Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels betreffende de subsidie voor kwaliteitsimpuls natuur en landschap Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen |
Citeertitel | Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Subsidies, Natuur |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-10-2014 | 09-03-2017 | artikel 11, 20 | 30-09-2014 | B.6 | |
12-11-2013 | 04-10-2014 | artikel 1, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14c, 20 | 05-11-2013 Provinciaal blad 2013, 46 | A.12 | |
01-11-2012 | 12-11-2013 | artikel 1, 7, 11, 15, 16, 17, 18, 19, 20 | 30-10-2012 Provinciaal blad 2012, 16 | A.17 | |
15-11-2011 | 01-11-2012 | artikel 1, 9a, 21a | 01-11-2011 Provinciaal blad 2011, 29 | A.8 | |
10-02-2011 | 15-11-2011 | artikel 1, 2, 3, 4a, 5, 6, 6a, 6b, 7, 8, 9, 9a, 9b, 10, 11, 12, 13, 14, 14a, 14b, 14c, 14d, 16, 16a, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, hoofdstuk 2 | 16-11-2010 Provinciaal blad 2011, 04 | A.9 | |
01-01-2010 | 10-02-2011 | nieuwe regeling | 03-11-2009 Provinciaal blad 2009, 38 | A.11 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen, met dien verstande dat voor de toepassing van de in artikel 5, onderdeel a, van de onderhavige regeling opgenomen uitzondering onder gecertificeerde begunstigde mede wordt verstaan Staatsbosbeheer, mits zij beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer, afgegeven door of namens Gedeputeerde Staten;
landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);
landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel t , andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Rege- ling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken.
natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;
Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)
Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperio- de bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste in- diening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
Artikel 4 (indiening aanvraag)
Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.
Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)
Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:
Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of c. de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007- 2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.
Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)
Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen.
Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap
Artikel 8 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doel de realisatie van een agrarisch beheerpakket.
Een begunstigde als bedoeld in het vijfde lid, wordt aangemerkt als ware hij gecertificeerd be- gunstigde, mits hij uiterlijk 15 november 2013 een aanvraag tot certificering voor het onderdeel projecten bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend. Het aanmerken van de begunstigde als wa- re hij gecertificeerd begunstigde eindigt op de datum dat Gedeputeerde Staten hebben beslo- ten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2015.
Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van de DLG omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit van de voorgestelde investering. Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01 kan pas worden ingediend indien:
De onderdelen a tot en met c van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.
Artikel 10 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v., of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein dient tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:
één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurter- rein of het landschapselement waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.
In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investerings- subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuur- terreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertifi- ceerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.
Artikel 11 (subsidievoorwaarden)
Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;
Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer {…naam provincie…} heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde regeling wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.
Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.
Artikel 12 (subsidieverplichtingen)
De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voor- waarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van bekendmaking van de sub- sidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals be- doeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van de- ze beschikking, wordt gesloten.
Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten
en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over
de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.
Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:
Artikel 14c (subsidievaststelling)
De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.
Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:
Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.
Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.
Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering
Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:
Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:
Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:
Artikel 17 (aanvraag subsidie)
In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap. te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.
Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)
De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:
binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de provincie tot stand komt waarin is opgenomen:
de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
Artikel 20 (vaststelling subsidie functieverandering)
De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waar- de in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.
Artikel 21a (overgangsrecht gewijzigde definitie)
Op aanvragen die zijn ingediend vóór 15 november 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toe- passing zoals dat artikel vóór die datum luidde.
Artikel 22 (toepasselijk kader)
Voor zover in deze subsidieregeling niet nader is bepaald, zijn de bepalingen in de Uitvoeringsregeling subsidies inrichting landelijk gebied 2006 op de subsidieverlening en vaststelling van toe- passing.
Groningen, 3 november 2009.
Gedeputeerde Staten voornoemd:
M.J. van den Berg, voorzitter.
H.J. Bolding, secretaris.
Bij de decentralisatie van Programma Beheer als onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG per 1 januari 2007 hebben de provincies twee subsidieregelingen vastgesteld: de Pro- vinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) en de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Na- tuurbeheer (PSAN). Deze provinciale regelingen waren de opvolgers van de tot dan geldende rijks subsidieregelingen voor natuurbeheer (SN) en agrarisch natuurbeheer (SAN) en daar ook in be- langrijke mate op gebaseerd. Omdat die regelingen werden ervaren als ingewikkeld, rigide en gedetailleerd met te weinig mogelijkheden voor regionaal maatwerk, is bij de overgang afgespro- ken dat de provincies zich zullen inspannen om een nieuw, vereenvoudigd stelsel voor natuurbe- heer in te voeren. In nauw overleg met alle betrokkenen (LNV, terreinbeherende organisaties, organisaties van parti- culier en agrarisch natuurbeheer, DLG, DR) is gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw stelsel.
Het nieuwe stelsel gaat uit van een samenspel van alle bij het beheer van het landelijk gebied betrokken partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de natuur(kwaliteit):
• Agrarische natuurbeheerders (ondernemers en particulieren, die natuurbeheer uitoefenen op gronden met een landbouwkundig gebruik);
• Terreinbeherende organisaties (TBO's: stichtingen en verenigingen, die professioneel natuur- beheer als hoofddoel hebben, zoals Natuurmonumenten, de Provinciale Landschappen en Staatsbosbeheer);
• Natuurbeheerders niet zijnde TBO's (particulieren, stichtingen, gemeenten, etc. die natuurter- reinen beheren).
In het nieuwe stelsel wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer van bestaande (agrarische ) natuur en kwaliteitsimpulsen. De subsidie voor het beheer van de (agrarische) natuur wordt via de nieuwe Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen direct geregeld tussen beheer- der en provincie. Die - op een IPO model gebaseerde- regeling komt in de plaats van de huidige PSN en PSAN.
De kwaliteitsimpulsen (inrichting, zware kwaliteitsinvesteringen en functieverandering) verlopen via het gebiedsgerichte proces en worden volgens de ILG systematiek gefinancierd via de provinciale Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998 en de Uitvoeringsregeling subsidies inrich- ting landelijk gebied 2006. Daarom wordt het budget voor inrichting en functieverandering uit het huidige Programma Beheer ook toegevoegd aan het integrale ILG-budget onder het pMJP. De aanvragen voor subsidies voor inrichting en functieverandering worden door de provincie ge- toetst aan het brede pMJP en de doelen in het natuurbeheerplan. Dat plan stellen Gedeputeerde Staten op basis van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen vast. In dat plan wordt niet alleen aangegeven welk beheer mogelijk is van bestaande natuur en agrarische natuur, maar wordt ook bepaald waar nog nieuwe natuur of agrarische natuur en landschapselementen aangelegd moeten worden of waar nog een kwaliteitsimpuls moet plaatsvinden. De onderhavige subsidieregeling is op een IPO model gebaseerd en maakt onderdeel uit van de Uitvoeringsregeling subsidies inrichting landelijk gebied 2006. Alle daarin opgenomen bepalingen zijn op de subsidieverlening van toepassing, voor zover deze in de onderhavige subsidieregeling niet nader worden geregeld.
Deze subsidieregeling regelt twee subsidievormen: de investeringssubsidie en de subsidie func- tieverandering.
Investeringssubsidie Er kan subsidie worden verleend voor inrichtingsprojecten ten behoeve van: omzetting van land- bouwgrond naar natuur, herstel en behoud van bestaande natuur en landschap, kwaliteitsverbete- ring van bestaande natuur en voor de aanleg van landschapselementen. Aanvragen kunnen wor- den ingediend door beheerders (TBO’s, agrariër en particulier) die landbouwgrond, natuurgrond en/of landschapselementen in eigendom of erfpacht (>25 jaar) hebben. Dit geldt ook voor Staats- bosbeheer. De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, Defensie, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein, gemeenten en provincies zijn uitgesloten van deze subsidie. De subsidie bedraagt maximaal 95% van de subsidiabele kosten.
Subsidie voor functieverandering
Subsidie voor functieverandering wordt verleend voor percelen die worden omgezet van land- bouwgrond tot grond met de in het natuurbeheerplan aangegeven natuurdoelen. Tevens is het mogelijk subsidie te verkrijgen voor landbouwgrond waarop een landschapsbeheertype wordt aangelegd. De ondergrond van het landschapsbeheertype kan na aanleg van het landschapsbe- heertype niet meer landbouwkundig worden gebruikt en wordt dus definitief uit productie geno- men.
Provincies geven een vergoeding voor de waardevermindering die optreedt door deze functiever- andering. Aanvragen kunnen worden ingediend door eigenaren (agrariër en particulier) van land- bouwgrond.
De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, de rijksoverheid (Defensie, SBB, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein), provincies en gemeenten zijn uitgesloten van deze subsidie.
De subsidie wordt, binnen de staatssteunregels, gegeven als vergoeding van de waardeverminde- ring van de grond door de omvorming van landbouwgrond naar natuurgrond of de aanleg van een landschapsbeheertype op landbouwgrond. Om de waardevermindering te bepalen wordt een taxa- tie uitgevoerd om te bepalen wat de huidige waarde van de landbouwgrond is. De restwaarde als natuurgrond is moeilijk te bepalen, zodat wordt aangenomen dat deze 15% is van de huidige waarde. Het verschil in waarde, zijnde 85% wordt als subsidie uitbetaald. Met de beheerder wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zor- gen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.
Evenals bij de Subsidieregeling natuur en landschapsbeheer Groningen gelden soms lichtere ver- plichtingen voor gecertificeerde beheerders. Zij kunnen subsidie aanvragen op programmaniveau in plaats van op projectniveau. Dat betekent dat zij voor verschillende terreinen voor verschillende doelen een gecombineerde aanvraag kunnen indienen.
Met deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om voor gecertificeerde begunstigden te werken met programmafinanciering. Op basis van een projectenlijst waarop meerdere projecten staan, kunnen financiële meevallers bij een project worden gebruikt voor het uitvoeren van projecten die aangevraagd, beoordeeld en goedgekeurd zijn, maar waarvoor (nog) geen budgetruimte is. Zo- lang dit niet leidt tot budgetoverschrijding kan hierin worden geschoven. Dit zorgt voor een optima- le uitputting van de beschikbare middelen.
Hier wordt aangesloten bij het natuurbeheerplan dat Gedeputeerde Staten in het kader van de Subsidieregeling natuur en landschapsbeheer Groningen vaststellen. In dit plan wordt een beheer- type-kaart opgenomen die regelt waar men voor welke beheertypen beheervergoeding kan aan- vragen. Deze beheertype-kaart gaat uit van de bestaande situatie. In het natuurbeheerplan wordt ook een ambitiekaart opgenomen. Deze ambitiekaart gaat uit van de kwalitatief gewenste situatie. Zo wordt duidelijk gemaakt waar nog nieuwe natuur aangelegd moet worden of waar nog een kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden. Deze ambitiekaart vormt de basis voor subsidieverlening op basis van de onderhavige regeling. Met deze bepaling wordt de rechtsbasis voor vaststelling van deze ambitiekaart geregeld. In principe bestaat de investeringsopgave uit het kwaliteitsverschil tussen de aanduiding op de beheertype-kaart en de aanduiding op de ambitiekaart.
Sub b wordt gedoeld op de situatie dat op een perceel reeds het gewenste beheertype overeen- komstig het natuurbeheerplan aanwezig is, maar dat dit beheertype nog niet het gewenste kwali- teitsniveau heeft. Via een investeringssubsidie kan het kwaliteitsniveau worden verhoogd. Sub c betreft de situatie dat er op het perceel al natuur aanwezig is, maar dat de aanwezige na- tuur niet het gewenste natuurbeheertype is. Via een investeringssubsidie kan de bestaande natuur dan worden omgezet naar het gewenste natuurbeheertype.
Dit artikel regelt aan wie een investeringssubsidie kan worden verstrekt. Als begunstigden gelden diegenen die zeggenschap hebben over het perceel. Dat zijn in eerste instantie de eigenaren, waarbij niet is bepaald hoe lang de eigenaar zeggenschap moet hebben. Wel moet hij van het moment van aanvraag tot het moment van de beschikking eigenaar zijn. Dit laat de mogelijkheid open dat de eigenaar het terrein daarna verkoopt of in erfpacht uitgeeft. Voor erfpachters geldt wel de eis dat zij gedurende 25 jaar een erfpachtovereenkomst moeten hebben. Hiermee wordt veilig- gesteld dat de erfpachter gedurende een voldoende lange periode zeggenschap heeft.
In lid 4 is bepaald dat begunstigden op basis van de Landinrichtingswet een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie dienen te overleggen. Zij beheren het perceel namelijk op grond van een plan van tijdelijk gebruik. Een dergelijk plan moet echter jaarlijks worden gemaakt. Op het moment van aanvragen staat (juridisch) nog niet vast dat zij later ook daadwerkelijk het eigendom verkrijgen. Met het toevoegen van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie wordt dit voldoende afgedekt. Op zich geldt dit ook met betrekking tot de landinrichting die plaatsvindt op basis van de Wilg (subonderdeel iv). Op basis van de Wilg heeft Gedeputeerde Staten echter de rol van de landinrichtingscommissie overgenomen. Op dat moment is het dus niet meer nodig dat zo’n overeenkomst wordt overlegd, aangezien de subsidieverlener en diegene die zo’n overeen- komst afgeeft een en dezelfde partij zijn.
De onderhavige subsidieregeling gaat niet langer uit van een openstellingsperiode waarbinnen subsidieaanvragen moeten worden ingediend. Gedurende het gehele jaar kunnen aanvragen wor- den ingediend. Om toch te zorgen voor een ijkpunt bij de beoordeling van de aanvraag, wordt uitgegaan van het natuurbeheerplan zoals dat 6 weken voor de datum van de aanvraag is vastge- steld.
In lid 1 worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investe- ringsplan.
Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, etc vallen niet onder lid 2 sub d (recrea- tieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsi- diabel.
Lid 2 geeft onder g aan dat aanschaf van materialen niet subsidiabel is, tenzij de aanschaf nood- zakelijk is voor het treffen van maatregelen bedoeld in het eerste lid. Daarmee gaat het dus om maatregelen die nodig zijn om de inrichting uit te voeren. Het kan daarbij gaan om materialen die nodig zijn voor het aanbrengen van een raster, afvoer van grond en dergelijke.
Sub c is aangegeven dat de functieverandering niet mag dienen tot uitvoering van wettelijke ver- plichtingen of bestaande convenanten, regelingen of afspraken. Daarmee wordt aangeduid dat geen subsidie wordt verleend indien de functieverandering bijvoorbeeld het gevolg is van een be- staande compensatieverplichting voor de Ecologische hoofdstructuur of Boswet.
De waarde die de landbouwgrond op dit moment heeft is eenduidig en onafhankelijk te bepalen door middel van taxatie. Omdat er geen markt is voor natuurgrond is de restwaarde echter niet eenduidig vast te stellen. Daarom is de uitvoeringspraktijk dat van de getaxeerde waarde een per- centage wordt afgehaald om uiteindelijk de restwaarde vast te stellen. Het verschil tussen de waarde van de landbouwgrond en de restwaarde die op die manier ontstaat, is het bedrag wordt vergoed. Op basis van Europese regelgeving is het maximum 85%. Gedeputeerde Staten kunnen het percentage vaststellen op basis van de marktomstandigheden in de provincie.