Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Groningen

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels betreffende de subsidie voor kwaliteitsimpuls natuur en landschap Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Groningen
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels betreffende de subsidie voor kwaliteitsimpuls natuur en landschap Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen
CiteertitelSubsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpSubsidies, Natuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201010-02-2011nieuwe regeling

03-11-2009

Provinciaal blad 2009, 38

A.11

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten

der provincie Groningen;

 

maken bekend dat in hun vergadering van 3 november 2009, nr. A.11, is vastgesteld hetgeen volgt:

 

Bijlage 2 behorende bij en onderdeel uitmakende van de Uitvoeringsregeling subsidies inrichting landelijk gebied 2006

 

Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch beheertype: in bijlage 4, onderdeel A, tweede kolom van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen, opgenomen omschrijving voor een groep agrarische beheer- pakketten die eenzelfde doel hebben;

  • b.

    beheertype: een natuurbeheertype, een agrarisch beheertype en/of een landschapsbeheertype c. gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a of b van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen die beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer respectievelijk certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, afge- geven door of namens GS;

  • d.

    investeringsplan: plan bedoeld in artikel 10;

  • e.

    investeringssubsidie: een investeringssubsidie natuur en landschap bedoeld in artikel 8;

  • f.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeen- schappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • g.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een landbouwactiviteit uitoefent;

  • h.

    landbouwgrond: in de provincie Groningen gelegen stuk grond, waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, niet zijnde een natuurterrein, niet zijnde grond met als functie natuur en niet zijnde grond waarvoor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tus- sen agrarische grond;

  • i.

    landschapsbeheertype: in bijlage 7, onderdeel A, eerste kolom, van de Subsidieregeling na- tuur- en landschapsbeheer Groningen opgenomen omschrijving van een groep landschaps- elementen;

  • j.

    natuurbeheerplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan op basis van hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen;

  • k.

    natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieregeling natuur- en landschaps- beheer Groningen opgenomen soort natuur zoals nader is beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • l.

    natuurkwaliteit: op de beheerkaart van het natuurbeheerplan aangegeven kwaliteitsniveau van het beheertype gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;

  • m.

    natuurterrein: in de provincie Groningen gelegen grond met als functie natuur of grond waar- voor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tussen agrarische grond en grond met als functie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen is begrensd;

  • n.

    terrein: een in de provincie Groningen gelegen gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:

    • i.

      wegen breder dan 5 meter,

    • ii.

      waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter,

    • iii.

      een dubbelsporige spoorlijn, of

    • iv.

      een geëlektrificeerde spoorlijn,

      en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;

  • o.

    subsidie agrarisch natuurbeheer: subsidie voor het uitvoeren van de in bijlage 3, onderdeel B van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen opgenomen agrarische be- heerpakketten op landbouwgrond.

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen verschillende subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende soorten investeringssubsidie bedoeld in artikel 8, voor de subsidie functieverandering bedoeld in artikel 15 of voor categorieën van aanvragers van de bedoelde investeringssubsidie of sub- sidie functieverandering.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinci- aal Blad.

  • 3 Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperio- de bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

  • 1 Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.

  • 2 Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsi- dieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zo- ver op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 3 Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 4 Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste in- diening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

  • 5 Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn lid 1, 2, 3 en 4 van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstel- lingsperiode zijn ontvangen.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen met gecertificeerde begunstigden afspraken maken over meerjarige subsidieplafonds voor elke gecertificeerde begunstigde. Dergelijke afspraken worden vastgelegd in een door Gedeputeerde Staten en de gecertificeerde begunstigde te onderteke- nen overeenkomst. Aanvragen binnen meerjarenovereenkomsten worden behandeld voor zo- ver de aanvragen binnen de in de meerjarenovereenkomst gestelde kaders passen. Lid 2 is op deze aanvragen niet van toepassing.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van inrichtingssubsidies voor Staatsbos- beheer;

  • b.

    rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, be- doeld in de onderdelen a en b.

Artikel 6 (anti-cumulatie)

Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd uit anderen hoofde subsidie is ver- strekt door Gedeputeerde Staten dan wel door andere overheden, waardoor het totaal aan subsi- die voor de betreffende activiteit meer bedraagt:

  • a.

    dan de werkelijke kosten die de activiteiten met zich brengen;

  • b.

    dan de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven of,

  • c.

    dan de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007- 2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze subsidieregeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de Europese maxima te voorkomen.

Hoofdstuk 2 Natuurbeheerplan

Artikel 7 (Natuurbeheerplan)

Gedeputeerde Staten stellen ten behoeve van de uitvoering van deze subsidieregeling een ambi- tiekaart met een topografische ondergrond van 1 : 10.000 vast als onderdeel van het natuurbe- heerplan waarop:

  • a.

    de begrenzing is vastgelegd voor alle bestaande en nog te realiseren natuur;

  • b.

    binnen deze begrenzing de ambitie van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd volgens de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in terreinen die door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende terreinen wijzigen met als doel:

    • a.

      de omzetting van landbouwgrond naar natuurterrein te realiseren

    • b.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbe- heertype

    • c.

      de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype naar een natuurter- rein met een gewenst natuurbeheertype te realiseren.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in landbouwgrond die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een agrarisch beheertype, of de verhoging van de kwaliteit van een bestaand agrarisch beheertype, met als doel voor het gere- aliseerde agrarisch beheertype een subsidie agrarisch natuurbeheer uit te voeren, welke inves- teringen tevens een verhoging van de waarde van de agrarische natuur tot gevolg hebben.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in natuurterreinen en landbouwgrond die tot doel hebben de aanleg en bescherming van een landschapsbeheertype.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor een programma van

    eenmalige investeringen dat is gericht op investeringen in terreinen die één of meer van de in lid 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

  • 1 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 1 kan worden verstrekt aan:

    • a.

      natuurlijke personen of rechtspersonen die zeggenschap hebben over het perceel waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      • i.

        eigendom;

      • ii.

        erfpacht met een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar;

      • iii.

        recht van beklemming;

      • iv.

        artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      • v.

        artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die gold tot 1 januari 2007, mits is voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 189, tweede lid;

    • b.

      een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid van natuurlijke personen of rechtspersonen, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 2 kan worden verstrekt aan natuurlijke per- sonen of rechtspersonen die op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd een landbouwactiviteit uitoefenen krachtens een zakelijk recht dan wel een persoonlijk recht.

  • 3 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 3 kan worden verstrekt aan de personen genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel.

  • 4 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 4 kan worden verstrekt aan een gecertifi- ceerde begunstigde, welke in zijn kwaliteitshandboek het onderdeel projecten heeft opgeno- men en daarvoor mede is gecertificeerd.

  • 5 Het bepaalde in de voorgaande leden geldt voor zover de betrokken begunstigden verder niet zijn uitgesloten op grond van artikel 5.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie

    • b.

      een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft

    • c.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen

    • d.

      de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd.

    • e.

      de motivering voor het treffen van de maatregelen

    • f.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven

    • g.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden

    • h.

      een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd

    • i.

      een gespecificeerde begroting

    • j.

      één of meer topografische kaarten met een schaal van 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, landbouwgrond of landschapsbeheertype waarvoor subsidie wordt aange- vraagd is aangegeven;

  • 2 Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aan- vrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 1, 2 en 3 gaat tevens vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van het perceel of de percelen waarvoor investeringssubsidie wordt aangevraagd en voor zover rele- vant, een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter, indien de aanvrager van de investe- ringssubsidie een ander is dan de eigenaar en, voor zover relevant, de erfpachter van de per- celen waarvoor een investeringssubsidie wordt aangevraagd.

  • 4 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a punt v dient tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

  • 5 In afwijking van lid 1 en 2 gaat een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsi- die als bedoeld in artikel 8 lid 4 vergezeld van:

    • a.

      een lijst van de natuurterreinen, landbouwgronden of landschapsbeheertypen waar de be- doelde investeringen worden verricht;

    • b.

      per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding op wel- ke beheertypen de investeringen betrekking hebben;

    • c.

      per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft;

    • d.

      per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

    • e.

      per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding van de hoogte van de investering;

    • f.

      per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding van de looptijd van de investering en de spreiding van de investering binnen deze looptijd;

    • g.

      één elektronische kaart waarvan Gedeputeerde Staten de technische specificaties nader kunnen aangeven met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein, perceel landbouw- grond of landschapsbeheertype waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 11 (subsidievoorwaarden)

  • 1 Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaar- den:

    • a.

      de betreffende maatregelen in het investeringsplan bedoeld in artikel 10 dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10 lid 1 sub b omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

    • b.

      het op basis van artikel 10 lid 1 sub b omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat uiterlijk 6 weken voor de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

    • c.

      de maatregelen die het investeringsplan beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld onder sub a efficiënt en effectief.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, voorzover het een kwaliteitsverbetering van een landschapsbeheertype inhoudt en als bedoeld in artikel 8 tweede lid en derde lid, enkel worden verleend indien voor het betreffende terrein een bijbehorende subsidie agrarisch natuurbeheer, dan wel een subsidie landschaps- beheer kan worden verleend.

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

De ontvanger van een investeringssubsidie:

  • a.

    realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan;

  • b.

    brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten;

  • c.

    vraagt in de eerst volgende aanvraagperiode voor het betreffende terrein de bijbehorende sub- sidie agrarisch natuurbeheer dan wel de bijbehorende subsidie landschapsbeheer aan, indien het betreft een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 1 sub b voorzover het een kwali- teitsverbetering van een landschapsbeheertype inhoud, of een investeringssubsidie als be- doeld in artikel 8 lid 2 en 3.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)

  • 1 De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan;

    • b.

      maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen

    • c.

      maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding

    • d.

      grondverzet

    • e.

      het plaatsen van een raster

    • f.

      afvoer van grond

    • g.

      de verwijdering van opstallen

    • h.

      de verwijdering van begroeiing en beplanting

    • i.

      maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een terrein, waaronder in ie- der geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden

    • j.

      overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering;

    • k.

      de kosten gemaakt voor het laten opstellen van een accountantsverklaring, indien een der- gelijke verklaring in het kader van de eindverantwoording verplicht is gesteld

  • 2 De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor de bouw van opstallen,;

    • c.

      kosten voor de aanschaf van machines;

    • d.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • e.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • f.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • g.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maat- regelen als bedoeld in het eerste lid

    • h.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak

Artikel 14. (hoogte investeringssubsidie)

  • 1 Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

  • 2 De subsidie is maximaal 95% van de subsidiabele kosten.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen naast het bepaalde in het eerste lid ook een maximum bedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein.

Artikel 16 (begunstigden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van terrein beherende organisaties en voor zover niet uitgezonderd in artikel 5.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

  • 1 De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meer topografische kaarten met een schaal van 1:10.000 waarop de grenzen van het voor subsidie in aanmerking komende terrein is aangegeven, alsmede de in dat terrein gelegen wegen, vaarwegen, water- lopen en paden.

  • 2 Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aan- vrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3 Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

Een subsidie functieverandering kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voor- waarden:

  • a.

    de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond naar natuurterrein of voor de aanleg van een landschapselement op landbouwgrond;

  • b.

    met betrekking tot de landbouwgrond waarvoor subsidie is aangevraagd, bestaat geen aan- spraak op een subsidie agrarisch natuurbeheer;

  • c.

    de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak;

  • d.

    de functieverandering realiseert de doelen in overeenstemming met het natuurbeheerplan zo- als dat uiterlijk 6 weken voor de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold.

  • e.

    de eigenaar van de landbouwgrond, of zijn rechtsvoorgangers, hebben voor de verwerving van de betreffende landbouwgrond geen subsidie ontvangen;

Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)

De subsidie functieverandering wordt verleend onder de voorwaarde dat:

  • 1.

    binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening een overeenkomst tussen degene aan wie de grond toebehoort en de provincie Groningen tot stand komt waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken beheertype op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

    • b.

      dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder al- gemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechtshebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

  • 2.

    de overeenkomst, bedoeld in lid 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;

  • 3.

    de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening met het Natio- naal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;

    • b.

      de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen;

    • c.

      betaling als bedoeld onder sub b zal plaatsvinden nadat de overeenkomst als bedoeld in lid 3 is getekend door beide partijen en nadat het Nationaal Groenfonds hiertoe van Gedepu- teerde Staten opdracht heeft ontvangen.

Artikel 20 (subsidiabele kosten/hoogte subsidie functieverandering)

  • 1 De subsidie functieverandering wordt bepaald aan de hand van het bedrag waarmee het ter- rein als gevolg van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein in waarde daalt.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxa- tie.

  • 3 De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door Dienst Landelijk Gebied. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waar- de in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.

  • 4 De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in arti- kel 19 lid 2, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid komen voor rekening van de provincie.

Artikel 21 (subsidievaststelling)

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen binnen 10 weken na de datum waarop de overeenkomst als be- doeld in artikel 19 lid 1 is ingeschreven in de openbare registers de subsidie vast.

  • 2 De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste 10 weken worden ver- daagd.

Artikel 22 (betaling)

  • 1 Na subsidievaststelling zullen Gedeputeerde Staten aan het Nationaal Groenfonds de opdracht geven over te gaan tot uitbetaling van het subsidiebedrag. Betaling vindt plaats uiterlijk 8 we- ken nadat deze opdracht is verstrekt.

  • 2 Indien op het moment van de opdrachtverstrekking de overeenkomst als bedoeld in artikel 19 lid 3 nog niet is ondertekend, vindt de betaling plaats uiterlijk 8 weken na ondertekening van de betrokken overeenkomst.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 (geen toepassing hardheidsclausule)

Gedeputeerde Staten zullen voor toepassing van deze subsidieregeling geen gebruik maken van de bevoegdheid als omschreven in artikel 22 van de Uitvoeringsregeling subsidies inrichting lan- delijk gebied 2006.

Artikel 24 (toepasselijk kader)

Voor zover in deze subsidieregeling niet nader is bepaald, zijn de bepalingen in de Uitvoeringsre- geling subsidies inrichting landelijk gebied 2006 op de subsidieverlening en vaststelling van toe- passing.

Artikel 25 (in werking treding)

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 26 (citeertitel)

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en land- schap Groningen.

Ondertekening

Groningen, 3 november 2009.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd:

 

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

Toelichting

Algemeen

Bij de decentralisatie van Programma Beheer als onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG per 1 januari 2007 hebben de provincies twee subsidieregelingen vastgesteld: de Pro- vinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) en de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Na- tuurbeheer (PSAN). Deze provinciale regelingen waren de opvolgers van de tot dan geldende rijks subsidieregelingen voor natuurbeheer (SN) en agrarisch natuurbeheer (SAN) en daar ook in be- langrijke mate op gebaseerd. Omdat die regelingen werden ervaren als ingewikkeld, rigide en gedetailleerd met te weinig mogelijkheden voor regionaal maatwerk, is bij de overgang afgespro- ken dat de provincies zich zullen inspannen om een nieuw, vereenvoudigd stelsel voor natuurbe- heer in te voeren. In nauw overleg met alle betrokkenen (LNV, terreinbeherende organisaties, organisaties van parti- culier en agrarisch natuurbeheer, DLG, DR) is gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw stelsel.

Het nieuwe stelsel gaat uit van een samenspel van alle bij het beheer van het landelijk gebied betrokken partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de natuur(kwaliteit):

• Agrarische natuurbeheerders (ondernemers en particulieren, die natuurbeheer uitoefenen op gronden met een landbouwkundig gebruik);

• Terreinbeherende organisaties (TBO's: stichtingen en verenigingen, die professioneel natuur- beheer als hoofddoel hebben, zoals Natuurmonumenten, de Provinciale Landschappen en Staatsbosbeheer);

• Natuurbeheerders niet zijnde TBO's (particulieren, stichtingen, gemeenten, etc. die natuurter- reinen beheren).

 

In het nieuwe stelsel wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer van bestaande (agrarische ) natuur en kwaliteitsimpulsen. De subsidie voor het beheer van de (agrarische) natuur wordt via de nieuwe Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen direct geregeld tussen beheer- der en provincie. Die - op een IPO model gebaseerde- regeling komt in de plaats van de huidige PSN en PSAN.

 

De kwaliteitsimpulsen (inrichting, zware kwaliteitsinvesteringen en functieverandering) verlopen via het gebiedsgerichte proces en worden volgens de ILG systematiek gefinancierd via de provinciale Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998 en de Uitvoeringsregeling subsidies inrich- ting landelijk gebied 2006. Daarom wordt het budget voor inrichting en functieverandering uit het huidige Programma Beheer ook toegevoegd aan het integrale ILG-budget onder het pMJP. De aanvragen voor subsidies voor inrichting en functieverandering worden door de provincie ge- toetst aan het brede pMJP en de doelen in het natuurbeheerplan. Dat plan stellen Gedeputeerde Staten op basis van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen vast. In dat plan wordt niet alleen aangegeven welk beheer mogelijk is van bestaande natuur en agrarische natuur, maar wordt ook bepaald waar nog nieuwe natuur of agrarische natuur en landschapselementen aangelegd moeten worden of waar nog een kwaliteitsimpuls moet plaatsvinden. De onderhavige subsidieregeling is op een IPO model gebaseerd en maakt onderdeel uit van de Uitvoeringsregeling subsidies inrichting landelijk gebied 2006. Alle daarin opgenomen bepalingen zijn op de subsidieverlening van toepassing, voor zover deze in de onderhavige subsidieregeling niet nader worden geregeld.

 

 

Deze subsidieregeling regelt twee subsidievormen: de investeringssubsidie en de subsidie func- tieverandering.

 

Investeringssubsidie Er kan subsidie worden verleend voor inrichtingsprojecten ten behoeve van: omzetting van land- bouwgrond naar natuur, herstel en behoud van bestaande natuur en landschap, kwaliteitsverbete- ring van bestaande natuur en voor de aanleg van landschapselementen. Aanvragen kunnen wor- den ingediend door beheerders (TBO’s, agrariër en particulier) die landbouwgrond, natuurgrond en/of landschapselementen in eigendom of erfpacht (>25 jaar) hebben. Dit geldt ook voor Staats- bosbeheer. De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, Defensie, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein, gemeenten en provincies zijn uitgesloten van deze subsidie. De subsidie bedraagt maximaal 95% van de subsidiabele kosten.

 

Subsidie voor functieverandering

Subsidie voor functieverandering wordt verleend voor percelen die worden omgezet van land- bouwgrond tot grond met de in het natuurbeheerplan aangegeven natuurdoelen. Tevens is het mogelijk subsidie te verkrijgen voor landbouwgrond waarop een landschapsbeheertype wordt aangelegd. De ondergrond van het landschapsbeheertype kan na aanleg van het landschapsbe- heertype niet meer landbouwkundig worden gebruikt en wordt dus definitief uit productie geno- men.

 

Provincies geven een vergoeding voor de waardevermindering die optreedt door deze functiever- andering. Aanvragen kunnen worden ingediend door eigenaren (agrariër en particulier) van land- bouwgrond.

 

De waterleidingmaatschappijen, waterschappen, de rijksoverheid (Defensie, SBB, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein), provincies en gemeenten zijn uitgesloten van deze subsidie.

 

De subsidie wordt, binnen de staatssteunregels, gegeven als vergoeding van de waardeverminde- ring van de grond door de omvorming van landbouwgrond naar natuurgrond of de aanleg van een landschapsbeheertype op landbouwgrond. Om de waardevermindering te bepalen wordt een taxa- tie uitgevoerd om te bepalen wat de huidige waarde van de landbouwgrond is. De restwaarde als natuurgrond is moeilijk te bepalen, zodat wordt aangenomen dat deze 15% is van de huidige waarde. Het verschil in waarde, zijnde 85% wordt als subsidie uitbetaald. Met de beheerder wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zor- gen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.

Gecertificeerde beheerders

Evenals bij de Subsidieregeling natuur en landschapsbeheer Groningen gelden soms lichtere ver- plichtingen voor gecertificeerde beheerders. Zij kunnen subsidie aanvragen op programmaniveau in plaats van op projectniveau. Dat betekent dat zij voor verschillende terreinen voor verschillende doelen een gecombineerde aanvraag kunnen indienen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 3 lid 6

Met deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om voor gecertificeerde begunstigden te werken met programmafinanciering. Op basis van een projectenlijst waarop meerdere projecten staan, kunnen financiële meevallers bij een project worden gebruikt voor het uitvoeren van projecten die aangevraagd, beoordeeld en goedgekeurd zijn, maar waarvoor (nog) geen budgetruimte is. Zo- lang dit niet leidt tot budgetoverschrijding kan hierin worden geschoven. Dit zorgt voor een optima- le uitputting van de beschikbare middelen.

 

Artikel 7

Hier wordt aangesloten bij het natuurbeheerplan dat Gedeputeerde Staten in het kader van de Subsidieregeling natuur en landschapsbeheer Groningen vaststellen. In dit plan wordt een beheer- type-kaart opgenomen die regelt waar men voor welke beheertypen beheervergoeding kan aan- vragen. Deze beheertype-kaart gaat uit van de bestaande situatie. In het natuurbeheerplan wordt ook een ambitiekaart opgenomen. Deze ambitiekaart gaat uit van de kwalitatief gewenste situatie. Zo wordt duidelijk gemaakt waar nog nieuwe natuur aangelegd moet worden of waar nog een kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden. Deze ambitiekaart vormt de basis voor subsidieverlening op basis van de onderhavige regeling. Met deze bepaling wordt de rechtsbasis voor vaststelling van deze ambitiekaart geregeld. In principe bestaat de investeringsopgave uit het kwaliteitsverschil tussen de aanduiding op de beheertype-kaart en de aanduiding op de ambitiekaart.

 

Artikel 8 lid 1

Sub b wordt gedoeld op de situatie dat op een perceel reeds het gewenste beheertype overeen- komstig het natuurbeheerplan aanwezig is, maar dat dit beheertype nog niet het gewenste kwali- teitsniveau heeft. Via een investeringssubsidie kan het kwaliteitsniveau worden verhoogd. Sub c betreft de situatie dat er op het perceel al natuur aanwezig is, maar dat de aanwezige na- tuur niet het gewenste natuurbeheertype is. Via een investeringssubsidie kan de bestaande natuur dan worden omgezet naar het gewenste natuurbeheertype.

 

Artikel 9

Dit artikel regelt aan wie een investeringssubsidie kan worden verstrekt. Als begunstigden gelden diegenen die zeggenschap hebben over het perceel. Dat zijn in eerste instantie de eigenaren, waarbij niet is bepaald hoe lang de eigenaar zeggenschap moet hebben. Wel moet hij van het moment van aanvraag tot het moment van de beschikking eigenaar zijn. Dit laat de mogelijkheid open dat de eigenaar het terrein daarna verkoopt of in erfpacht uitgeeft. Voor erfpachters geldt wel de eis dat zij gedurende 25 jaar een erfpachtovereenkomst moeten hebben. Hiermee wordt veilig- gesteld dat de erfpachter gedurende een voldoende lange periode zeggenschap heeft.

 

Artikel 10

In lid 4 is bepaald dat begunstigden op basis van de Landinrichtingswet een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie dienen te overleggen. Zij beheren het perceel namelijk op grond van een plan van tijdelijk gebruik. Een dergelijk plan moet echter jaarlijks worden gemaakt. Op het moment van aanvragen staat (juridisch) nog niet vast dat zij later ook daadwerkelijk het eigendom verkrijgen. Met het toevoegen van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie wordt dit voldoende afgedekt. Op zich geldt dit ook met betrekking tot de landinrichting die plaatsvindt op basis van de Wilg (subonderdeel iv). Op basis van de Wilg heeft Gedeputeerde Staten echter de rol van de landinrichtingscommissie overgenomen. Op dat moment is het dus niet meer nodig dat zo’n overeenkomst wordt overlegd, aangezien de subsidieverlener en diegene die zo’n overeen- komst afgeeft een en dezelfde partij zijn.

 

Artikel 11

De onderhavige subsidieregeling gaat niet langer uit van een openstellingsperiode waarbinnen subsidieaanvragen moeten worden ingediend. Gedurende het gehele jaar kunnen aanvragen wor- den ingediend. Om toch te zorgen voor een ijkpunt bij de beoordeling van de aanvraag, wordt uitgegaan van het natuurbeheerplan zoals dat 6 weken voor de datum van de aanvraag is vastge- steld.

 

Artikel 13

In lid 1 worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investe- ringsplan.

 

Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, etc vallen niet onder lid 2 sub d (recrea- tieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsi- diabel.

 

Lid 2 geeft onder g aan dat aanschaf van materialen niet subsidiabel is, tenzij de aanschaf nood- zakelijk is voor het treffen van maatregelen bedoeld in het eerste lid. Daarmee gaat het dus om maatregelen die nodig zijn om de inrichting uit te voeren. Het kan daarbij gaan om materialen die nodig zijn voor het aanbrengen van een raster, afvoer van grond en dergelijke.

 

Artikel 18

Sub c is aangegeven dat de functieverandering niet mag dienen tot uitvoering van wettelijke ver- plichtingen of bestaande convenanten, regelingen of afspraken. Daarmee wordt aangeduid dat geen subsidie wordt verleend indien de functieverandering bijvoorbeeld het gevolg is van een be- staande compensatieverplichting voor de Ecologische hoofdstructuur of Boswet.

 

Artikel 20

De waarde die de landbouwgrond op dit moment heeft is eenduidig en onafhankelijk te bepalen door middel van taxatie. Omdat er geen markt is voor natuurgrond is de restwaarde echter niet eenduidig vast te stellen. Daarom is de uitvoeringspraktijk dat van de getaxeerde waarde een per- centage wordt afgehaald om uiteindelijk de restwaarde vast te stellen. Het verschil tussen de waarde van de landbouwgrond en de restwaarde die op die manier ontstaat, is het bedrag wordt vergoed. Op basis van Europese regelgeving is het maximum 85%. Gedeputeerde Staten kunnen het percentage vaststellen op basis van de marktomstandigheden in de provincie.