Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling subsidie bedrijfsverplaatsing Groene Uitweg Noord-Holland 2016 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling subsidie bedrijfsverplaatsing Groene Uitweg Noord-Holland 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | landbouw, bedrijventerrein, kavelruil |
Deze uitvoeringsregeling vervalt op 31 juli 2019.
Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2017 | 31-07-2019 | art. 3, art. 8 | 28-03-2017 | PB NH 2017-32 | |
18-11-2016 | 05-04-2017 | nieuwe regeling | 01-11-2016 Provinciaal blad, 2016, 99 | 836018-836027 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L193/1);
Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 6 Niet- subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
In afwijking van de voorgaande leden, wordt, indien reeds uit andere hoofde subsidie wordt verstrekt voor dezelfde subsidiabele kosten, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan op grond van artikel 16 van de Landbouwvrijstellingsverordening is toegestaan.
Gedeputeerde Staten stellen subsidieplafonds en de periode waarbinnen de aanvragen kunnen worden ingediend, vast.
Haarlem, 1 november 2016.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.
behorende bij de Uitvoeringsregeling subsidie bedrijfsverplaatsing Groene Uitweg Noord-Holland 2016
bij de Uitvoeringsregeling subsidie bedrijfsverplaatsing Groene Uitweg Noord-Holland 2016
Doelstelling van deze regeling is de verbetering van de agrarische landbouwstructuur als drager van het landschap. Door een bedrijfsverplaatsing ontstaat ruimte voor structuurverbetering van de achterblijvende bedrijven.
Een bedrijfsverplaatsing gaat vaak samen met kavelruil waardoor de agrarische kavelstructuur verder verbetert. Voor kavelruil en verbetering van kavelstructuur binnen het Groene Uitweg gebied bestaat de Uitvoeringsregeling POP 3 subsidies Noord-Holland.
De regels van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011(Asn) zijn op deze uitvoeringsregeling van toepassing. De Asn is een kaderverordening en bevat procedurevoorschriften. Voorts passen Gedeputeerde Staten bij het verstrekken van subsidies de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking Noord-Holland toe .
Onderwerpen die zijn geregeld in de Awb en in of bij de Asn worden niet herhaald in de regeling, waaronder de verplichting tot het plaatsen van het logo of de naam van de provincie op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit. Dit laat onverlet de mogelijkheid andere verplichtingen op te nemen in de beschikking tot subsidieverlening, zoals verplichtingen met betrekking tot de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn gestart of zijn afgerond.
Bij subsidieregeling op grond van deze uitvoeringsregeling is sprake van staatssteun. De aanvragers zijn ondernemingen in de zin van het Europese recht en voor het overige wordt voldaan aan de criteria van staatssteun.
Ter rechtvaardiging van de staatssteun wordt in deze uitvoeringsregeling gebruik gemaakt van vrijstellingen uit de Landbouwvrijstellingsverordening. Artikel 16, steun voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen, wordt toegepast voor paragraaf 2, bedrijfsverplaatsing. Voor zover mogelijk zijn de vereisten die in de Landbouwvrijstellingsverordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor de desbetreffende vrijstelling, vertaald en opgenomen in deze uitvoeringsregeling.
Vanwege leesbaarheid van de regeling is daar waar begripsbepalingen uit de Landbouwvrijstellingsverordening zijn overgenomen, soms gekozen voor citeren van de Landbouwvrijstellingsverordening in plaats van alleen aanhalen en verwijzen.
Met de verklaring, verklaart aanvrager te voldoen aan de vereisten in artikel 2, tweede lid en bijlage I van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Onder g. primaire landbouwproductie
De begripsbepalingen uit de Landbouwvrijstellingsverordening worden overgenomen. Vanwege leesbaarheid van de regeling is gekozen voor het citeren uit de Landbouwvrijstellingsverordening in plaats van verwijzing naar artikel 2, onderdeel 5 van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Deze doelgroep laat onverlet dat andere organisaties als gemachtigde op kunnen treden.
Dit artikel bevat alle weigeringsgronden voor bedrijfsverplaatsing.
Omdat voor de rechtvaardiging van staatssteun, gebruik wordt gemaakt van artikel 16 van de Landbouwvrijstellingsverordening, is bij de weigeringsgronden inzichtelijk gemaakt dat de weigeringsgronden uit het algemene deel van de Landbouwvrijstellingsverordening zijn overgenomen.
Onder d. financiële moeilijkheden
Artikel 1, zesde lid van de Landbouwvrijstellingsverordening bepaalt dat de Landbouwvrijstellingsverordening niet van toepassing is op ondernemingen in moeilijkheden.
Artikel 1, vijfde lid van de Landbouwvrijstellingsverordening bepaalt dat de Landbouwvrijstellingsverordening niet van toepassing is op ondernemingen waartegen een terugvorderingsbevel uitstaat.
Artikel 1, vierde lid, onder c van de Landbouwvrijstellingsverordening bepaalt dat de Landbouwvrijstellingsverordening niet van toepassing is activiteiten die verband houden met uitvoer naar derde landen of lidstaten.
Artikel 4 Subsidiabele activiteit
De bedrijfsverplaatsing vangt aan met de daadwerkelijke verplaatsing
De toets of voldaan wordt aan de vereisten vindt plaats naar de datum van indienen van de aanvraag.
Hiermee wordt voldaan aan het vereiste van artikel 16 van de Landbouwvrijstellingsverordening dat in de regeling tot uitdrukking moet worden gebracht welk doel van algemeen belang wordt nagestreefd.
Alleen de kosten die genoemd worden in artikel 16 derde tot en met vijfde lid van de Landbouwvrijstellingsverordening zijn subsidiabel. Andere kosten dan daar genoemd, kunnen niet als subsidiabele kosten worden opgenomen in de uitvoeringsregeling.
Artikel 16, derde lid bepaalt dat de werkelijk gemaakte kosten van demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten subsidiabel zijn. Dit betekent dat alle kosten die rechtstreeks en direct verbonden zijn met het demonteren, verhuizen en weer opbouwen subsidiabel zijn. Dit zijn niet alleen de kosten van de fysieke verplaatsing maar ook de kosten van de voorbereidingshandelingen. Deze kosten worden alleen gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteit en zouden niet zijn gemaakt als geen bedrijfsverplaatsing zou hebben plaatsgevonden. Het betreft onder andere notariskosten, kadastrale kosten, kosten voor het opstellen van een financieel plan met een begroting, inclusief accountantsverklaringen.
Alleen de kosten die direct samenhangen met de verhuisbeweging worden gesubsidieerd. Het betreft ook de kosten die in dit kader voor advies, organisatie , administratie en toezicht gemaakt worden na de subsidieaanvraag.
Tot de kosten van het weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten behoren onder andere de investeringen in de faciliteiten die bedoeld zijn voor agrarische productie op de nieuwe bedrijfslocatie zoals landbouwbedrijfsgebouwen als stallen en ruimtes voor mest en voederopslag. De in of aan het bedrijf gelegen woning en de inboedel uit die woning behoren niet tot de landbouwbedrijfsgebouwen mogelijk wel de aparte kantoorruimte in of aan de woning ten behoeve van de agrarische bedrijfsboekhouding en zakelijke transacties. De aanvrager dient dit gebruik aan te tonen bij de aanvraag.
Onder installaties wordt de apparatuur verstaan die nodig is om een bedrijf goed te laten werken, onder andere automatische mestschuiven in de stal, melkrobots en computerprogrammatuur voor voerafstelling en klimaatbeheersing.
In paragraaf 164 onder b, van de Richtsnoeren met betrekking tot staatssteun en landbouw is bepaald dat loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd, niet met modernisering gepaard gaat.
Een taxatie van de situatie voor modernisering en na modernisering ondersteunt de berekening van de kosten. De waardestijging van installaties of faciliteiten is te meten op basis van taxaties of de prijs van de verkooptransacties, indien deze lager uitvallen dan de taxatiewaarde. Indien de verkoop- transacties zijn afgerond, wordt de definitieve subsidie aan de hand van deze laatste waarde vastgesteld.
De beperking dat de kosten van verwerving van grond maximaal 10% is van de totale subsidiabele kosten past binnen de doelstelling van de uitvoeringsregeling, omdat hiermee ook een algemeen belang is gediend. Op eerste plaats betreft dit landbouwstructuurverbetering voor meerdere partijen. Ook is een bijkomend algemeen belang gediend met vergroting van de verkeersveiligheid in kleine kernen door afname van landbouwverkeer als gevolg van bedrijfsconcentratie en vaak bijkomende kavelruilen.
Artikel 6 Niet-subsidiabele kosten
Het uitsluiten van de kosten van aankoop van agrarische productierechte, dieren, zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen alsmede het planten daarvan, is expliciet benoemd als niet subsidiabele kosten. Evenwel zijn deze reeds niet-subsidiabel omdat deze niet rechtstreeks en direct verbonden zijn met de subsidiabele activiteit.
Op grond van artikel 16 van de Landbouwvrijstellingsverordening is het maximumpercentage in algemene zin 100%. Het absoluut maximum van € 400.000 per aanvraag, past binnen de drempelbedragen van artikel 4, eerste lid, onder b van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Voor modernisering of verhoging van productiecapaciteit geldt op grond van artikel 16, vierde lid van de Landbouwvrijstellingsverordening het maximum genoemd in artikel 14, 12e en 13e lid van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Op grond van artikel 9 van de Landbouwvrijstellingsverordening moet deze uitvoeringsregeling uiterlijk 10 dagen vóór de datum van inwerkingtreding aangemeld worden bij de Europese Commissie. Om te voldoen aan deze bepaling treedt de regeling pas in werking op de 11e dag na publicatie.