De raad van de gemeente Olst-Wijhe;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 oktober
2016;
Gelet op de artikelen 216 en 227 van de Gemeentewet;
BESLUIT
Vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting centrum
Wijhe 2017
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
reclameobject: openbare aankondiging in letters, symbolen of
kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare
weg;
- b.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte
steun vindt in of op de grond;
- c.
vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of
bedrijf wordt gebruikt;
- d.
tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn
bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand
brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van
personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;
- e.
etalage: ruimte achter een ruit van een vestiging of bouwwerk waar
goederen zijn uitgestald;
- f.
exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn
bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding
aanbrengen van openbare aankondigingen op door hem daartoe
beschikbaar gestelde oppervlakten;
- g.
jaar of maand: een kalenderjaar of -maand of een gedeelte van een
van die kalenderperioden.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen het centrumgebied van Wijhe dat
begrensd wordtdoor de straten: Langstraat 1 t/m 83 oneven en Langstraat 2
t/m 88 even en het eerste gedeeltevan de Oranjelaan (huisnummers 2 t /m 10),
de Nieuwendijk (huisnummers 1 t /m 9) en het
adres Molenbelt 5 zoals aangewezen op de bij deze verordening behorende
kaart (bijlage 1).
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de naam 'reclamebelasting' wordt binnen het gebied als bedoeld in
artikel 2 een directebelasting geheven ter zake van openbareaankondigingen
zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten
behoeve van wie, al dan niet met vergunning, een of meerreclameobjecten
worden aangetroffen.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van
reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een
tussenpersoon zijn gedaan in
verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende
zaken, geheven van die
tussenpersoon.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt
de reclamebelasting ter
zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een
exploitant zijn aangebracht,
geheven van die exploitant.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag van € 500,-- per
vestiging waar één
of meer reclameobjecten zijn aangebracht of geplaatst.
- 2.
Voor de toepassing van dit artikel worden, indien meerdere gebouwen of
bouwwerken of
delen daarvan die direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen door
dezelfde
belastingplichtige worden gebruikt als één geheel, die gebouwen en
bouwwerken
aangemerkt als één vestiging.
- 3.
Indien een vestiging wordt gebruikt om een of meer reclameobjecten te
plaatsen van
anderen dan de gebruiker van de vestiging, worden deze reclameobjecten
afzonderlijk belast
bij degene die de reclameobjecten heeft laten plaatsen, dan wel degene
ten behoeve van wie
de reclameobjecten zijn geplaatst. Het deel van de vestiging dat wordt
gebruikt voor
bedoelde reclameobjecten wordt alsdan als vestiging aangemerkt.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.
- 2.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, ontstaat de
belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt,
is de
reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar
verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van
de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
wordt de aanslag op
verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten
van de voor
dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar na het
tijdstip van de
beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 5.
Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen het
gebied zoal bedoeld in artikel 2 is verhuist en aldaar een andere
vestiging in gebruik
neemt.
Artikel 8 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt geheven door middel van een aanslag.
Artikel 9 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
- a.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn;
- b.
die als algemene bewegwijzering of regulering van het verkeer
waarmee een algemeen
belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;
- c.
die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst
of aangebracht,
indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter
uitvoering van de publieke
taak;
- d.
die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen
of verenigingen
zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief
of ideëel belang
dienen;
- e.
op bouwterreinen, voor zover de opschriften rechtstreeks betrekking
hebben op de op
dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;
- f.
die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel
belang dienen;
- g.
die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde
artikelen en
producten in een etalage of in de winkel;
- h.
die al dan niet met vermelding van een tussenpersoon zijn gedaan in
verband met huur,
verhuur of koop of verkoop van roerende woonruimten, roerende
bedrijfsruimten of
onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke
nabijheid van de te
verkopen of te verhuren ruimte of zaak;
- i.
op scholen, kerken en kerktorens, voor zover de reclame-uiting
betrekking heeft op
onderwijs en religie;
- j.
gedaan door publiekrechtelijke rechtspersonen in de uitoefening van
hun publiekrechtelijke taak;
- k.
op parasols en terrasafscheidingen welke zijn geplaatst op een
terras bij een horecaonderneming.
Artikel 10 Betalingstermijnen
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan, minder is
dan € 5.000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de
maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het
belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien
verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien
bedraagt. De eerste termijn vervalt op de 25e dag van de
maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
- 3.
In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die
voldoen aan de daar genoemde criteria, die worden opgelegd ná het
belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in drie
gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde
termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met
betrekking tot de
heffing en invordering van de reclamebelasting.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting
centrum Wijhe
2016", vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2015 wordt
ingetrokken met ingang van
de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met
dien verstande dat zij
van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die
datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van
de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening
Reclamebelasting centrum
Wijhe 2017'.