Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsarrangement bijzondere wetten 2016 |
Citeertitel | Handhavingsarrangement bijzondere wetten 2016 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-05-2016 | Nieuwe regeling | 04-05-2016 | 005277/cb |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op de Drank- en Horecawet (DHW). Naast deze taken en bevoegdheden heeft de gemeente taken en bevoegdheden op de Wet op de Kansspelen (WoK), Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), het Coffeeshopbeleid en het Prostitutiebeleid. In dit stappenplan is beschreven hoe gemeente, politie en het Openbaar Ministerie optreden bij overtredingen in de horeca, coffeeshops, prostitutie en bij kansspelen. Hierdoor is duidelijk wanneer welke aanpak is vereist als overtredingen, overlast of andere misstanden zich voordoen dan wel worden geconstateerd.
Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Drank- en Horecawet zijn nieuwe verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders toegekend. Binnen dat kader heeft de gemeente een preventie- en handhavingsplan vastgesteld. In het plan staat een integrale aanpak van alcoholpreventie beschreven. De focus van het preventie- en handhavingsplan ligt voornamelijk op het gebied van het terugdringen van alcoholgebruik door jongeren.
Centraal staan 3 pijlers: ‘Regelgeving en beleid’, ‘Bewustwording en educatie’ en ‘Toezicht en handhaving’. Handhaving speelt dus een grote rol binnen de aanpak van de gemeente als het om alcoholpreventie gaat.
Alcoholverstrekking vindt breder plaats dan enkel in de horeca. Deze beleidsregel zal zich daarom niet alleen beperken tot de horeca. Ook slijterijen, detailhandelszaken en paracommerciële instellingen worden meegenomen in dit arrangement.
In Nederland bestaat de algemene beginselplicht tot handhaving. Dit houdt in dat de overheid optreedt wanneer zij constateert dat de door haar gestelde regels worden overtreden, zij de overtreding doet beëindigen. In principe kan alleen van handhaving worden afgezien, indien de nadelige gevolgen voor de overtreder onevenredig zijn ten opzichte van het algemeen belang dat met handhaving wordt gediend. Het is daarom van belang dat handhaving op een weloverwogen en gerichte wijze wordt uitgevoerd aan de hand van kaders en met gebruikmaking van de daartoe geëigende middelen en instrumenten.
Bij het beoordelen van een overtreding en het bepalen van het juiste sanctiemiddel wordt rekening gehouden met:
toegepast niet ingrijpender is dan noodzakelijk om het beoogde doel te bereiken en dat niet een zwaarder middel wordt toegepast als er een lichter middel beschikbaar is om het beoogde doel te bereiken.
In veel gemeenten wordt nalevingshulp ingezet. Hierbij krijgt de ondernemer bij constatering van een eerste lichte overtreding informatie over de geldende wet- en regelgeving. Door nalevingshulp aan te bieden willen gemeenten ervoor zorgen dat ondernemers zich beter aan de wet houden. Er wordt ter plekke alleen mededeling gedaan en er volgt geen aanschrijving. Nalevingshulp kan geboden worden als het gaat om geringe overtredingen. Wij hebben als gemeente alle instellingen op de hoogte gebracht van de veranderingen in de Drank- en Horecawet.
Alle horeca-instellingen en paracommerciële instellingen zijn aangeschreven in het kader van de invoering van de nieuwe Drank- en Horecawet en hebben een brief van de gemeente ontvangen, waarin informatie is gegeven en de veranderingen rondom de Drank- en Horecawet zijn uitgelegd. Doordat we dit in een voorstadium al hebben gedaan richting alle betrokken instellingen is het onderdeel nalevingshulp als eerste stap in de matrix weggelaten en zal er bij constatering van een overtreding direct aangeschreven worden. Afhankelijk van de situatie kan de toezichthouder besluiten om bij een geringe overtreding toch eerst nalevingshulp te bieden in plaats van meteen over te gaan tot bestuurlijke maatregelen.
Jaarlijks wordt aan de hand van het eerder genoemde preventie- en handhavingsplan een uitvoeringsprogramma opgesteld. Hierin zijn onder andere de voorgenomen activiteiten, de wijze en de frequentie van het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet vastgelegd. Indien er overtredingen worden geconstateerd, wordt gehandeld volgens het in dit handhavingsarrangement beschreven stappenplan.
Primair is de burgemeester verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. Vanuit die verantwoordelijkheid is hij bevoegd voor handhaving en vergunningverlening van de Drank- en Horecawet. Tevens worden exploitatievergunningen, vergunningen op grond van de Wet op de Kansspelen en de gedoogverklaring voor de coffeeshop door de burgemeester verstrekt.
Het toezicht op de naleving wordt uitgevoerd door de gemeentelijke toezichthouders en de politie. Daarbij wordt indien noodzakelijk samengewerkt met Belastingdienst en Inspectie SZW.
1.2 Bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden
De nadruk van de handhaving op deze regelgeving ligt op bestuursrechtelijk terrein. Derhalve kunnen twee gescheiden trajecten ingezet worden. Het bestuursrechtelijk en het strafrechtelijke traject kunnen zowel los van elkaar als gelijktijdig worden toegepast. Samenwerking met politie en Openbaar Ministerie is hierbij van essentieel belang.
Het strafrechtelijke traject is een aangelegenheid van het Openbaar Ministerie (doel: straffen) en niet van de gemeente (doel: overtreding ongedaan maken). Daarom komt in dit stappenplan voornamelijk de bestuursrechtelijke aanpak aan de orde. Het handhavingsarrangement wordt wel geaccordeerd door het driehoeksoverleg, waaraan de gemeente, Openbaar Ministerie (OM) en de politie deelnemen.
Bij de overtredingen van de Drank- en Horecawet wordt in dit arrangement aangesloten bij de indeling in categorieën die voorheen door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit werden gehanteerd. Daarnaast zijn overtredingen van de Drank- en Horecawet in een aantal gevallen economische delicten die strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
Het handhavingsarrangement geldt als beleidsregel in de zin van artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zulke beleidsregels moeten op grond van artikel 3:42 Awb bekend worden gemaakt door middel van publicatie.
Artikel 4:84 Awb bepaalt dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dit voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In het geval van bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan besluiten af te wijken van de beleidsregels vastgesteld in dit handhavingsarrangement.
1.4 Ernst, aard en de combinatie van overtredingen
Er wordt in dit plan beschreven op welke manier er gesanctioneerd zal worden bij een eerste, tweede of daaropvolgende overtreding als het dezelfde overtreding betreft. Het kan voorkomen dat verschillende regels en/of voorwaarden tegelijkertijd of achter elkaar worden overtreden.
Dit kan bij handhaving ertoe leiden dat beschreven stappen op afzonderlijke overtredingen overgeslagen worden. Daarnaast kan de ernst en aard van de feiten en omstandigheden ertoe leiden om te besluiten tot het overslaan van de beschreven stappen in het handhavingsarrangement. Hierbij spelen de houding en het gedrag van de overtreder een rol.
Voor horecaondernemers die zijn aangesloten bij het horecaconvenant kan het voorkomen dat de handhaving afwijkt van hetgeen in dit handhavingsarrangement staat beschreven.
Het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel zijn ook van belang. Dit wil zeggen dat de sanctie die wordt toegepast niet ingrijpender is dan noodzakelijk om het beoogde doel te bereiken en dat niet een zwaarder middel wordt toegepast als er een lichter middel beschikbaar is om het beoogde doel te bereiken.
De Awb en andere regelgeving (waaronder de Drank- en Horecawet en de APV) geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen:
Opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Awb).Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder;
alcoholhoudende drank wordt verstrekt (artikel 36 DHW)
-Tijdelijk stilleggen van de alcoholverkoop in detailhandel ('Three strikes out'; artikel 19a DHW): winkels de bevoegdheid te ontnemen zwak-alcoholische drank te verkopen, indien 3x binnen 12 maanden een overtreding van de leeftijdsgrenzen is geconstateerd. De ontzegging kan door middel van bestuursdwang worden afgedwongen.
Met uitzondering van onderstaande overtredingen uit de DHW zijn alle overtredingen bestuursrechtelijk te handhaven en is de burgemeester bevoegd tot opleggen van deze sancties. Alleen onderstaande artikelen dienen strafrechtelijk gehandhaafd te worden:
Op basis van artikel 45 DHW zijn jongeren onder de 18 jaar strafbaar wanneer zij alcoholhoudende drank aanwezig hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen. Hier staat een strafrechtelijke sanctie op. Een door de burgemeester aangewezen toezichthouder (BOA) is bevoegd om een proces-verbaal op te maken bij overtredingen. De afhandeling van het proces-verbaal wordt gedaan door het OM. Voor personen onder de 18 kan gekozen worden voor een HALT-afdoening.
Voor wat betreft de strafrechtelijke handhaving van jongeren onder de 18 jaar middels een proces-verbaal, heeft de gemeente geen beleidsvrijheid. Dit is namelijk een dwingende bepaling die voortkomt uit de DHW. De hoogte van de boete voor artikel 45 DHW (strafbaarstelling jongeren) is 90 euro, bij jongeren onder de 16 jaar wordt dit bedrag gehalveerd. De opbrengsten uit processen-verbaal vloeien rechtstreeks in de staatskas.
1.6 Geldigheidsduur maatregelen
Voor de meeste overtredingen geldt dat een maatregel als bedoeld in de diverse tabellen een geldigheidsduur heeft van een jaar nadat de overtreding is geconstateerd. Dit betekent dat wordt overgegaan op de volgende stap in de tabel, wanneer binnen een jaar dezelfde soort overtreding plaatsvindt. Bij overtredingen in de categorieën F. (verstoring openbare orde), G. (Art. 13 B Opiumwet, in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven niet zijnde coffeeshops), H. (Gedoogvoorwaarden coffeeshops), J. (Prostitutie, exploitatie zonder vergunning) en K. (Prostitutie, exploitatie in strijd met vergunning) geldt een geldigheidsduur van 2 jaar.
1.7 Vaststelling en inwerkingtreding
Dit handhavingsarrangement wordt vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, elk voor zo ver het hun bevoegdheden betreft. Het arrangement treedt een dag na bekendmaking in werking.
Administratieve tekortkomingen
De last onder dwangsom kan vervangen worden door het aanzeggen van een bestuurlijke boete conform het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet, vallend onder categorie A. Indien het bedrijf minder dan 50 werknemers telt geldt telkens het eerstgenoemde bedrag. De eerste boete is, afhankelijk van het aantal werknemers, € 680,- of € 1.360,-. De tweede boete is € 1.020,- of € 2.040,-. Een derde boete bedraagt € 1.360,- of € 2.720,- (indien binnen 12 maanden dezelfde overtreding nogmaals wordt begaan). Vinden er binnen een jaar na een overtreding geen nieuwe overtredingen plaats, dan begint de horeca ondernemer met een schone lei.
De last onder dwangsom kan vervangen worden door het aanzeggen van een bestuurlijke boete conform het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet, vallend onder categorie B. Indien het bedrijf minder dan 50 werknemers telt geldt telkens het eerstgenoemde bedrag. De eerste boete is, afhankelijk van het aantal werknemers, € 1.020 of € 2.040. De tweede boete is € 1.530 of € 3.060. Een derde boete bedraagt € 2.040,- of € 4.080 (indien binnen 12 maanden dezelfde overtreding nogmaals wordt begaan). Vinden er binnen een jaar na een overtreding geen nieuwe overtredingen plaats, dan begint de horeca ondernemer met een schone lei.
Illegale exploitatie en overtreding leeftijdsgrenzen
De last onder dwangsom kan vervangen worden door het aanzeggen van een bestuurlijke boete conform het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet, vallend onder categorie C. Indien het bedrijf minder dan 50 werknemers telt geldt telkens het eerstgenoemde bedrag. De eerste boete is, afhankelijk van het aantal werknemers, € 1.360,- of € 2.720,-. De tweede boete is € 2.040,- of € 4.080,-. Een derde boete bedraagt € 2720,- of € 5440,- (indien binnen 12 maanden dezelfde overtreding nogmaals wordt begaan). Vinden er binnen een jaar na een overtreding geen nieuwe overtredingen plaats, dan begint de horeca ondernemer met een schone lei.
D.Regels in het kader van de Openbare Orde en Veiligheid (DHW)
2.Hieronder staan overtredingen die niet zijn genoemd in de bijlage bedoeld in Artikel 44b eerste lid van de Drank- en Horecawet. Deze worden dan ook
2.niet via bestuurlijke handhaving afgedaan. Strafrechtelijke handhaving van deze feiten is dan ook de aangewezen weg. Mocht bestuurlijke handhaving toch
2.mogelijk zijn, dan zal dit niet worden nagelaten. Het primaat ligt conform richtlijn 13150 bij het strafrecht.
F.VERSTORING OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
De kwalificatie ‘ernstig geweld’ is in ieder geval van toepassing indien sprake is van incidenten waarbij gedreigd is of gebruik is gemaakt van één of meer vuurwapens, waarbij één of meer dodelijke slachtoffer(s) zijn gevallen, waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt, bij steekincidenten, bij grootschalige vechtpartijen al dan niet met slachtoffer(s), bij ernstige zedendelicten (zoals verkrachting) en bij zware mishandeling.
Er is sprake van schijnbeheer als degene die zich voordoet als beheerder c.q. exploitant c.q. leidinggevende van een horeca-inrichting niet de feitelijke beheerder c.q. exploitant c.q. leidinggevende is. Schijnbeheer kan in verschillende vormen voorkomen. Er kan sprake zijn van een situatie waarbij een persoon niet als beheerder/exploitant/leidinggevende op vergunning staat vermeld, maar wel in de functie van werknemer als exploitant of leidinggevende optreedt. Het door een andere persoon laten exploiteren van een horeca-inrichting omdat men zelf – vanwege antecedenten of het ontbreken van de vereiste diploma’s – niet in aanmerking komt voor een vergunning, is een andere variant. Hiervoor ontvangt diegene dan vaak een financiële vergoeding. In deze gevallen is de vergunning op grond van onjuiste gegevens en bescheiden verleend en kan het bestuur besluiten de vergunning in te trekken.
Overlast in en vanuit de inrichting wordt aangemerkt als een incident (categorie 1). De aanwezigheid van overlast wordt afgeleid uit politiemutaties en/of registraties van overlast. Ook anonieme meldingen kunnen een rol spelen bij de beoordeling of sprake is van overlast. Als voorbeelden van overlast kunnen worden genoemd: parkeeroverlast, stank, vervuiling, geluidhinder door komende en gaande bezoekers, lastigvallen van passanten, het op luidruchtige wijze exploiteren van een terras en het blokkeren van de doorgang c.q. de openbare weg. Indien de overlast zich concentreert rond bepaalde nachtelijke uren, kan op grond van artikel 2:30, lid 1 APV ook worden gekozen voor het tijdelijk vaststellen van andere sluitingstijden.
2.Handhavingsarrangement Weststellingwerf 2016
3.1 Inleiding – Lokale drugsaanpak en geldende besluit
2.De aanpak drugs valt globaal gezien uit in twee sporen, namelijk de illegale hennepteelt en anderzijds de gedoogde coffeeshop.
2.In Weststellingwerf is er sinds 2004 een coffeeshop. De gemeenteraad heeft besloten dat er 1 coffeeshop in Weststellingwerf aanwezig mag zijn en dat deze alleen op de heerenveenseweg 12 te Wolvega gevestigd mag zijn. Een coffeeshop valt onder het landelijke gedoogbeleid. drugs, zowel hard- als softdrugs, vallen onder lijst 1 en 2 Opiumwet. De bestuursrechtelijke keuze om een coffeeshop te gedogen is gekoppeld aan de eis dat dit gebeurt onder een handhavingsregime, waarin zeer strikt wordt opgetreden bij overtredingen van de gestelde gedoogvoorwaarden. De coffeeshop moet bijvoorbeeld een exploitatievergunning en een gedoogbeschikking hebben om open te kunnen zijn. Wanneer strafrechtelijke overtredingen begaan worden zijn de politie en het openbaar ministerie aan zet. Onder een coffeeshop wordt verstaan een inrichting zijnde een besloten ruimte waar verkoop en gebruik van softdrugs als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet plaatsvindt. Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid.
2.Daarnaast stelt de gemeente in afstemming met de lokale driehoek een handhavingsarrangement op waarin vermeld staat hoe de gemeente optreedt bij geconstateerde overtredingen of overlast bij de coffeeshop, of een illegale coffeeshop vestiging (dealerpand). Dit handhavingsarrangement zal duidelijkheid verschaffen in hoe er wordt opgetreden indien er zich overtredingen voordoen. Door een goed omschreven regelgeving geeft het handhavingsarrangement voor alle partijen (bewoners, ondernemer, gemeente, politie, OM) duidelijkheid over wat wel en niet mag en dat er consequent zal worden opgetreden bij overlast. Per overtreding is in dit handhavingsarrangement vastgelegd wat de sanctie is en hoe bevoegdheden en instrumenten aangewend worden.
2.Ten aanzien van de illegale hennepteelt is er een regionaal hennepconvenant met uitvoeringsafspraken die vorm geeft aan hoe gemeenten en alle andere partijen samenwerken en optreden tegenover de illegale hennepteelt. Hierbij kan voor de gemeente gedacht worden aan het waarschuwen van de huurder of eigenaar van het pand waar hennepteelt plaatsvindt of het sluiten van die panden bij een herhaaldelijke overtreding of ernstig delict. Ook staan de werkzaamheden van de toezichthouders bouw en brandveiligheid er in beschreven. Het sluiten van panden kan de burgemeester doen op basis van artikel Opiumwet 13b. De gemeenteraad heeft besloten deze bevoegdheid aan de burgemeester toe te kennen. Om willekeur tegen te gaan moet er ook een kort werkproces zijn hoe artikel 13b Opiumwet te hanteren.
2.Het landelijke kader van het gedoogbeleid bestaat uit de Opiumwet en de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie (OM). In artikel 3 en artikel 3a van de Opiumwet staat het verbod op de verkoop van hennepproducten en andere producten die staan gespecificeerd op Lijst II van dezelfde wet.
2.Het gedoogbeleid is gekoppeld aan strenge voorwaarden. Deze voorwaarden gelden voor alle coffeeshops in Nederland. Het is niet mogelijk om als gemeente in het coffeeshopbeleid hiervan af te wijken. De voorwaarden worden ook wel aangeduid als AHOJGI-criteria.
2.Artikel 13b Opiumwet is bij wet van 27 september 2007 gewijzigd. Op 1 november van dat jaar is de wijziging van het artikel in werking getreden en luidt het als volgt:
2.Gelet op het bovenstaande is artikel 13b dus toepasbaar op:
3.4 Reikwijdte van dit handhavingsarrangement
2.Dit handhavingsarrangement bevat, conform de voorschriften in de Aanwijzing Opiumwet, afspraken over het gecombineerd optreden van gemeente, politie en OM met betrekking tot de overtredingen op grond van het coffeeshopbeleid. Per gedoogschrift is bepaald op welke wijze bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk wordt gehandhaafd. Dit handhavingsarrangement bepaalt overigens niet op welke wijze het toezicht wordt uitgevoerd.
3.5 Bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden
2.De nadruk van de handhaving van de regelgeving ligt op bestuursrechtelijk terrein.In dit handhavingsarrangement komt voornamelijk de bestuursrechtelijke aanpak aan de orde.
2.Voor de toepassing van bestuursrechtelijke sancties is gekozen voor een trapsgewijze aanpak. Dit houdt in dat bij een herhaling van de overtredingen, de sanctiemiddelen ingrijpender zullen zijn. De periode begint bij de constatering van de eerste overtreding. Volgt en er binnen een jaar na de eerste constatering van een overtreding nieuwe overtredingen, dan zullen de sanctiemiddelen trapsgewijs ingrijpender zijn. Bij overtredingen van artikel 13 B Opiumwet, in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven niet zijnde coffeeshops, (jeugd, harddrug en te grote hoeveelheid?) geldt een recidivetermijn van 2 jaar. Het bestuursrechtelijk en het strafrechtelijke traject kunnen zowel los van elkaar als gelijktijdig worden toegepast.
2.In de Opiumwet, en de daarop gebaseerde Aanwijzing, zijn regels vastgesteld voor het bezit, productie en distributie van drugs. De politie zal de overtredingen op grond van deze wet opsporen en constateren en een proces-verbaal opmaken. Het OM kan dan besluiten om tot vervolging over te gaan. De strafrechtelijke handhaving zal zich in principe beperken tot de landelijk geldende AHOJ-GI criteria. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de inzet van het strafrecht een ultimum remedium is. Er wordt pas strafrechtelijk vervolgd als er bestuursrechtelijk is opgetreden. Bij overtreding van de overige gedoogvoorschriften zal overigens in eerste instantie alleen bestuursrechtelijk worden opgetreden. Alleen bij herhaalde overtredingen zal ook bij die criteria strafrechtelijk worden opgetreden, mits daar een wettelijke basis voor is.
2.Bij de strafrechtelijke handhaving wordt uitgegaan van een recidivetermijn van drie jaar. De periode van drie jaar begint bij de constatering van de eerste overtreding.
2.Niet alleen de gedoogbeschikking moet worden nageleefd, ook aan andere wet- en regelgeving, zoals bouw- en milieuregelgeving (waaronder Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en de Algemene plaatselijke verordening gemeente Weststellingwerf, moet worden voldaan. Overtredingen van deze overige wet- en regelgeving kunnen verschillen in aard en omvang. Dit is bepalend voor de manier waarop bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd (schriftelijke waarschuwing, bestuursdwang of dwangsom). Per overtreding zal daarom bepaald worden op welke wijze zal worden gehandhaafd. Controle op de Tabakswet (rookverbod) vindt plaats door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
3.7 Vaststelling en afwijkingen
2.Het handhavingsarrangement geldt als beleidsregel in de zin van artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze moeten op grond van artikel 3:42 Awb bekend worden gemaakt door publicatie. Op grond van artikel 4:84 Awb wordt overeenkomstig gehandeld, tenzij dit voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
3.8 Vaststelling en inwerkingtreding
2.Dit arrangement wordt vastgesteld door de burgemeester, na afstemming met de lokale driehoek. Het arrangement treedt de dag na bekendmaking in werking.
Bij affichering (A) geldt dat coffeeshops geen reclame mogen maken. Reclame door middel van elk medium is verboden. Hieronder vallen o.a. kranten, televisie, radio, internet, flyers, freecards, relatiegeschenken, posters, shirtreclame of andere objecten, waarop reclame kan worden gemaakt. Ook zogenaamd voorlichtingsmateriaal dat er op gericht is de verkoop levering of verstrekking van softdrugs te bevorderen en dat op enigerlei wijze gelieerd kan worden aan een coffeeshop valt hieronder.
2.Het betreft dan het kenbaar maken van de verkoop van softdrugs of de prijzen hiervan in combinatie met het adres van het verkooppunt. Daarnaast zijn ook kortingsacties of andere acties die de verkoop van softdrugs moeten stimuleren verboden.
Bij overlast (O) kan het bijvoorbeeld gaan om parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidhinder, vervuiling en/of overlast door voor- en nabij de coffeeshop rondhangende klanten. Bij overlast zal eerst worden geprobeerd om via afspraken met de exploitant de overlast te beëindigen. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat de exploitant een portier aanstelt en/of dat de openings- of sluitingstijden van de coffeeshop worden beperkt in die zin dat de coffeeshop op de uren dat de overlast zich voordoet niet open is.
Geen aanwezigheid van / verkoop aan jeugdigen (J) : geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop. Bij jeugdigen (ook wel minderjarigen genoemd) gaat het om personen jonger dan 18 jaar. De coffeeshophouder dient vast te stellen dat degene die hij de toegang verleent tot de coffeeshop en degene aan wie hij verkoopt, meerderjarig is. Het tonen van een geldig identiteitsbewijs is een instrument waarmee de coffeeshophouder dat kan vaststellen. Een (eerste) sluitingstermijn van 1 maand wordt in het algemeen redelijkerwijs noodzakelijk geacht om overtredingen met jeugdigen te beëindigen en te voorkomen. Daarbij speelt een rol dat de loop naar de coffeeshop wordt beëindigd alsmede de bekendheid daarvan als inrichting waar minderjarigen terecht kunnen. Bij recidive wordt een langere sluitingstermijn noodzakelijk geacht.
2.Het tonen van een geldig identiteitsbewijs of verblijfsvergunning in combinatie met een uittreksel BRP zijn instrumenten waarmee de coffeeshophouder het ingezetenschap kan vaststellen. Weststellingwerf heeft geen grote toestroom van toeristen die alleen voor een bezoek aan de coffeeshop komen. Bovendien is er ook geen overlast bekend rond het toelaten van niet-ingezetenen. Dit vraagt om lokaal maatwerk. Deze ruimte wordt ook geboden in de brief van de Minister van V&J. Dit betekent dat handhaving op het i-criterium in Weststellingwerf geen hoge prioriteit behoeft, het wordt meegenomen in de reguliere controles van de politie. De strafrechtelijke handhaving is een eigenstandige bevoegdheid van het OM. Over de toepassing daarvan vindt afstemming plaats in de lokale driehoek. Vooralsnog wordt de controle door de politie op de naleving van het I-criterium meegenomen in de reguliere controles (4 x per jaar).
·Het lokale driehoeksoverleg stelt de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops vast. De voorraad mag in elk geval niet de 500 gram te boven gaan.
I.Speelautomaten in Horecagelegenheden
2.Dit is het handhavingsarrangement voor seksinrichtingen en escortbedrijven, behorend bij hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
2.Artikel 3:4 van de Apv is het centrale artikel, want dit artikel verbiedt het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. Een vergunning als bedoeld in artikel 3:4 van de Apv wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie jaren.
2.Een schriftelijke waarschuwing heeft in beginsel een onbeperkte geldingsduur.
J.Prostitutie, Exploitatie zonder vergunning
K.Prostitutie, exploitatie in strijd met vergunning
2.Indien een illegale prostituee of een slachtoffer van mensenhandel in de seksinrichting wordt aangetroffen, wordt de eerste stap uit het Handhavingsarrangement overgeslagen. Er zal in dat geval direct worden overgegaan tot sluiting van de inrichting voor de duur van één maand. Indien ook verzwarende omstandigheden meespelen kan gekozen worden om direct over te gaan tot een sluiting van 3 maanden.
2.Indien een minderjarige prostituee wordt aangetroffen worden de eerste twee stappen uit het
2.Handhavingsarrangement overgeslagen. Er zal in dat geval onmiddellijk worden overgegaan tot een sluiting van de inrichting voor de duur van drie maanden. Bij verzwarende omstandigheden kan hier ook direct worden overgegaan tot intrekken van de vergunning.
2.Op 1 oktober 2000 werd het algemeen bordeelverbod opgeheven, waardoor de exploitatie van vrijwillige prostitutie legaal werd. Het algemeen bordeelverbod moest ervoor zorgen dat onvrijwillige prostitutie werd tegengegaan, vrijwillige prostitutie werd gereguleerd en misstanden werden bestreden. Ruim tien jaar na de opheffing van het algemeen bordeelverbod ligt er een nieuw wetsvoorstel bij de Eerste Kamer. Met de nieuwe prostitutiewet wil Nederland naar een uniform en aangescherpt beleid toe met als doel de misstanden in prostitutie aan te pakken.
2.De overheid formuleert hierin strengere regels:
2.Dit staat in het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt.
2.Op 1 maart 2014 is de Novelle Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (33.885) ingediend bij de Tweede Kamer.
2.Deze novelle wijzigt het voorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (32.211). Tijdens de plenaire behandeling van wetsvoorstel 32.211 heeft de Eerste Kamer de motie-Strik c.s. aangenomen (EK 32.211, L). In deze motie wordt de regering verzocht het wetsvoorstel te splitsen, waardoor de invoering van de vergunningplicht voortvarend ter hand kon worden genomen. Met deze novelle wordt de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht voor klanten uit het wetsvoorstel gehaald. Door het schrappen van de registratieplicht voor prostituees is het nodig de minimumleeftijd van 21 jaar voor prostitutie op te nemen in de wet. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was de leeftijdsnorm van 21 jaar voorwaarde voor registratie. Hiermee wil de regering (te) jeugdige vrouwen en mannen buiten de prostitutie houden.
2.Deze minimumleeftijd geeft gemeentelijke toezichthouders de mogelijkheid prostituees te controleren op leeftijd. Zij kunnen te jonge prostituees aanspreken en verwijzen naar hulpverlening. Prostituees onder de 21 kunnen een (lichte) geldboete krijgen. Maar ze worden niet vervolgd als ze slachtoffer zijn van mensenhandel.