverzoeken. Deze regels vormen een aanvulling op de subsidietitel uit de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 4:21 tot en met 4:80.
Het algemeen bestuur stelt subsidieregelingen vast met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten.
Artikel 9 Bij verlening keuze verantwoording
Bij de beschikking tot subsidieverlening bepaalt het dagelijks bestuur op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een strenger verantwoordingsregime door de artikelen 19 of 20 op een lager subsidiebedrag van overeenkomstige toepassing te verklaren.
Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, indien van toepassing onder verrekening met reeds betaalde voorschotten.
Artikel 19 Prestatieverantwoording (subsidies van €5.000,- tot €50.000,-)
Als de subsidieverlening een bedrag van € 5.000 tot € 50.000 betreft, bevat de aanvraag tot vaststelling, bedoeld in artikel 14, een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de gesubsidieerde prestatie of een bij de subsidieverlening bepaald minimum resultaat overeenkomstig de opgelegde verplichtingen is gerealiseerd. Bijkomende financiële verantwoording over de werkelijke kosten van de activiteiten wordt niet gevraagd.
Artikel 22 Ontoelaatbare staatssteun
Het dagelijks bestuur wijzigt of trekt de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in, als de Europese Commissie dat in verband met ontoelaatbare staatsteun vordert.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht van 13 oktober 2016.
Het algemeen bestuur,
dr. ir. G.M. van den Top
dijkgraaf
drs. H.J. Kelderman
secretaris-directeur
De Algemene Subsidie Verordening AGV (ASV) heeft als doel een algemeen kader te geven voor alle subsidieverstrekkingen, in aanvulling op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dat betekent dat de gebruiker van de ASV zich ervan bewust moet zijn dat er naast de ASV ook veel algemene bepalingen in titel 4.2 van de Awb te vinden zijn die in een concreet geval van toepassing kunnen zijn. Het gaat daarbij niet alleen om facultatieve bepalingen maar ook om bepalingen van dwingend recht.
Zo is het begrip subsidie niet opgenomen in de ASV evenmin als het begrip subsidie-plafond: wat hieronder moet worden verstaan is immers te vinden in de artikelen 4:21 en 4: 22 van de Awb.
Evenmin zijn algemene bepalingen opgenomen over onderwerpen zoals de verlening van de subsidie, het begrotingsvoorbehoud, algemene weigeringsgronden, verplichtingen van de subsidieontvanger, de vaststelling van de subsidie en het verlenen van een voorschot. Deze onderwerpen worden achtereenvolgens gevonden in de artikelen 4:29 e.v., 4:34, 4:35, 4:37 e.v., 4:43 e.d. en 4:95 Awb.
Naast de bepalingen in de Awb en de ASV kunnen ook subsidiebepalingen worden gevonden in subsidieregelingen. Tenslotte kunnen ook in de beschikking waarmee de subsidie wordt verleend verplichtingen en voorwaarden voor de subsidie worden opgenomen.
Uitgangspunt is een sobere verordening die de grondslag vormt voor een proces van subsidieverstrekking waarin niet meer gegevens worden gevraagd dan nodig is, met zo min mogelijk administratieve lasten als gevolg, zowel voor de subsidieontvanger als voor de subsidieverstrekker.
Bij het opstellen van de ASV is gebruik gemaakt van de model subsidieverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en van de Algemene Subsidieverordening van de Provincie Utrecht
In het eerste lid is bepaald dat de ASV van toepassing is op alle subsidies die het waterschap verstrekt. Het tweede lid bepaalt dat de ASV niet van toepassing is op de twee bijzondere subsidieverordeningen die het waterschap kent op het moment van inwerkingtreden van de Algemene Subsidieverordening. Deze twee bijzondere subsidieverordeningen hebben eigen procedureregels.
Artikel 2 Bevoegdheid subsidieverstrekking
Het dagelijks bestuur is het bevoegde orgaan voor het verstrekken van subsidies.
Onder de in lid 2 vermelde taken van het waterschap wordt verstaan de wettelijke taken van het waterschap, het watersysteembeheer en zuiveringsbeheer.
Algemeen bestuur bepaalt in een subsidieregeling voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verstrekt en geeft de daarbij passende regels voor de betreffende subsidie.
Artikel 4 Begroting en begrotingsvoorbehoud
In dit artikel is bepaald dat het dagelijks bestuur bij het verstrekken van subsidie uit eigen middelen aan de begroting is gebonden. Er kan slechts subsidie verstrekt worden als het waterschap daarvoor op de waterschapsbegroting voldoende gelden heeft uitgetrokken. De begroting vormt dus een van de kaders waarbinnen het dagelijks bestuur opereert. Als de begroting nog niet formeel is vastgesteld, wordt de subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat het algemeen bestuur daarvoor geld beschikbaar stelt, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud. Dit moet uitdrukkelijk in het verleningsbesluit worden opgenomen (artikel 4:34 Awb). De gesubsidieerde moet namelijk weten waar hij aan toe is. Het is belangrijk dat dit gebeurt: zonder het begrotingsvoorbehoud kan de subsidie niet worden geweigerd met het argument dat er onvoldoende geld is.
Artikel 5 Subsidieplafond en verdeling beschikbaar bedrag
De Awb bevat een aantal bepalingen over het subsidieplafond (afdeling 4.2.2). De bevoegdheid tot het vaststellen van een subsidieplafond houdt ook de bevoegdheid in om daarbinnen voor kortere periodes deelplafonds te geven. De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. In het tweede en derde lid is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld (verdelingsmaatstaf). Er zijn twee mogelijkheden.
Tweede lid: een tendersysteem. Het beschikbare budget wordt verdeeld na onderlinge vergelijking van de aanvragen. De beste aanvragen ontvangen subsidie. Derde lid: toekenning op volgorde.
Artikel 6 Bij de aanvraag over te leggen gegevens
Op grond van artikel 4:29 van de Awb begint de procedure om subsidie te krijgen met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. Dit artikel geeft voorschriften voor een subsidieaanvraag. Eerste lid: een aanvraag moet schriftelijk bij het dagelijks bestuur worden ingediend. Als een aanvraagformulier is vastgesteld, moet dat formulier worden gebruikt. Doel van een aanvraagformulier is om aan de aanvrager te verduidelijken wat voor informatie hij bij de aanvraag moet geven. Een subsidieregeling kan ook digitale indiening van aanvragen mogelijk maken.
In het tweede, derde en vierde lid is bepaald welke gegevens de aanvrager bij zijn subsidieaanvraag moet overleggen. De aanvrager moet onder meer een begroting en een dekkingsplan overleggen. Als de te subsidiëren activiteiten deel uitmaken van een breder project, is inzicht in het totale project nodig. Het tweede lid, onder d, heeft betrekking op de egalisatiereserve van een instelling. Een egalisatiereserve is een financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar zijn op te vangen met overschotten in het andere jaar. Als sprake is van een egalisatiereserve, moet dit bij een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie worden toegelicht. In artikel 4:72 van de Awb is de wettelijke regeling voor het vormen van een egalisatiereserve terug te vinden. In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen dat het dagelijks bestuur ook andere, of slechts enkele van de genoemde gegevens opvraagt. Zo nodig kan het dagelijks bestuur aanvullende informatie inwinnen. Uitgangspunt is dat de administratieve en bestuurlijke lasten voor de betrokkenen zo beperkt mogelijk blijven.
Eerste lid: Binnen 8 weken beslist het dagelijks bestuur op een aanvraag voor subsidie. Deze termijn staat ook in de Awb als uitgangspunt. De beslistermijn begint te lopen na ontvangst van de aanvraag.
Derde lid: Als een aangevraagde subsidie een cofinancieringsbijdrage in het kader van een Rijks- of Europees samenwerkingsprogramma betreft , begint de termijn te lopen na het besluit van het bestuur dat verantwoordelijk is voor de hoofdbeslissing over de subsidie. Projecten in het kader van Rijks- of Europese samenwerkingsprogramma’s zijn ingewikkeld, met verschillende soorten activiteiten (deelprojecten) en vele partners. Bij de hoofdbeslissing wordt een zeer uitgebreide technische toets uitgevoerd: over de vraag of het project aan de eisen voor subsidie voldoet, de gehanteerde tarieven, begrotingen, staatssteun e.a. Omdat speciale deskundigheid nodig is, wordt deze technische toets door één orgaan uitgevoerd en niet door alle medefinanciers. Dat is ook in het belang van de klant. De beslistermijn voor cofinanciering maakt het mogelijk om rekening te houden met het hoofdbesluit van de autoriteit die leidend is in het samenwerkingsprogramma. Daarmee wordt voorkomen dat we vanwege de termijn over cofinanciering moeten beslissen, zonder dat we het besluit over de hoofdmoot van de subsidie kennen. We hoeven niet voortijdig te beslissen, en beperken het risico dat het cofinancieringsbesluit later moet worden teruggedraaid (klantonvriendelijk en bewerkelijk voor de uitvoering). Verder wordt voorkomen dat budget voor cofinanciering wordt vastgezet, met de kans dat dit later onnodig blijkt.
Het derde lid geeft de ruimte het hoofdbesluit te volgen. Uiteraard blijft het mogelijk om sneller te beslissen, gelet op de prioriteit van het project. In dat geval kan een voorwaardelijke beschikking worden genomen, d.w.z. onder de opschortende voorwaarde dat anderen ook (voldoende) cosubsidie verlenen.
In artikel 4:35 van de Awb zijn enkele weigeringsgronden vastgelegd. Zo kan subsidie bijvoorbeeld geweigerd worden als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het gesubsidieerde project niet wordt uitgevoerd. Eerste lid:
De regeling van staatssteun staat in de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU). Voor meer informatie wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting en de website van Europa Decentraal. In het tweede lid is een aantal facultatieve weigeringsgronden vastgelegd. Het betreft situaties waarin subsidie kàn worden geweigerd. Een belangenafweging is nodig.
Bovenstaande weigeringsgronden gelden voor alle aanvragen. Daarnaast kunnen in een subsidieregeling weigeringsgronden worden opgenomen (artikel 3).
Artikel 9 Bij verlening keuze verantwoording
Het subsidiesysteem gaat uit van drie categorieën: - kleine subsidies tot € 5.000, - middelgrote subsidies van € 5.000 tot € 50.000, en - grote subsidies vanaf € 50.000. Bij deze categorieën hangt de zwaarte van de verantwoordingseisen af van het subsidiebedrag (van licht, middelzwaar naar zwaar). Het dagelijks bestuur besluit bij de subsidieverlening hoe de verantwoording plaatsvindt. Uitgangspunt is het subsidiebedrag. Een strenger verantwoordingsregime is aan de orde als uit een risico-analyse een verhoogde kans op misbruik blijkt. Doordat bij de verlening wordt aangegeven welke verantwoordingsregime van toepassing is, weet de subsidieontvanger tijdig wat van hem wordt verwacht.
In het eerste en tweede lid is vastgelegd hoe de hoogte van het subsidiebedrag wordt berekend. Bij klein en middelgrote subsidies (tot € 50.000,-) is de subsidie een vast bedrag voor een vooraf bepaalde prestatie. De subsidie is een vast bedrag dat men voor de prestatie krijgt. De subsidieontvanger hoeft geen “bonnetjes” te laten zien. In de subsidieregeling wordt uitgewerkt hoe dit bedrag wordt berekend. Dit kan door het stellen van een maximum subsidiebedrag, het omschrijven van subsidieposten, het geven van percentages voor het berekenen van de subsidie e.a. Bij grote subsidies (vanaf € 50.000,-) is de subsidie een bijdrage aan de werkelijke kosten van het project. Dit is een traditionele verantwoording op basis van de gerealiseerde kosten. Er moet een overzicht van inkomsten en uitgaven worden overgelegd. Het dagelijks bestuur kan een accountantsverklaring vragen. In het derde lid is bepaald voor welke kosten geen subsidie wordt verstrekt. Dit zijn onder meer de vaste exploitatielasten van een aanvrager (huur ruimte e.a.). In een subsidieregeling kunnen andere kosten worden vastgesteld die buiten de subsidie vallen. In het vierde lid is een uitzondering gemaakt voor de instandhoudingssubsidie. Bij een subsidie die is gericht op de instandhouding van een instelling, worden de vaste personeels- en exploitatielasten wel meegenomen.
Artikel 11 Directe en ambtshalve vaststelling
Eerste lid: Uitgangspunt is dat subsidies tot € 5.000 direct worden vastgesteld. Omdat in deze situatie het verleningsbesluit wordt overgeslagen, is het een versnelde procedure. Tweede lid: Als het nodig is, kan het dagelijks bestuur de subsidie wel eerst verlenen en daarna pas vaststellen. a. De activiteit of periode waarvoor subsidie wordt verstrekt, is nog niet afgerond. Na afloop van de gesubsidieerde activiteit of het subsidietijdvak kan de definitieve hoogte van de subsidie meteen worden vastgesteld.
b.Een verleningsbesluit is nodig:
Bij toepassing van een verleningsbesluit verleent het dagelijks bestuur de subsidie en wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.
Artikel 12 Aanvraag vaststelling
Meestal moet een subsidieontvanger voor de vaststelling van subsidie een aanvraag indienen. Bij de aanvraag moet de subsidieontvanger informatie overleggen die van belang is voor de verantwoording. Op basis daarvan is na te gaan of de subsidie juist is besteed. Zie de artikelen 18, 19 en 20. In dit artikel is bepaald wanneer de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet zijn ingediend. Soms is voor het vaststellen van subsidie geen aanvraag van de subsidieontvanger nodig. In dat geval is sprake van ambtshalve vaststelling. Zie artikel 11.
Eerste lid: Bij subsidies tot € 5.000,- wordt het gehele subsidiebedrag in één keer betaald. Als het dagelijks bestuur de subsidie eerst verleent en niet meteen vaststelt, wordt het volledige bedrag als voorschot verstrekt.
Tweede lid: Bij de andere subsidies (vanaf € 5.000,-) beslist het dagelijks bestuur bij de subsidieverlening ambtshalve (zonder aanvraag van de subsidieontvanger) over de bevoorschotting. Daarbij bepalen zij hoe hoog het voorschot is en over welke termijnen het wordt uitbetaald. Als blijkt dat de activiteit niet (helemaal) volgens afspraak plaatsvindt, kan het dagelijks bestuur het voorschot aanpassen.
Artikel 14 Vaststelling subsidie
In dit artikel is bepaald binnen welke termijn het dagelijks bestuur de subsidie moet vaststellen. Er gelden termijnen voor de vaststelling op aanvraag (eerste lid), de vaststelling van een jaarlijkse subsidie (derde lid) en de ambtshalve vaststelling (tweede lid).
Dit artikel geeft de termijn waarbinnen de betaling van de subsidie moet plaatsvinden.
Artikel 16 Kennisgevingsplicht
De subsidieontvanger moet het waterschap tijdig mededelen als hij de gesubsidieerde activiteit, om welke reden dan ook, niet of maar gedeeltelijk zal uitvoeren. Ook moet hij melden als blijkt dat hij niet aan een verplichting zal voldoen. De melding kan gevolgen hebben voor de subsidie. Het kan zijn dat de subsidie niet wordt uitbetaald of op een lager bedrag wordt vastgesteld. Ook kunnen waterschap en subsidieontvanger nadere afspraken maken: bijvoorbeeld door meer tijd te geven voor het uitvoeren van de activiteit. De meldingsplicht is niet vrijblijvend. Als een subsidieontvanger zich er niet aan houdt, treedt het waterschap streng op. Bij misbruik is terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente over het hele subsidiebedrag, mogelijk.
Artikel 17 Informatieplicht en toestemmingsvereiste
Eerste lid: Het is belangrijk dat het waterschap op de hoogte is van ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit. Als de activiteit bijvoorbeeld door een gemeente wordt verboden of als de organisatie die de subsidie ontvangt, ophoudt te bestaan, moet het waterschap als subsidieverstrekker dit weten. In het eerste lid is bepaald in welke gevallen de subsidieontvanger het dagelijks bestuur moet informeren. Het gaat om relevante veranderingen die van invloed kunnen zijn op:
Tweede lid: De subsidieontvanger heeft toestemming van het dagelijks bestuur nodig voor een aantal handelingen die van invloed kunnen zijn op het gebruik van subsidiegelden en de uitvoering van de activiteit. Deze handelingen zijn in artikel 4:71 van de Awb vermeld. Als onduidelijk is of het toestemmingsvereiste geldt, kan dit bij het waterschap worden nagevraagd. Het zijn de volgende handelingen (zie artikel 4:71 van de Awb):
Artikel 18 Melding en steeksproefsgewijze verantwoording (subsidies tot € 5.000)
Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is een licht verantwoordingsregime. Er zijn twee varianten. Als de subsidie direct wordt vastgesteld (artikel 11, lid 1) bestaat de verantwoording uit een melding door de subsidieontvanger als de gesubsidieerde activiteit is verricht. Uit de schriftelijke melding moet blijken of de activiteit geheel is uitgevoerd en de verplichtingen zijn nagekomen.
Als de subsidie eerst wordt verleend (artikel 11, lid 2 en 3), wordt bij de verlening bepaald wanneer de gesubsidieerde activiteit moet zijn verricht. Daarna stelt het dagelijks bestuur de subsidie ambtshalve vast. Hierbij kan het dagelijks bestuur de subsidieontvanger steekproefsgewijs om nadere informatie vragen. De subsidieontvanger moet, als het dagelijks bestuur daarom vraagt, aantonen dat de activiteit is uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan. Het dagelijks bestuur kan daarbij voorschrijven hoe de verantwoording moet plaatsvinden.
Artikel 19 Prestatieverantwoording (subsidies van € 5.000 tot € 50.000)
Voor subsidies van € 5.000,- tot € 50.000,- geldt een prestatieverantwoording.
Eerste lid: Prestatieverantwoording betekent: de subsidieontvanger moet bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aantonen dat de afgesproken prestatie of het afgesproken minimum resultaat in overeenstemming met de verplichtingen is uitgevoerd. Dit gebeurt met een inhoudelijk verslag. Er zijn verschillende mogelijkheden, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijv. publicatie). Er wordt geen financiële verantwoording over de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten gevraagd. Dat is een belangrijk verschil met de uitgebreide verantwoording van grote subsidies waar sprake is van een traditionele afrekening op basis van de gerealiseerde kosten (artikel 20).
Tweede lid: Het dagelijks bestuur kan zo nodig aanvullende gegevens vragen. Dit is voor een goede verantwoording van belang.
Artikel 20 Uitgebreide verantwoording (subsidies vanaf € 50.000)
Voor subsidies vanaf € 50.000,- geldt een uitgebreide verantwoording. Eerste lid: Uitgebreide verantwoording is een traditionele afrekening van subsidies, uitgaande van de gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van prestaties en een overzicht van uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). In het eerste lid is bepaald welke informatie de subsidieontvanger daarvoor moet overleggen, zoals bijvoorbeeld een financieel verslag of jaarrekening.
Tweede lid: Bij subsidies vanaf € 50.000,- kan een accountantsverklaring worden gevraagd. Een accountantsverklaring is een schriftelijke verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Andere verklaringen die in de praktijk voorkomen, zoals een beoordelingsverklaring of een samenstellingsverklaring, zijn geen accountantsverklaring.
Artikel 21 Overige verplichtingen
Eerste lid: Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger bij de verlening van subsidie verplichtingen opleggen. Het gaat om verplichtingen die nodig zijn om het doel van de subsidie te realiseren. De verplichtingen kunnen betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit. De verplichtingen kunnen ook ondersteunend zijn. Voorbeeld: de verplichting om een overzichtelijke administratie bij te houden. Tweede lid:
De subsidieontvanger moet zich houden aan de verplichtingen die de Europese Commissie bij de toetsing op staatssteun heeft gesteld.
Derde lid: Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichten om het waterschap als subsidieverstrekker te vermelden in de communicatie naar buiten toe. Deze verplichting kan in het subsidiebesluit worden opgenomen.
Artikel 22 Ontoelaatbare staatssteun
Als een subsidie volgens de Europese Commissie ongeoorloofde staatssteun is, zal het subsidiebesluit gewijzigd of ingetrokken worden.
In dit artikel is een evaluatieplicht opgenomen.
De Asv gaat op 1 november 2016 gelden.
Deze verordening heeft als citeertitel: Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.