Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016 gemeente IJsselstein |
Citeertitel | Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2016-I |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-11-2016 | 01-07-2016 | 01-03-2018 | Aangepaste regeling | 10-11-2016 Onbekend | 372273 |
De raad van de gemeente IJsselstein;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016 met zaaknummer 274625;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet,
besluit vast te stellen de: “Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2016-I”
Artikel 1. Definities en Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: diegene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 5. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
Artikel 8. Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via een telefoon of op een andere in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methode om achteraf aan de betaalplicht te kunnen voldoen;
Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 60,00. (m.i.v. 1 december 2016)
Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12. Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Artikel 13. Overgangs- en slotbepalingen