Organisatie | Waterschap De Dommel |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de heffingsambtenaar van het Waterschap De Dommel houdende regels omtrent T-correctie Beleidsregels T-correctie 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels T-correctie 2016 |
Vastgesteld door | heffingsambtenaar |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt Beleidsregels inzake de correctie op de gemeten vervuilingswaarde van een bedrijf indien deze in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of in belangrijke mate niet afbreekbare stoffen (T-correctie).
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-11-2016 | nieuwe regeling | 17-11-2016 Waterschapsblad, 17-11-2016 | . |
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
T = (CZV – BZV-oneindig) / CZV x 100%
correctiefactor (ofwel f-factor) = (100-T) / 75;
Artikel 2 Aanvraag T-correctie
Een verzoek om toepassing van de T-correctie gebeurt door het doorlopen van tenminste de volgende stappen:
Artikel 3 Inhoud onderzoeksvoorstel
Het verzoek gaat vergezeld met een onderzoeksvoorstel. In het voorstel zijn minimaal aanwezig:
De naam van de partij of personen die het onderzoek uitvoeren (adviesbureau, laboratorium of medewerkers bedrijf of combinaties) met een verklaring dat men gecertificeerd is voor het uitvoeren van de gevraagde handelingen en aantoonbare ervaring heeft met de proeven die worden aangevraagd. Als een laboratorium en/of adviesbureau in de aanvraag genoemd wordt die geen (aantoonbare) ervaring heeft met de bovengenoemde onderzoek- en analysemethodieken moet men eerst aantoonbaar deze ervaring verkrijgen voordat de onderzoeksresultaten zullen worden geaccepteerd. Hiertoe zal het onderzoeksvoorstel van de belastingplichtige een voorstel bevatten.
Artikel 4 Eisen ten aanzien van het onderzoek
Als er gegevens zijn over de afbreekbaarheid van een stof (bijvoorbeeld uitgevoerd door de fabrikant) en men wil hier gebruik van maken, wordt de wijze waarop deze afbreekbaarheid is bepaald kenbaar gemaakt aan het waterschap. Resultaten van biodegradatieproeven uitgevoerd door de fabrikant waarover geen informatie bekend is of gemaakt wordt, worden niet geaccepteerd bij de aanvraag. Verificatie van gegevens door het waterschap moet mogelijk zijn waarbij de aanvrager de kosten van het onderzoek draagt.
Voor afvalwateronderzoek geldt dat de wijze waarop het monster wordt verkregen in overeenstemming moet zijn met de aan het bedrijf verleende beschikking. Het monster moet representatief zijn voor de gehele aangevraagde periode. Bij twijfel hieromtrent worden meerdere monsters, van verschillende dagen, onderzocht.
Toxiciteits- en biodegradatieproeven op specifieke stoffen worden uitgevoerd volgens de door de heffingsambtenaar voorgeschreven methodieken. De analyses worden conform de actuele versie van de betreffende norm uitgevoerd. Een voorstel van onderzoek op specifieke stoffen dient voorafgaand aan het onderzoek ter goedkeuring voorgelegd te zijn aan de heffingsambtenaar.
Het laboratorium en/of adviesbureau dat het onderzoek uitvoert namens een bedrijf moet aantoonbare ervaring hebben met de proeven die worden aangevraagd. Als er geen aantoonbare ervaring is met de onderzoek- en analysemethodieken, moet eerst aantoonbaar deze ervaring worden verkregen voordat de onderzoeksresultaten worden geaccepteerd. De heffingsambtenaar kan adviseren een ander laboratorium en/of adviesbureau te kiezen.
HOOFDSTUK II NIET BIOLOGISCH GEZUIVERD AFVALWATER
Artikel 5 Wijze van berekening T-correctie
De T-correctie is alleen toegestaan op basis van de stoffenbenadering. Per stof moet worden aangetoond dat deze biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbaar is, zodat ook het aandeel per stof in percentage T kan worden uitgedrukt. De T-factor wordt berekend door sommering van de percentages van de verschillende stoffen.
Maximaal 10% afbraak, uitgedrukt in zuurstofverbruik ten opzichte van de CZV- waarde van de oorspronkelijke stof, wordt als grenswaarde aangehouden voor de classificatie ’niet of nagenoeg niet biologisch afbreekbare stof‘. Op basis van analyse (biodegradatieonderzoek op een specifieke stof) en berekening van de specifieke stoffen wordt door het bedrijf aangetoond welke stoffen voor minder dan 10% afbreekbaar zijn en welk CZV-aandeel deze stoffen hebben in de totale geloosde CZV-vracht. Op basis van toxiciteits- en (een) respiratieremmingstest(en) moet ook aangetoond worden in hoeverre deze niet of nagenoeg niet biologisch afbreekbare stoffen toxisch zijn voor micro organismen. Indien het een toxische stof betreft, vindt vaststelling plaats met behulp van andere gegevens en/of door de waterbeheerder goedgekeurde methoden (bijvoorbeeld speciaal onderzoek of beëdigde verklaring van meerdere onafhankelijke ter zake kundige chemici).
Als er gegevens zijn over de afbreekbaarheid van een stof (bijvoorbeeld uitgevoerd door de fabrikant) en men hier gebruik van wil maken, wordt de wijze waarop deze afbreekbaarheid is bepaald kenbaar gemaakt aan het waterschap. Resultaten van biodegradatieonderzoek uitgevoerd door de fabrikant, waarover geen informatie bekend is of gemaakt mag worden, worden niet geaccepteerd bij de aanvraag. Verificatie van gegevens door het waterschap moet mogelijk zijn waarbij de aanvrager de kosten van het onderzoek draagt.
Kilogrammen zuurstofverbruik = Q x ((CZV x (100 – T) / 75)) + (4,57 x N-Kj)) / 1.000
HOOFDSTUK III BIOLOGISCH GEZUIVERD AFVALWATER
Artikel 7 Aanvullende voorwaarden onderzoeksvoorstel
Het in artikel 3 genoemde voorstel wordt aangevuld met de volgende gegevens:
Beschrijving en werking van de biologische zuiveringsinstallatie alsmede een opgave van de minimum en maximum grenswaarden voor CZV, N-Kj en onopgeloste bestanddelen en/of bezinkbare bestanddelen in het effluent waartussen nog sprake is van een goed werkende biologische zuiveringsinstallatie en een kopie van het logboek van het afgelopen jaar;
Artikel 8 Wijze van berekening T-correctie (BZV-oneindig onderzoek)
Het biologische afbreekbare deel van de CZV wordt bepaald door BZV-oneindig onderzoek volgens NEN-EN 1899-1. Het BZV-oneindig gehalte wordt bepaald op basis van de uitkomsten van de BZVn-analyse (ISO 5815-1: ISO 5815-1 en 2, NEN-EN 1899-1 en 2). De biologische afbreekbaarheid van CZV wordt hierbij bepaald door op meerdere (n) dagen het BZV te meten. Op basis hiervan wordt door middel van lineaire regressie de waarde van BZV-oneindig (BZV∞) berekend.
Om te bepalen of er uitschieters zijn die weggelaten mogen worden in de meetreeks, wordt een statistische analyse uitgevoerd bij de uitwerking van de analyseresultaten. Van de in het onderzoek genoemde 11 waarnemingen (zoals bij een eerste BZV40 meting) mogen er in overleg met de heffingsambtenaar als dit noodzakelijk is maximaal 2 onbetrouwbare waarnemingen buiten beschouwing gelaten worden, als het kwadraat van de correlatiecoëfficiënt (R2) hierdoor toeneemt.
Hiervoor wordt de lineaire regressie van Ln(BZVn/BZV5) tegen 1/t, in eenzelfde meetreeks steeds opnieuw uitgevoerd, waarbij er in de meetreeks steeds slechts één BZVn meetwaarde wordt weggelaten, waarna de resulterende correlatiecoëfficiënten met elkaar vergeleken kunnen worden.
Bruikbare triplo en duplo metingen van de verschillende BZV-verdunningen worden in principe gemiddeld, mits ze qua trend met elkaar overeenkomen. In geval van remming bij de BZV-meting kan het voorkomen dat de meest verdunde reeks een beter verloop geeft van de afbraak.
Als de BZV-oneindig (BZV∞) is bepaald, is het mogelijk om de T-correctie te bepalen. Het onafbreekbaarheidspercentage T wordt bepaald met:
T = ((CZV – BZV∞) / CZV) x 100%
Als de CZV-waarde voor ten minste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de breuk:
(100 – T) / 75 = correctiefactor (f–factor)
T = het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, hierna het onafbreekbaarheidspercentage genoemd.
De biologische afbreekbaarheid van de onopgeloste stoffen wordt apart via de stoffenaanpak onderzocht, of anders geldt hiervoor de reguliere heffingsformule.
Artikel 9 Wijze van berekening T-correctie (Zahn-Wellens onderzoek)
Voorwaarden bij het Zahn-Wellens onderzoek zijn:
het onderzoek is niet toepasbaar als het afvalwatermonster grote hoeveelheden niet opgelost koolstof bevat. Om dit te bepalen wordt gebruik gemaakt van de DOC (dissolved organic carbon) analyse en de TOC (total organic carbon) analyse. Als DOC ≤ 90% van TOC, wordt het monster gefiltreerd voor het uitvoeren van de test;
T = (CZVt=eind /CZVt=0) x 100%
Het gaat hierbij om de opgeloste CZV. De biologische afbreekbaarheid van de onopgeloste stoffen kan apart via de stoffenaanpak onderzocht worden, of anders geldt hiervoor de reguliere heffingsformule.
Artikel 10 Eerste T-correctieonderzoek
Bij een eerste T-correctieonderzoek per meetperiode worden ter vergelijking zowel een Zahn-Wellens onderzoek als een BZV-oneindig onderzoek naast elkaar uitgevoerd. Als er tussen de resultaten van beide onderzoeken niet meer dan 10% afwijking is, wordt de T-correctie toegestaan op basis van de BZV-benadering. Bij een verschil groter dan 10% wordt de T-correctiefactor middels Zahn-Wellens onderzoeken bepaald.
Artikel 11 Toxiciteitsonderzoek voor biodegradatieonderzoek
In effluenten van goed werkende biologische zuiveringsinstallaties, die in aanmerking komen voor een T-correctie op basis van een BZV-oneindig onderzoek, kan worden volstaan met een BZV-toxiciteitstest (BZV test met glucose-/glutaminezuur oplossing) én respiratieremmingstest. De respiratieremmingstest mag, als deze geen toxiciteit oplevert, na 1 onderzoek stoppen als bij het bedrijf reeds een T-correctie wordt toegepast en er een constante bron en samenstelling van het afvalwater is. In overige gevallen (geen constante bron en samenstelling van het afvalwater alsmede nieuwe bedrijven) dienen er 2 onderzoeken te worden uitgevoerd;
De BZV-toxiciteitstest blijft bij een BZV-oneindig onderzoek altijd vereist. Als blijkt dat het geloosde afvalwater toxische eigenschappen bezit waardoor het uitvoeren van het biodegradatieonderzoek niet goed mogelijk is, wordt een T-correctie op basis van dit onderzoek niet toegestaan. Berekening van de vervuilingswaarde vindt dan plaats via de reguliere heffings-formule of op een andere binnen de verordening vastgestelde wijze.
Voor de beoordeling van toxiciteit/remming ten aanzien van de BZV-toxiciteitstest is voldaan aan de norm in de NEN voor een geslaagde BZV-analyse.
Artikel 12 Biodegradatieonderzoek en onopgeloste stoffen
Bij een BZV biodegradatieonderzoek wordt het monster bij aanwezigheid van onopgeloste bestanddelen gefiltreerd als het monster ≥ 0,2 ml bezinksel per liter effluent bevat (Imhoff-bepaling 1 uur). Filtratie van het monster wordt voorgeschreven met een GF filter met een poriëngrootte van maximaal 1,6 µm (volgens NEN-EN 872).
Artikel 13 Frequentie en invulling T-correctie biologisch gezuiverd afvalwater
Als uit de uitgebreide BZV40 meting blijkt dat volstaan kan worden met een BZV19 of BZV28 meting, dan mogen de vervolgmetingen in die T-correctie meetperiode uitgevoerd worden met een BZV19 of BZV28 meting met minimaal 7 meetpunten die lineair verdeeld zijn over de onderzoeksduur, met ATU toevoeging. Uit de meting zal blijken of de meetdag na dag 19 noodzakelijk was. Als de laatste meting onbetrouwbaar is (door een verminderde werking van ATU), wordt deze meting weggelaten in de berekening van BZV-oneindig.
Bij een eerste T-correctie onderzoek per meetperiode kan ter vergelijking zowel een Zahn-Wellens onderzoek als een BZV-oneindig test naast elkaar uitgevoerd. Als er tussen de resultaten van beide onderzoeken niet meer dan 10% afwijking is, wordt er van uitgegaan dat beide methodes voor het onderzochte afvalwater een vergelijkbaar resultaat opleveren. Vervolgonderzoek tijdens dezelfde meetperiode is dan toegestaan op basis van BZV-oneindig onderzoek.
Artikel 14 Toepassing f-factor
Gedurende het gehele jaar moet de CZV-waarde van het afvalwater bepaald worden. De CZV-waarde moet vermenigvuldigd worden met de f-factor. Deze f-factor wordt als volgt in de heffingsformule toegepast ter bepaling van het aantal kg zuurstofverbruik:
Kilogrammen zuurstofverbruik = Q x ((CZV x f-factor) + (4,57 x N-Kj)) / 1.000
De ‘Beleidsregels inzake de correctie op de gemeten vervuilingswaarde van een bedrijf indien deze in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of in belangrijke mate niet afbreekbare stoffen (T-correctie)’ van 19 december 2007 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Toelichting op de Beleidsregels T-correctie 2016
Als afvalwater in het oppervlaktewater of op het riool wordt geloosd dan is daarvoor een heffing verschuldigd (respectievelijk verontreinigingsheffing of zuiveringsheffing). De hoogte van de heffing is mede afhankelijk van de hoeveelheid en de soort stoffen die worden geloosd. Bij lozingen met een relatief hoge vuillast of die relatief zeer veel afvalwater lozen wordt de vervuilingswaarde vastgesteld door middel van meting, bemonstering en analyse. De vervuilingswaarde wordt bepaald aan de hand van chemisch zuurstofverbruik. Nadeel hiervan is dat er stoffen zijn die wel chemisch afgebroken kunnen worden, en dus bijdragen aan de CZV, maar biologisch niet. Als deze biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare fractie (≤10% afbreekbaar) een belangrijk deel (≥ 25%) van het CZV-gehalte uitmaakt, moet op aanvraag van een belastingplichtige vanwege de hoedanigheid van verbindingen in het afvalwater een correctie worden toegepast op de heffing, namelijk de T-correctie.
De T-correctie is ontwikkeld om tegemoet te komen aan de bedrijven die slecht afbreekbaar CZV lozen en daardoor een veel hogere heffing moesten betalen. De T-correctie mag worden toegepast als de CZV-waarde voor minimaal 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen. De T-correctie geldt alleen als een correctie op de CZV-waarde en niet op de stikstofwaarde. Als het niet mogelijk blijkt om de biologische afbraak nauwkeurig vast te stellen, is er geen recht op T-correctie.
De uitvoeringsmethode van het onderzoek naar de T-correctie is afhankelijk van of het al dan niet biologisch gezuiverd afvalwater betreft. Voor het mogen toepassen van de T-correctie is schriftelijke toestemming nodig van de (belastingheffende instantie van de) waterkwaliteitsbeheerder. Deze toestemming wordt op aanvraag verleend bij beschikking. Verzoeken kunnen worden gedaan voor toepassing van de T-correctie op biologisch gezuiverd afvalwater of niet biologisch gezuiverd afvalwater.
De heffing is gebaseerd op CZV en organisch gebonden stikstof en ammonium. In de Waterwet wordt echter bij de T-correctie alleen ingegaan op CZV. Dit is ook in de Verordening zuiveringsheffing Waterschap De Dommel en de Verordening verontreinigingsheffing Waterschap De Dommel het geval. De T-correctie wordt daarom alleen toegepast als correctie op het CZV-gehalte.
In beslisboom 1 zijn schematisch de stappen weergegeven om te beoordelen of een bedrijf in aanmerking komt voor toepassing van de T-correctie. In beslisboom 2 zijn schematisch de stappen weergegeven om te bepalen welke stappen gezet worden bij de biodegradatietest.
Beslisboom 1: hoofdschema T-correctieonderzoek
Beslisboom 2: Details uitvoering biodegradatietest
B.Artikel 4 Eisen ten aanzien van het onderzoek
B.Voor de bepaling van toxiciteit/remming bij de biodegradatie van het afvalwatermonster is de respiratieremmingstest naast de BZV-toxiciteitstest (glucose /glutaminezuur test) vereist. De BZV-toxiciteitstest moet altijd worden uitgevoerd naast een BZV-oneindig onderzoek. Bij een biodegradatieonderzoek met het Zahn-Wellens onderzoek is de respiratieremmingstest de aangewezen methode om toxiciteit/remming aan te tonen.
B.Bepalend voor een T-correctieonderzoek is de toxiciteit ten aanzien van aeroob slib volgens NEN-EN-ISO 8192.
B.Voor een optimaal onderzoeksresultaat en standaardisatie gelden de volgende zaken:
Bij de biodegradatietest wordt entmateriaal gebruikt dat de grootst mogelijke afbreekbaarheid geeft.
In de standaardgevallen kan de test geüniformeerd worden met het gebruik van standaard commercieel verkrijgbaar entmateriaal of effluent van een communale RWZI. Als er geen vermoedelijk remmende componenten aanwezig zijn in het afvalwater en er een standaard BZVn onderzoek met BZV-toxiciteitstest uitgevoerd wordt, kan getest worden met standaard commercieel verkrijgbaar entmateriaal (voorkeur i.v.m. uniformiteit) of effluent van een communale RWZI.
B.Artikel 6 Wijze van berekening T-correctie
B.De berekening van het aantal kilogrammen zuurstofverbruik is geschikt voor dag- en jaarberekening. Meestal wordt hiervoor een dagvracht gebruikt die gecorrigeerd wordt voor het aantal dagen dat deze stof per jaar wordt geloosd.
B.Artikel 8 Wijze van berekening T-correctie (BZV-oneindig onderzoek)
B.De biochemische afbraak van organisch materiaal wordt als volgt beschreven:
B.Dit betekent dat de afbraak verloopt volgens de reactievergelijking:
B.Stel dat de BZV5 het BZV is op het tijdstip t = 0, dus bij het begin van de BZV–oneindig bepaling. Het BZV op het tijdstip t = n dagen op BZVn. De toename van de BZV gedurende de tijd n is BZVn – BZV5. De evenredigheidsconstante k is te vergelijken met een snelheidsconstante bij chemische reacties. De dimensie van k = tijd-1.
B.dBZV/BZV = -k x dt of ∫ (1/BZV) dBZV = ∫-kdt of Ln (BZVn/BZV5) = -k x t
B.Door nu grafisch de Ln (BZVn/BZV5) uit te zetten tegen 1/t kan de Ln (BZV∞/BZV5) worden afgelezen op het snijpunt van de y–as en daarmee BZV∞ worden berekend. Door middel van lineaire regressie is het snijpunt op de y-as te berekenen. De regressie wordt uitgevoerd op de analyseresultaten vanaf BZV5 tot en met BZV19 of BZV40.
B.Voorbeeldberekening BZV-oneindig bepaling op basis van BZVn onderzoek
B.Tabel 1: Voorbeeld BZV∞ bepaling
B.De kolommen 5 en 6 (y = ax +b) zijn berekend op basis van de regressie uitkomsten (zie tabel 2) voor de BZV-bepalingen tot en met dag 19 en dag 40.
B.De richtingscoëfficiënt voor kolom 5 bedraagt a = –10,2932 en b = 1,904161.
B.De richtingscoëfficiënt voor kolom 6 bedraagt a = -6,888324 en b = 1,37892208.
B.De regressie uitvoer berekent de grootheden voor een lijn met de methode van de kleinste kwadraten om een rechte lijn te berekenen die het beste past bij de gevonden analyseresultaten. Het resultaat is een matrix die de lijn beschrijft.
B.De regressiegrootheid R2 is het kwadraat van de correlatiecoëfficiënt. Dit geeft aan hoe de geschatte en de feitelijke y-waarden zich tot elkaar verhouden en drukt deze verhouding uit in een waarde tussen 0 en 1.
B.In de voorbeelden hierboven is R2 voor de uitvoer t/m BZV40 en de uitvoer t/m BZV19 respectievelijk 0,768454 en 0,999894.
B.Als het kwadraat van de correlatiecoëfficiënt 1 bedraagt, is er sprake van een perfecte correlatie. Als extra check voor een eerste orde afbraak kan R2 worden gebruikt. Is deze kleiner dan 0,7 – 0,8 dan is de correlatie te onnauwkeurig.
B.In figuur 1 wordt de BZVn uitgezet tegen het aantal dagen, grafisch weergegeven.
B.Figuur 1: BZVn uitgezet tegen de tijd
B.Reeks 1 = kolom 2 uit tabel 1
B.In figuur 2 is grafisch de Ln (BZVn/BZV5) evenals de berekende regressielijnen uit tabel 1 voor de BZV tot en met dag 19 en dag 40 weergegeven.
B.Figuur 2: Logaritmische weergave BZVn/BZV5 uitgezet tegen de tijd (1/t)
B.Reeks 1 = kolom 3 uit tabel 1
B.Reeks 2 = kolom 5 uit tabel 1
B.Reeks 3 = kolom 6 uit tabel 1
B.BZV oneindig onderzoek volgens NEN-EN 1899-1
B.Bij een BZV19 oneindig onderzoek gelden voor n de volgende dagen: 0, 5, 7, 9, 12, 15, 19. Bij de analyse wordt ATU toegevoegd om de activiteiten van de eveneens zuurstof consumerende nitrificerende bacteriën te onderdrukken. Daar ATU maar beperkt houdbaar is, na circa 14 dagen zijn werking verliest (in de praktijk 21 dagen) en bij gaat dragen als koolstof- en stikstofbron bij de BZV-afbraak, wordt bij het BZVn onderzoek standaard uitgegaan van maximaal n= 19 dagen.
B.Bij een BZV28 oneindig onderzoek, wordt ATU toegevoegd om de nitrificatie te remmen. Als de laatste meting onbetrouwbaar is (door een verminderde of beëindigde werking van ATU), wordt deze meting weggelaten in de berekening van BZV-oneindig.
B.Het is in bepaalde gevallen gewenst om een BZV40 of BZV28 oneindig onderzoek uit te voeren. Bij een BZV28 of BZV40 oneindig onderzoek gelden voor n minimaal 7 meetdagen, die lineair verdeeld zijn over de onderzoeksduur.
B.Bij een BZV40 oneindig onderzoek worden de meetwaarden in veel gevallen gecorrigeerd voor de nitrificatie. Hiervoor worden op iedere meetdag NH4, NO2, NO3 en N-Kj gemeten om een stikstofbalans te maken ter bepaling van de zuurstofconsumptie bij de stikstofomzetting. De BZV-oneindig waarde wordt grafisch door middel van lineaire regressie bepaald.
B.Als entwater bij het onderzoek wordt het effluent gebruikt van de RWZI waarop het bedrijf het afvalwater brengt. Er mag geen gebruik gemaakt worden van entwater afkomstig van de (eigen) biologische waterzuivering van het bedrijf. De reden hiervoor is dat de restverontreinigingen in het effluent niet of zeer moeilijk biologisch afbreekbaar kunnen zijn door de aanwezige bacteriën die volledig ingesteld zijn op het aanbod van bedrijfsspecifieke stoffen.
B.In standaardgevallen kan getest worden met standaard commercieel verkrijgbaar entmateriaal of effluent van een communale RWZI.
B.Voorwaarde voor een juiste uitkomst is het ontbreken van giftige en/of remmende stoffen in het afvalwater. Simultaan aan het BZV-oneindig onderzoek wordt daarom een afbraakproef van glutaminezuur uitgevoerd om eventuele toxische werking van het te onderzoeken monster afvalwater te detecteren.
B.Monstername en voorbehandeling
B.Afvalwatermonsters met een bezinksel- en/of opdrijvend volume van ≥ 0,2 ml/liter worden voor aanvang van de analyses gefiltreerd over een glasvezelfilter met maximaal een poriegrootte van 1,6 µm. De filtratie vindt plaats in een onaangezuurd monster.
B.Bij een eerste onderzoeksperiode
Bij alle bedrijven wordt de eerste keer in de T-correctie meetperiode (en na gewijzigde productie) een uitgebreide BZV40 meting uitgevoerd met minimaal 11 meetpunten die lineair verdeeld zijn over de onderzoeksduur. In principe zou de maximaal gevonden BZV-waarde binnen het traject tussen meetdag 19 en 40 gelden als BZV-oneindig, als een nagenoeg vaste BZV-waarde (plateau) bereikt is.
Als uit de uitgebreide BZV40 meting blijkt dat volstaan kan worden met een BZV19 of BZV28 meting, dan mogen de vervolgmetingen in die T-correctie meetperiode uitgevoerd worden met een BZV19 of BZV28 meting, met minimaal 7 meetpunten die lineair verdeeld zijn over de onderzoeksduur, met ATU toevoeging. Uit de meting zal blijken of de meetdag na dag 19 noodzakelijk was. Als de laatste meting onbetrouwbaar is, wordt deze meting weggelaten in de berekening van BZV-oneindig.
Er vindt een statistische analyse plaats bij de uitwerking van de analyseresultaten om te bepalen of er uitschieters zijn. Van de 11 waarnemingen bij de eerste BZV40 meting mogen er maximaal 2 onbetrouwbare waarnemingen buiten beschouwing gelaten worden, als het kwadraat van de correlatiecoëfficiënt (R2) van de lijn hierdoor toeneemt.
B.In standaard gevallen is de benodigde hoeveelheid te doseren ATU 2 mg/l. Echter, als de CZV/N-Kj verhouding van het monster kleiner is dan 1 en de BZV resultaten zijn onbetrouwbaar, dan is nader onderzoek noodzakelijk om de juiste hoeveelheid te doseren ATU vast te stellen. In alle gevallen geldt dat het BZV onderzoek ongeldig is als CZV< BZVn.
B.Artikel 9 Wijze van berekening T-correctie (Zahn-Wellens onderzoek)
B.Het Zahn-Wellens onderzoek (NEN–EN–ISO 9888) is een biodegradatie onderzoek, gebaseerd op de bepaling van de totale afbreekbaarheid van de aerobe bio-afbreekbaarheid van organische componenten in een waterig medium. Op basis van deze test kan dus ook de T-correctie worden bepaald. Deze test is niet toepasbaar als het afvalwater grote hoeveelheden niet opgelost koolstof bevat. Het Zahn-Wellens onderzoek is niet van toepassing op onopgelost materiaal en is enkel bedoeld om de afbraak van de opgeloste organische stoffractie te bepalen. Tevens is Zahn-Wellens onderzoek enkel toepasbaar bij effluent met minimaal 100 mg/l opgelost CZV. De test wordt als volgt uitgevoerd:
B.Een hoeveelheid actief slib wordt vooraf geconditioneerd door het gedurende 8 dagen zonder voeding te beluchten. Vervolgens wordt er een testmengsel samengesteld bestaande uit het monster, actief slib, drinkwater en een vastgestelde hoeveelheid van een buffer- en nutriëntenoplossing. Het testmengsel wordt vervolgens belucht, waarbij de beluchting zodanig wordt ingesteld dat het zuurstofgehalte > 2 mg/liter is. De zuurgraad wordt dagelijks gemeten en gecorrigeerd tot een waarde in de range van pH 7-8. Naast het testmengsel wordt ook een blanco onderzocht, bestaande uit een met het testmengsel overeenkomende concentratie van het actiefslib en de buffer- en nutriëntenoplossing. De blanco wordt op identieke wijze behandeld als het testmengsel. De afbraak van de organische koolstofverbindingen wordt gevolgd met behulp van CZV-metingen. De afbreekbaarheid van de organische koolstof in het afvalwatermonster wordt nu als volgt berekend:
B.D(t) = 1 - (Ct - Cb) / Ca x 100%
B.D(t) = afbreekbaarheid in % na n dagen;
B.Ct = CZV-gehalte na n dagen op moment van monstername in mg/l;
B.Cb = CZV-gehalte van de blanco in mg/l;
B.Ca = CZV-gehalte van het oorspronkelijke monster in mg/l.
B.Als actief slib bij het onderzoek wordt het actieve slib gebruikt van de RWZI waarop het bedrijf het afvalwater brengt of afvoert.
B.Voorwaarde voor een juiste uitkomst is het ontbreken van giftige en/of remmende stoffen in het afvalwater. Daarvoor is een onderzoek op toxische stoffen vereist.
B.Als blijkt dat de biodegradatiecurve bij een Zahn-Wellens onderzoek nog niet is afgevlakt op de laatste meetdagen en er sprake is geweest van remming (respiratieremming tussen de 20% en 50%), maar geen toxiciteit in het verdunde monster dat gebruikt is voor de biodegradatietest, dan wordt het onderzoek per situatie nader bekeken.
Artikel 11 Toxiciteitsonderzoek voor biodegradatieonderzoek
B.Voor de beoordeling van toxiciteit/remming bij de respiratieremmingstest volgens NEN–EN ISO 8192 geldt: Als de EC50-waarde niet bepaalbaar is in het onverdunde monster, wordt het monster als niet toxisch beschouwd. Dat wil zeggen dat bij 100% monster (onverdund) er minder dan 50% remming plaatsvindt.
B.Artikel 13 Frequentie en invulling T-correctie biologisch gezuiverd afvalwater
B.In principe zou de maximaal gevonden BZV-waarde binnen het traject tussen meetdag 19 en 40 gelden als BZV-oneindig, als een nagenoeg vaste BZV-waarde (plateau) bereikt is.